‘De God van Israel IS God’ (Genesis 33)

Plassend paard in de Golan

Op de zondag geen profane boodschappen. Dan lezen we uit de Heilige Schrift, Het Boek zonder welke er geen Westerse cultuur was geweest.

In de Genesis-cyclus zijn we inmiddels bij de avonturen van Jacob beland, de ‘bedrieger’, net als Jacco van den Brink, iemand die je geliefde valse streken flikt onder de vlag van ‘goede bedoelingen’…

Vandaag zien we hoe de zonen van Jacob naar het aartje van vaartje iemand er in luizen, die hun zuster aanrandde.

Maar eerst richt Jacob een altaar op in het land dat hij van deze mensen kocht, en hij claimt dat alleen zijn god ‘God’ is. Terwijl zijn familie nog allerlei andere ‘goden’ bij zich droeg, zoals Genesis vermeldt.

Paulus de Boskabouter en Tinkerbel op De Dam. Ik zou een sekteleider zijn onder wiens kwalijke invloed mijn geliefde door staatsagressie zou moeten worden weggehaald. Terwijl wij van elkaar houden..

Ezau veel menselijker
In Genesis 33 lezen we hoe de door Jacob bedrogen broer Ezau (Edom), die met de harige armen eigenlijk veel grootmoediger en meer ethisch is dan de altijd vals spelende Jacob, het moederskindje van Rachel met z’n vrouwenarmpjes en baantje bij de overheid.

Die laatste komt schoorvoetend zijn twee-eiige tweelingbroer tegemoet, in de verwachting dat Ezau wraak zal willen nemen.

Jacob laat vooraf een soort losprijs in de vorm van bezit en vee naar hem toesturen door zijn personeel. Hij gaat zelf dus niet als eerste, de lafbek. Maar Ezau blijkt Jacco een Veilig Thuis te willen bieden:

Toen sloeg Jakob zijn ogen op en zag, en zie, daar kwam Ezau, met vierhonderd man bij zich. Hij verdeelde zijn kinderen over Lea, Rachel en zijn beide slavinnen.

Hij zette de slavinnen en hun kinderen vooraan, Lea en haar kinderen daarachter en Rachel en Jozef daar weer achter, terwijl hij zelf vóór hen uit ging en zich zeven keer ter aarde neerboog, totdat hij bij zijn broer gekomen was.

Maar Ezau snelde hem tegemoet, omarmde hem, viel hem om de hals en kuste hem en zij huilden.

De Abdij

Smartengeld aanvaarden
Ezau aanvaardt na lang aandringen van Jacob zijn geschenk om het goed te maken, twintigduizend euro smartengeld, althans: omgerekend naar de valuta van die tijd, kleinvee, geiten en schapen.

Wanneer ik heel eerlijk ben en een persoonlijke noot mag toevoegen: dat is Jacco ook zijn schoonzus als smartengeld verschuldigd voor de streken die hij geflikt heeft.

Ezau wil dan Jacob graag verder ondersteunen op zijn vlucht naar het buitenland, zand er over maar Jacob staat er op dat hij zijn eigen weg kan gaan. Hier zien we hoe de naam voor ‘Sukkoth’, loofhuttenfeest voor het eerst verschijnt:

Zo ging Ezau die dag zijns weegs, terug naar Seïr. Maar Jakob trok naar Sukkoth. En hij bouwde een huis voor zichzelf en maakte hutten voor zijn vee. Daarom gaf hij die plaats de naam Sukkoth.

Jakob kwam veilig aan bij de stad Sichem, die in het land Kanaän ligt, nadat hij uit Paddan-Aram gekomen was; en in het zicht van die stad zette hij zijn tenten op.

Hij kocht het stuk land waarop hij zijn tent gezet had voor honderd geldstukken van de zonen van Hemor, de vader van Sichem. Hij richtte daar een altaar op en gaf het de naam: De God van Israël is God.

Dus wat is de claim die de tot ‘Isra-el’ hernoemde Jacob hier doet? Mijn god die mij Isra-el noemde is DE God. Zoals een fan van Ajax ook van Ajax zou zeggen dat dit de enige echte godenzonen zijn.

Hoera jubelen de Dr Mengeles bij Science over een medisch massa-experiment in ‘Het Beloofde Land’ waar mensen als laboratoriumdieren worden gebruikt

‘Want zoiets doet men niet’
Het neerzetten van dat altaar in Kanaan, en de claim ‘alleen onze God is God’ daarbij, die kun je ook in militair perspectief zien. Later zullen de afstammelingen van Jacob dat land Kanaan immers via genocide innemen.

Nu mogen Jacob en zijn nageslacht zich al niet etnisch mengen met de Kanaanieten.

Terwijl Ezau wel twee vrouwen uit hun midden nam, en zo werd geportretteerd als iemand die niet bij God (Israel) in de gunst stond. Die Ezau mengde met de ‘Untermenschen’ – de rond hen levende Kanaanieten.

Die mochten later in de Bijbel allen uitgeroeid worden uit naam van Gott Mit Uns.. een godsbevel. (in Bijbelboek Jozua)

Mijn door de Israelische overheid betaalde hotel in Eilat, Israel

In Genesis 34 mag Jacob met zijn zonen de inwoners van Kanaan ook een streek flikken, met als excuus dat zijn dochter Dina was aangerand, de dochter van Lea. Want ‘zoiets doet men niet’…

Je mag wel seksslavinnen inzetten om kinderen bij te fokken, maar iemand die een meisje drogeert/verleidt, er mee sekst en er vervolgens verliefd op wordt, zodat hij ermee wil trouwen: schande..

Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard had, trok eropuit om bij de meisjes van dat land te gaan kijken.
En Sichem, de zoon van de Heviet Hemor, de vorst van het land, zag haar; hij greep haar en sliep met haar; hij verkrachtte haar.

Maar zijn hart raakte aan Dina, de dochter van Jakob, gehecht; hij had het meisje lief en sprak naar het hart van het meisje.

Daarom zei Sichem tegen zijn vader Hemor: Neem dit meisje voor mij tot vrouw.

Jakob had gehoord dat Sichem zijn dochter Dina onteerd had, maar zijn zonen waren bij het vee in het veld. Daarom zweeg Jakob totdat zij thuiskwamen.

Hemor, de vader van Sichem, ging de stad uit naar Jakob om met hem te spreken.

De zonen van Jakob kwamen van het veld zodra ze het hoorden. De mannen voelden zich gekwetst en ontstaken in hevige woede, omdat hij een schandelijke daad in Israël had begaan door met Jakobs dochter te slapen, want zoiets doet men niet.

In Eilat Mijn rug verscheen nog in de Frankfurter Allgemeine bij een snoepreisje in Eilat, betaald door Israel

Allemaal met pijn in de piemel
Hemor wil het met Jacov goedmaken, hem gunstig stemmen door de daad van de onbezonnen jongeling in een fatsoenlijke overeenkomst om te zetten: een huwelijk tussen Dina en Sichem. Omgekeerd biedt hij Jacob en zijn familie aan dat zij ook van hem dochters mogen huwen, zodat er via familierelaties een goede band zal ontstaan.

Jacob lijkt met Hemor akkoord te gaan, onder 1 voorwaarde die ‘de zonen van Jacob’ hem briefen, ‘op bedrieglijke wijze’ zoals de Bijbel meldt. Zijn familie zal zich pas met die van Hemor mengen, nadat ze allemaal hun voorhuiden besneden hebben.

Daarmee gaat Hemor akkoord, zodat alles dat mannelijk is de volgende dag met helse pijnen in de piemel op apegapen ligt. En dan kunnen ‘de zonen van Jacob’ onverhoeds toeslaan:

Het gebeurde op de derde dag, toen zij pijn leden, dat twee zonen van Jakob, Simeon en Levi, broers van Dina, ieder hun zwaard namen, brutaalweg de stad overvielen en al wie mannelijk was, doodden.

Zij doodden ook Hemor en zijn zoon Sichem met de scherpte van het zwaard, namen Dina uit Sichems huis mee en gingen weg.

Zoiets doet men wel, in Israel…

Vogelaars bij Israelische begraafplaats

Dus terwijl ze hun goedgelovige tegenstanders zichzelf lieten mutileren, zodat die door piemelpijn geveld zijn slaan de zonen van Jacob toe.

De zonen van Jakob kwamen op de gesneuvelden af en plunderden de stad, omdat zij hun zuster onteerd hadden.
Hun kleinvee, hun runderen en hun ezels, en alles wat in de stad en wat op het veld was, namen zij mee.

En al hun vermogen roofden zij, en al hun kleine kinderen en hun vrouwen voerden zij als gevangenen weg. Zij plunderden hen, en al wat in de huizen was, namen zij mee.

Zoiets doet men blijkbaar wel, in Israel…

Toen zei Jakob tegen Simeon en tegen Levi: Jullie hebben mij in het ongeluk gestort door mij in een kwade reuk te brengen bij de inwoners van dit land, bij de Kanaänieten en de Ferezieten, terwijl ik maar met weinig mensen ben.

Als zij gezamenlijk tegen mij optrekken, zullen zij mij verslaan en zal ik weggevaagd worden, ik en mijn huis.

Maar zij zeiden: Mocht hij dan onze zuster als een hoer behandelen?

..De Israelische Alpen: Mount Hermon

JHWH, een streekproduct uit Israel
Het is dus niet uit ethische overwegingen dat Jacob afkeurt dat zijn zonen met overheidspersoneel hele dorpen uitmoorden, om wat 1 man uit hun midden bij hun zuster deed. Maar uit tactische overwegingen.

Vervolgens helpt de God van Israel, Jacob in Genesis 35 vluchten naar de plaats Beth-El. Daar waar Jacob Engelen had gezien in een droom slapende op een steen..

God biedt Jacob rugdekking door zijn potentiele achtervolgers met ‘Verschrikking’ een handicap te geven. Wat die verschrikking is wordt niet nader vermeld in Genesis.

In die passage blijkt Jacob te weten dat zijn eigen familie nog gewoon andere goden aanbidt, ‘afgodsbeeldjes’ heeft. Tot voor hij moet vluchten en God moet aanroepen, sloeg hij daar blijkbaar geen acht op. Alsof het pas wat ging uitmaken, toen hij Goddelijke hulp nodig had.

Wij Friezen zijn met de Urkers een uitverkoren Bijbels volk…

Of ze dus al monotheisten waren is onwaarschijnlijk. Alle stammen hadden eigen goden, streekgoden, verbonden aan het land, de natuur enzovoort. Je hebt streekgoden, zoals je ook streekproducten hebt. Worden die goden populair en gaan ze mondiaal, dan houden ze op streekproduct te zijn.

Uiteindelijk is Heineken bier ook als Amsterdams streekproduct begonnen, en het is nog steeds een streekproduct uit Zoeterwoude. Een ‘streekproduct’ kun je dus ook zien als een product dat nog weinig succes had op de wereldmarkt.

Zo’n biertje waarbij de brouwer met zijn vrouw samen nog de etiketten op de flesjes plakt.

Bij goden lijkt dat niet anders te zijn, een kwestie van goede marketing. Wie aanbidt er bij goed verstand nog Donar of Wodan? JHWH had De Bijbel achter zich als marketingboek.

Zodat Hij mondiaal succes kreeg en Zijn Bijbel het meest gelezen boek ter wereld werd. Zo kun je JHWH zien als een Israelisch streekproduct, waarbij Zijn marketeers de concurrentie opruimden tot Hij een Monopolie kreeg.

Al even machtige Bijbel

Opruiming onder de goden
Het is niet zo dat de leden van de stam van Jacob dus strikte monotheisten waren. Maar ze hielden goden-opruiming, dumpten wat streekgoden van hun eerdere woonplaatsen in de hoop op lijfsbehoud. Ze gokten op ‘God’ en kwamen gunstig uit de strijd.

Dit nadat stamleden de mensen rondom zich tegen zich hadden opgezet. En dat zien we in Genesis 35 gebeuren:

Daarna zei God tegen Jakob: Sta op, ga naar Bethel en ga daar wonen en maak daar een altaar voor de God Die aan u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broer Ezau. (de Jacobsladder-scene RZ)

De typering ‘de God Die aan u is verschenen’ door hun enige God, wekt de suggestie dat JHWH weet dat hij concurrentie heeft.

Toen zei Jakob tegen zijn huisgezin en tegen allen die bij hem waren: Doe de vreemde goden die in uw midden zijn, van u weg. Reinig u en verwissel uw kleren.

Laten wij opstaan en naar Bethel gaan. Ik zal daar een altaar maken voor de God Die mij antwoordde op de dag toen ik in nood was, en Die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben.

Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die ze bij zich hadden, en de ringen die ze in de oren droegen. En Jakob verborg ze onder de eik die bij Sichem staat.

Daarop braken zij op. Gods verschrikking lag over de steden die hen omringden, zodat zij de zonen van Jakob niet achtervolgden.

Zo kwam Jakob in Luz, dat in het land Kanaän ligt – het tegenwoordige Bethel – hij en al het volk dat bij hem was.

Vervolgens komen we nog twee herhalingen van eerdere Genesis-passages tegen. Jacob noemt de plaats nog eens El-Bethel en bouwt daar nogmaals een altaar, alsof de Bijbelschrijver er vanuit gaat dat zijn lezers dat vergeten waren:

Hij bouwde daar een altaar en noemde die plaats El Bethel, want God had Zich daar aan hem geopenbaard, toen hij voor zijn broer vluchtte.

De Bijbel uitgebeeld in Godlinze

De God niet nog niet vergeeft maar wel vergeet
God noemt Jacob nogmaals Israel, alsof Jacob dat na de eerste keer (na het worstelen met God) al vergeten was. Terwijl je een hele nacht worstelen met de Almachtige toch niet licht zal vergeten.

En God verscheen opnieuw aan Jakob, nadat hij uit Paddan-Aram gekomen was, en Hij zegende hem. God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël.

Alsof die plaats dan niet al vaak genoeg opnieuw Bethel is genoemd, noemt Jacob die plaats met gedenksteen na een plengoffer opnieuw Bethel, voor de derde maal in Genesis. Nadat God Zelf hem al had opgedragen naar Bethel te gaan, moet die plaats dus opnieuw Bethel gedoopt worden:

Toen voer God op, bij hem vandaan, van de plaats waar Hij met hem gesproken had. Jakob richtte op de plaats waar God met hem gesproken had een gedenkteken op, een stenen gedenkteken. Hij goot er een plengoffer over uit en goot er olie over.

En Jakob gaf de plaats waar God met hem gesproken had, de naam Bethel.

Met een Neder-Saksische uitspraak uit de Bijbel: alles het sien Tiet (Prediker 3)

Vergeten maar niet vergeven
Je kunt in dit verhaal ook een ‘andere versie’ zien van een zelfde verhaal, dat vervolgens in Genesis twee maal in andere versie is vetrteld: hoe kwam Jacob aan de naam ‘Israel’…

We zien dat zelfde immers al bij David die door Koning Saul vervolgd wordt, nadat Saul bij God uit de gratie raakte. Dan heb je ook twee versies van 1 gebeurtenis (de slapende Saul door David gespaard), die als opvolgende verhalen worden verteld.

Uiteindelijk is de Bijbel gewoon mensenwerk door een keur aan redacteuren samengesteld. Dat getuigt de Bijbel zelf ook met passages als ‘het verhaal van die en die, is dat niet geschreven daar en daar’ (in Koningen en Kronieken)

Dus: De opmerking van Protestantse Bijbeltijgers dat de Bijbel ‘door God geschreven is’. Is dat wel Bijbels?

‘Is dat niet geschreven in’….

Tenzij je gelooft dat God zelf vergeet waar Hij zijn Heilige Historie heeft opgepend met Zijn Thora-Personeel. Hier in dit Genesis-verhaal lijkt Hij vergeten te zijn dat Hij Jacob al eerder Israel had genoemd. Want met de zelfde woorden hernoemt Hij Jacob zo, alsof Hij dat niet al eerder had gedaan en Jacob dat nog niet wist.

Was Jacob net zo ongeduldig van aard als ondergetekende geweest, dan had de Stamvader misschien wel tegen tegen de Almachtige uitgeroepen ‘Jahaaa, dat zei je de vorige keer ook al, ik ben niet achterlijk’…

En dan was misschien de gehele Bijbel vervolgens wel niet meer geschreven. Omdat de God van het Oude Testament misschien wel vergeetachtig is maar weinig vergevend. Misschien had Hij Jacob de altaarstenen van het nu al driemaal tot ‘Bethel’ gedoopte Bethel nagesmeten.

En dan had Jacob wel de worsteling met God gewonnen en even Isra-el geheten, maar vervolgens alsnog met een kei in zijn kop in de woestijn gelegen.

Jezus in de Eifel

Als christenen – dus volgelingen van/ge-inspireerden door (‘ingeblazen’) Jezus Christus- kennen we een God die precies andersom werkt: niet vergeten maar wel vergeven.

Wanneer iemand berouw toont. Want vergeving geven aan een bedrieger die zelf meent ‘goed’ te hebben gedaan aan het sturen van staatsterreur, mishandeling en vernedering: hoeveel zin heeft dat, Jacco?

Heb een Goede Zondag.

 

2 Replies to “‘De God van Israel IS God’ (Genesis 33)”

  1. “Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard had, trok eropuit om bij de meisjes van dat land te gaan kijken.”

    Dina was een lellebel, een slettebak. Ze onttrok zich aan het gezag van haar vader en ging lekker stappen met meiden die de laatste mode kenden, make-up en bling-bling droegen en naar een ander kruis keken dan Gods bedoeling was voor Dina’s leventje. Gevolg: Het domme kind werd ‘verkracht’.

    Hypocriet van haar broers Sichem te verwijten hun zusje als een ‘hoer’ te behandelen. Dergelijk gedrag is vooral te wijten aan een slechte/on-Bijbelse opvoeding. Een vader heeft als opdracht de kuisheid van zijn dochters te bewaren totdat hij haar weggeeft ten huwelijk aan een man die voor haar zorgt en verantwoordelijk voor haar is. – In mijn leven ben ik regelmatig getrouwde vrouwen tegengekomen die in hun professie zich nog steeds met hun ‘meisjesnaam’ wilden laten aanspreken, omdat ze dat als teken van ‘zelfstandigheid’ (rebellie) zagen. Het waren ook altijd van die linkse troela’s. Terwijl meisjes Bijbels gezien eigenlijk geen naam hebben of zelfs maar mogen hebben. Immers hun ‘meisjesnaam’ is toch de naam van hun vader. Meisjes gaan (als maagd, niet als hoer) over van hun vader naar de man aan wie hun vader hun tot vrouw weggeeft. Dit is wat de zonen van Jakob als goede broers voor Dina voor ogen hadden. – Hadden de meeste meisjes nog maar zulke broers. Alleen binnen onze Islamitische gemeenschappen schijnt dat nog voor te komen. Het is te hopen dat deze meisjes, zich niet laten verleiden en er op uit gaan om te kijken bij de ‘meisjes van het land’.

  2. G’d vergeet niet, integendeel. Want de uitvoerders van de misdaad, Simeon en Levi, ontvingen beide GEEN erfdeel in het “hun” beloofde land. Simeon was de grootste stam bij de uittocht, de kleinste bij de intocht en werd ingelijfd bij Juda. En ja, soms duurt het even…..

Laat een reactie achter aan willem Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *