De eerste vermelding van ‘biologische diversiteit’ als belangrijkste groene ‘buzzword’ bij natuurbescherming is – zover ik kon achterhalen- vrij recent, en allereerst in politieke context. Pas later werd daar een ‘wetenschap’ omheen gebreid.
In 1977 wordt ‘biologische diversiteit’ aangehaald als manier om alarm te slaan: in het technische rapport bij het Global 2000-report to the President voor toenmalig president Jimmy Carter van David Rockefeller zijn Trilateral Commission. Die club is de ’talentpool’ waarmee Rockefeller zijn ideaal van een ‘global interconnected world’ wilde verwezenlijken. (zie zijn biografie uit 2004)
Dat rapport – gefinancierd door het Rockefeller Brothers Fund- voorspelde het einde der tijden in het jaar 2000. Tenzij de Amerikaanse overheid volledige greep zou krijgen op alle grondstoffen op aarde, zoals het regenwoud van Brazilië. Milieu-politiek is een groene naam voor ‘grondstof-politiek’ wat clubs als het World Resources Institute (WRI) ook met hun naam impliceren.
Een club waar Rockefeller-protegee Maurice Strong ook bestuurder was, ontstaan met financiering van dat Rockefeller Brothers Fund van oa David en Laurance Rockefeller.
Vanuit een denktank van de CIA, het Aspen Institute werd dat alarmerende rapport onder redactie van Gerald O Barney over het Amerikaanse publiek uitgestort. De CIA leverde ook het kaartenmateriaal.
Al snel werd ‘biodiversiteit’ een kreet waar leken, activisten en politici meer zekerheid over kennen dan wetenschappers.
De bron van het in 1986 tot ‘biodiversiteit’ samengetrokken ‘biologische diversiteit’ was de later voor de Wereldbank werkzame Thomas Lovejoy van het Amerikaanse WWF.
Die ontwierp met die Wereldbank het programma ‘Debt for Nature’: dat landen met regenwoud als Peru die een schuld bij de Wereldbank kregen aangesmeerd door Amerikanen, die via grond voor natuur kunnen inlossen. Door bijvoorbeeld een stuk regenwoud onder hoede van The Nature Conservancy en het WWF te brengen, oftewel: in Amerikaanse invloedsfeer.
In dat programma van Thomas Lovejoy ging al 10 miljard dollar om. De Wereldbank is de financiële arm van het Pentagon, met steeds hoge omes uit het Pentagon als directeur. Zoals de Neocon die de inval in Irak plande, Paul Wolfowitz, maar ook Robert Mc Namara en James Wolfensohn.
Drijvende kracht achter het hypen van ‘biodiversiteit’, was Russell Train. Die was in 1977 directeur werd van de Environmental Protection Agency, als opvolger van William Ruckelshaus. Ruckelshaus werd directeur van de FBI, en later lid van de Brundtland-commissie voor ‘Duurzame Ontwikkeling’ met Maurice Strong.
Uit die Brundtland-commissie volgde de Rio-Aardetop in 1992, waarvan Rockefeller-protegee Strong de Secretaris-Generaal werd. Die Aardetop is de basis van alle verdere mondiale beleid rond ‘biodiversiteit’ met de ‘Convention On Biological Diversity’ (CBD) en klimaat, dat nu tot de haarvaten van de Nederlandse bureaucratie doordrong.
In 1992 lag er al een politieke definitie klaar van wat ‘biodiversiteit’ zou zijn, 15 jaar nadat ‘biologische diversiteit’ voor het eerst in een overheids-rapport van de Amerikaanse regering verscheen.
Die luidt als volgt:
“Biological diversity” means the variability among living organisms from all sources including, inter alia, terrestrial, marine and other aquatic ecosystems and the ecological complexes of which they are part; this includes diversity within species, between species and of ecosystems.
Plots werd ‘diversiteit’- praktisch gezien alle biologisch materiaal op aarde- tot kernwaarde van de biologie. Terwijl wetenschappers nog helemaal niet begrepen wat de waarde van ‘diversiteit’ nu is, bijvoorbeeld voor het functioneren van de natuur: dat die productief en vruchtbaar blijft.
Er bestond hooguit een analogie met ‘genetische diversiteit’ en soortenrijkdom.
Dat je voor een gezond nageslacht genetische diversiteit nodig hebt, zodat bijvoorbeeld een rode kool meer resistent is tegen ziektes. Vergelijk het met volkeren waar neven met nichten trouwen, zodat ze eerder kinderen met afwijkingen krijgen.
Maar waarom zou die specifieke interpretatie van genetische diversiteit ook 1 op 1 op de variatie aan soorten slaan?
Waarom zouden soorten onmisbaar zijn? Kunnen we niet zonder 1 van de 3600 soorten muskieten? Is de natuur dan als 1 lichaam, en zijn natuurbeschermers dan een soort dokters van dat lichaam?
Meer dan wat vage ‘verzekerings-effecten’ zijn er niet, zo toont ‘biodiversiteit’-onderzoek sindsdien. Het idee dat als 1 soort wegvalt, er een andere soort in de plaats kan komen die het stokje overneemt. Proeven als in Cedar Creek USA en in Duitsland toonden verder dat je bij iets meer soorten wel een productiever systeem hebt. Maar dat er een verzadigings-effect optreedt.
Dus dat bij het toevoegen van meer soorten de toename in productiviteit steeds meer afvlakt.
Je ziet wel het belang van algemene soorten. Algemene hommels en bijen nemen de meeste bestuivingen van bloemen voor hun rekening. Je hebt dus al die zeldzame soortjes niet nodig, tenzij je bioloog bij het Kenniscentrum Insecten bent van Naturalis. Terwijl de aandacht van Conservation BIology, dus ecologen bevriend met fondsenwervende bedrijven als WWF, juist uitgaat naar de zeldzaamheden.
Een dier is pas bijzonder als hij zeldzaam is, of in aantal achteruitgaat. De losers krijgen de aandacht, de winnaars die van de mensheid profiteren haalt men de neus voor op.
Wetenschappelijk gezien is ‘biodiversiteit’ als eigenschap van natuur dus zo dun als biologen-diarree. Edi Gittenberger gaf bij de eerste Nederlandse inventarisatie van ‘Biodiversiteit’ in 1994 deze definitie:
De variatie aan soorten zoals deze zich door de evolutie vormde.
Meer dan 90 procent van die variatie is in de loop van miljoenen jaren al uitgestorven, en we leven er niet minder om. Wanneer je de 2de inventarisatie van ‘Biodiversiteit’ ziet uit 2010 met deels de zelfde biologen als Jinze Noordijk, dan zie je wat ik bedoel:
Kunnen we niet zonder de lintworm in de maag van de bruinvis? Of zonder de teek? Wie bepaalt dus welke soort wel en niet belangrijk is?
Kortom: ‘biodiversiteit’, je kunt er afhankelijk van je politieke agenda alle kanten mee uit. Zoals Robert May in 2002 in Science beschreef, gaat in de praktijk van de ‘Conservation Biology’ de meeste aandacht en fondsen naar de kleinste soorten-groep.
Die van de gewervelden van zoogdieren en vogels, terwijl planten en vooral insecten er bekaaid afkomen. En bij insecten zijn het vooral de kleurige vlinders die de aandacht krijgen.
Vanaf dag 1 van de uitvinding van ‘biodiversiteit’ is de term met een zeer specifieke politieke agenda verbonden, die een groot ruimte-beslag legt. Sindsdien kwam wel 15 procent van het land op aarde al onder 1 vorm van overheids-restricties.
De bioloog die ‘biodiversiteit’ als samentrekking als eerste gebruikte op schrift in 1988 EO Wilson (conferentie-verslag van 1986) wil zelfs de helft van het aardoppervlak onder zo’n regime brengen.
Het ontwerp van ‘biodiversiteit’ lijkt dan ook EERST voor politiek te zijn ontworpen, met territoriale aspiraties. Waarna daarna een leger academie-prostituees werd in gehuurd- de Koos Biesmeijers van deze wereld, linkse eigengeilers- om een politiek concept aan wetenschappelijke status te helpen. Die wetenschappelijke status helpt dan de politieke acceptatie.
Het doel van ‘biologische diversiteit’ in het Global 2000-rapport was vrij helder: Alarm slaan over landen in de Amazone, die doen, wat Westerse landen al eeuwenlang met hun eigen bos hadden gedaan: dat kappen voor veeteelt en hout.
OP Bladzijde 328 kreeg je een projectie voor het jaar 2000 van soorten die zouden uitsterven dankzij de kap van regenwoud van Thomas Lovejoy van WWF.
Wanneer er 3 miljoen soorten op aarde leven, dan zouden er wel 563 duizend soorten kunnen uitsterven. Maar zijn er 10 miljoen soorten op aarde, dan zou dat aantal wel 1,875 miljoen kunnen zijn.
IN werkelijkheid stierven in die tijd hooguit enkele tientallen bij de wetenschap bekende soorten uit, en dik 900 soorten sinds het jaar 1500. Hoe die opmerkelijke verschillen kunnen ontstaan tussen projectie en realiteit, daarop gaan we de volgende aflevering in.
We zie dus al wel: vanaf dag 1 dat ‘Biodiversiteit’ het levenslicht zag, is de kreet verbonden met apocalyptische scenario’s de op zijn minst enige uitleg behoeven. In de context van Amerikaanse Conservation Biology betekent dat: een territoriale claim, zoals we volgende aflevering zien.
Wel lijkt het dat we ‘diversiteit’ ook in biologische context tussen de oren moesten krijgen als iets ‘waardevols’. Zoals je dat ook in etnische zin bij mensen-politiek opgedrongen krijgt.