Veel meer academici klimaatkritisch dan ze openbaar bekennen (2)

‘De Aarde’ redden is per definitie onzin, niet meer dan een vorm van ‘deugsignaleren’ en daar heb je niks aan, Deugmenschen

Het vervolg van het artikel van gisteren over de lijken in de kast van natuurbescherming, en waarom klimaatbeleid de natuur verwoest. We zien ook de zinsnede van biologe Kathy Willis die uiteindelijk naamgever aan ‘Interessante Tijden’ zou worden:

Lijk 2: I want my money back
Met een jaaromzet van600 miljoen euro, als bij het Wereldnatuurfonds kun je leuke dingen doen. Toch komen natuurclubs altijd geld tekort, en vallen natuurbestedingen in het niet bij sectoren als de mijnbouw. En dus zou met meer fondsen het resultaat beter zijn.

Vandaar dat natuurclubs vaak modelstudies sponsoren met voorspelbare uitkomst, waarbij je via media een eenvoudig appel op donoren kan doen. De modelstudie van de Universiteit van Durham over vogels als klimaatvluchteling, werd betaald door het Wereldnatuurfonds en de Britse Vogelbescherming RSPB.

Maar komt het via fondswerving verzamelde geld wel terecht in de gebieden waar het nodig is en effect heeft?

In ons land wijzen ecologen als Wageninger Herbert Prins al langer op het gebrek aan financiële verantwoording van internationale natuurorganisaties. Ook geeft een organisatie als Vogelbescherming bijvoorbeeld meer geld uit aan marketing en overhead dan bescherming van natuurgebied, zo tonen de jaarverslagen.

Voor kernenergie heb je een factor 200 minder ruimte nodig dan windturbines, en ze doden geen vogels

Een twijfelachtige anecdote geeft marien bioloog Mark Dowie in ‘The wrong path to conservation’, in The Nation in september 2008. Hier beschrijft hij hoe Conservation International, de derde grootste natuurbeschermer ter wereld koraalriffen bij Papoea Guinea claimde te beschermen.

Voor sponsoringgala’s werden beroemdheden ingevlogen, zoals de gitarist van rockband Pearl Jam, en rijken uit de Forbes 400 lijst, de Amerikaanse Quote 500. Rijken gaven gul en ook de Wereldbank deed donaties uit publiek geld.

Maar voordat ook maar iets van de riffen daadwerkelijk beschermd werd, was binnen 2 jaar het volledige budget van ruim 6 miljoen dollar al opgesoupeerd aan de salarissen van wetenschappers, aankoop van SUV’s, speedboten en eerste klas lijnvluchten om meer celebrities aan te trekken.

…de leegloop keren met nog meer marketinggedram voor geld…

Eén anecdote wil niet zeggen dat natuurbeschermers al feestend in hun vuistje lachen. Maar de laatste tien jaar komen ook steeds meer wetenschappelijke studies los, die de besteding van natuurbeschermingsgeld door natuurorganisaties proberen te achterhalen. Er blijkt een grote kloof te bestaan tussen de marketing en praktijk van de zogenaamde Big Conservation, Bingo’s zoals sociale activisten ze nomen.

Dit zijn het Wereldnatuurfonds, Conservation International en andere partijen met een jaaromzet tussen de 200 miljoen en een half miljard euro.

De eerste kwantitatieve analyse was weinig lovend. Hoewel organisaties in hun marketing claimen dat zij prioriteitsgebieden aanwijzen, blijkt uit de studie in Conservation Biology (Halpern et al 2006) dat het geld daar vaak niet terechtkomt, en dat geldstromen niet te achterhalen zijn.

Deugmensen laten zich niet door argumenten overtuigen, het enige dat telt is hun goede gevoel over zichzelf

De enige organisaties die in 2000 ‘prioriteitsgebieden’hadden aangewezen waar het meeste geld naar toe moest, waren het Wereldnatuurfonds, Birdlife International en Conservation International. Maar juist bij de grote drie ging het mis.“Ironisch genoeg konden de drie NGO’s die claimen dat zij het meest actief zijn in het stellen van prioriteiten, geen data overhandigen over besteding van geld per land en regio”, stelt Benjamin Halpern in het artikel.

Hij richtte zijn studie daarom maar op IUCN, de Wereldbank en nog drie andere partijen die actief zijn in natuurbescherming. Zo ontdekte Halpern dat van de anderhalf miljard dollar die in een jaar werd besteed aan natuurdoelen, de helft werd besteed in de Verenigde Staten.

China volgde als goede tweede als ontvanger van beschermingsgeld. Landen met regenwoud als Brazilie en Ecuador ontvangen juist weinig geld. “Zelfs in de meest optimistische interpretatie van onze resultaten, blijkt er veel ruimte voor verbetering in besteding van beschermingsgeld op de juiste plek”, stelt Halpern droogjes vast.

De Bieb van Hawk Mountain, met zicht op Hawk Mountain, kennis combineren met effectieve bescherming op lokaal niveau

Econoom Paul Ferraro stelt de gebrekkige effectmeting bij natuurbescherming aan de kaak in ‘Money for nothing’ (Plos Biology 11 april 2006). “Kunnen we niet effectiever zijn met de beperkte hoeveelheid geld die voor natuurbescherming ter beschikking staan?

Terwijl ecologisch onderzoek waarvan beschermers gebruik maken aan rigoureuze standaarden moet beantwoorden, leunt ons begrip van de effectiviteit van natuurbeleid dat soortenverlies moet keren op losse verhaaltjes uit het veld. Zo kun je niet de vraag beantwoorden of ingrijpen beter werkt dan helemaal niets doen.”

Latere studies bevestigen dit beeld, al toont een analyse van de Universiteit van Manchester door Dan Brockington in februari 2009 wel een correlatie tussen de besteding van geld per Afrikaans land en de aanwezigheid van belangrijke natuurgebieden.

Wie kolen stookt in plaats van hout, laat de bossen staan

Lijk 3: Klimaatbeleid: dé bedreiging voor biodiversiteit?
Klimaataandacht zorgt voor veel fondsen vanuit overheden. De World Conservation Union IUCN voorziet dankzij deze aandacht een inkomstengroei van 40 procent van 2008 tot 2012 naar ongeveer 100 miljoen euro van merendeels overheidsgeld. Dat blijkt uit hun jaaroverzicht van 2008. Relatief gezien vermindert de organisatie tegelijk de allocatie van geld richting biodiversiteit.

De algemene milieuigheid is deze eeuw dus een zware concurrent van de natuur en onze biodiversiteit. Zo lobbiet het Ministerie van LNV nu al bij natuurorganisaties voor plaatsing van windmolens in natuurgebied. Dat blijkt uit een oproep van dit ministerie in het Vakblad Natuur Bos en Landschap van november 2009.

Om het klimaat te redden.

Ironisch genoeg heeft het gebruik van olie en gas met haar hoge energiedichtheid, een relatief kleine aanslag gemaakt op de leefruimte van niet-menselijk leven. Tegelijk zal voor ‘duurzame energie’tenminste 3 procent extra van het mondiale landoppervlak worden geconsumeerd.

Veel biologen pleiten na onheilspellende modelstudies bovendien voor ‘grootschalige koolstofcompensatieprojecten’, zonder zich te verdiepen in de gevolgen van die claims. Nu al worden jaarlijks 7 miljoen hectare land met bomen beplant als manier om koolstof vast te leggen. Met het planten van 150.000 hectare monocultures op goedkoop land zou ongeveer 75 miljoen ton worden gecompenseerd in 25 jaar, de uitstoot van één kleine kolencentrale.

Wie fossiele energie stookt kan de bomen laten staan, of verwerken tot meubels als waardevolle grondstof

Dus reken het beslag uit op leefruimte, wanneer álle kolencentrales aan dit regime moeten voldoen. Pijnpunt ligt in het feit dat onder de vlag van compensatiebos vaak plantages van uitheemse snel groeiende soorten verschijnen, als eucalyptus.

Het Nederlandse Face the Future plantte bijvoorbeeld tienduizenden hectares met monocultures van eucalyptus en sparren in Ecuador. Juist de soorten die voor grootschalige carbon offset worden gebruikt als eucalyptys hebben een vernietigend effect op de lokale biodiversiteit. Ecologen als Leo Zwarts en Eddy Wymenga berichten daarnaast dat geplante monocultures in de Sahel extreem soortenarm zijn.

Het kan anders. Een beter effect wordt gehaald, wanneer de compensatie zich richt op herstelbeplanting bij selectief gekapt regenwoud. Een studie op land in eigendom van Face in Maleisië leverde één van de eerste analyses van de effecten van bosregeneratie op biodiversiteit.

Bioloog David Edwards van de Universiteit van Leeds publiceerde in Conservation Biology zijn studie over het herstel van vogelpopulaties, wanneer actief bos werd herplant. Hij zag dat sneller herstel optrad bij actieve herplant met inheemse soorten, in vergelijking met natuurlijke regeneratie.

Ecologen produceren een veelvoud CO2, Peter Kareiva van zojuist besproken boek werkte er aan mee met zijn gezonde kritische zin

“Herplant met monocultures is altijd destructief voor biodiversiteit”, stelt Edwards, die aangeeft dat hij niet door Face werd betaald. “Je loopt dan het gevaar dat compensatie een averechtse werking heeft. Terwijl je naar een win-winsituatie toe moet, waarbij je zowel koolstof vastlegt als gebieden herstelt. De vraag hoe je dan wel biodiversiteit kunt bevorderen via compensatieprojecten is tot nu toe nog nauwelijks bestudeerd.”

Nog één pijnpuntje. Afgelopen jaar turfden 13 biologen hun eigen vliegkilometers naar exotische oorden en conferenties, om vervolgens de uitstoot te berekenen. Zij publiceerden de bevindingen in ‘Why do we fly? Ecologists sins of Emission in ‘Frontiers in Ecology and the Environment’in augustus 2009.

Wanneer biologen hun eigen Carbon Footprint berekenen, blijkt dat zij een tot 5 maal grotere CO2-uitstoot hebben dan de gemiddelde Amerikaan.Wat hun eerlijkheid betreft, verdienen zij nog wel wat extra Airmiles.

Veel ecologischer kun je een voetafdruk niet krijgen, als die van mij in de Ahre, een beekje in de Eifel

De wederopstanding (?)
De natuurbeweging kan dus verschillende kanten op. Zich concentreren op biodiversiteit en natuur, of verder in de algemene milieusfeer van het laatste decennium. Wat Kathy Willis betreft, blijft de klassieke aanpak prioriteit houden, het verminderen van habitatdestructie en directe menselijke invloed “De fusie tussen klimaat en natuur leidt de aandacht af van grotere bedreigingen waar we veel effectiever kunnen optreden”, zegt ze. “Maar momenteel is het bijna onmogelijk om die kritiek te agenderen, ook binnen de natuurbescherming. Laten we zeggen dat we in interessante tijden leven.” (zo kreeg Interessante Tijden 8 jaar later haar naam)

Mensen kunnen direct positief effect hebben, want afgelopen eeuw zijn veel successen gehaald in natuurbescherming. Maar het kan altijd beter. In het artikel ‘Let the locals lead’ in Nature van 19 november, biedt Robert Smith van de Universiteit van Kent een uitweg voor effectievere internationale natuurbescherming.

Het team van Hawk Mountain met Keith Bildstein als onderzoeks-leider. Zij doen al wat Robert Smith in Nature (19-11-2009) voorstelde

Hier pleit hij voor lokale trainingscentra in kritieke gebieden, waarbij lokale bewoners zelf natuur beschermen. Want in Afrika is doorgaans slechts 2 procent van het personeel afkomstig uit de directe omgeving, de rest komt van internationale organisaties.

De trainingscentra zouden beter op de praktijk afstemmen dan de mondiale ‘one size fits alle’-concepten die academici bedenken.

De academische beschermingswetenschap staat volgens Smith te ver van de lokale praktijk. ‘Te vaak bieden wetenschappelijke bladen nog ruimte aan publicaties waarbij een naïef geloof in grand design bestaat’, schrijft Smith die in Mozambique aan projecten werkte. De nieuwe rol van de grotere natuurorganisaties zou vooral ondersteunend moeten zijn bij het opzetten van lokale trainingscentra.

De oogst van het uitdagende Nature-artikel: één reactie, zo meldt Smith desgevraagd. “Veel organisaties bewijzen een lippendienst aan effectieve locale bescherming”, zegt Smith. ‘De intentie bestaat al decennia om effectiever te zijn, maar tegelijk blijft een kloof bestaan tussen marketing en daden en zie je nog te weinig verandering. Dat is geen kwade wil, maar de praktijk blijkt gewoon hardnekkig.”

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *