In dit zaterdagverhaal reizen we door het Reiderland, 1 van de Friese Zeelanden, het ligt aan de Westoever van de Ems. De Eems is een belangrijke rivier in de oerverhalen over Friesland als Thet Freske Riim uit 1509 of eerder. (Het Friese Rijmdicht) In dat rijmdicht verhaalt de auteur hoe de Friezen eigenlijk afstammen van Sem, de zoon van Noach, dus rechtstreeks uit Azië. Daaraan danken ze hun vrije status.
Een veelheid van tegensprekende bronnen
We beschikken over de uitgave van dat oude rijmdicht uit 1952 (Martinus Nijhoff), in de vertaling door Alistair Campbell. Deze taalhistoricus vergelijkt Thet Freske Riim met de verwante tekst Tractatus Alvini. De laatste kan deels van de eerste zijn overgeschreven. Beide zouden hun plot over de vrijgevochten Friezen weer ontlenen aan het Rudolfsboek.
De eerste gedrukte versie van dat Rudolfsboek is als onderdeel van het boek Freeska Landriucht uit de 15de eeuw in bezit van de Universiteit Utrecht. Toen legden de nog vrije Friezen hun privileges en rechten nog eens vast, maar dan dus via de nog nieuwe boekdrukkunst. De Friese boekhistorische onderzoeksgroep Pastei doet onderzoek naar de plaats/herkomst van de drukkerij van dat boek.
De historicus Han Nijdam promoveerde bij Medievist Johannes Mol op zijn studie (2008) naar de oud-Friese rechtsregels ‘Lichaam Eer en Recht in Middeleeuws Friesland’. Het Rudolfsboek bevat een gelijk plot als Thet Freske Riim.
Zodra de Friezen slechte christenen worden verliezen ze hun vrijheid. Dan komen ze in het heidense kamp van de duivel terecht.
Zo zouden zij als afstammelingen van Sem (de zoon van Noach) hier al zijn gearriveerd aan de Eems met hun schepen uit Azië, als Bijbelvaste vrije mensen. Maar zowel in Thet Freske Riim als het Rudolfsboek verliezen ze hun vrijheid aan de heidense koning Redbad. Die wordt hier bestempeld als een Deense koning, dus een Viking. Die dwingt ze om hun geloof af te leggen en heidense gewoontes aan te nemen.
Maar de ‘Bisschop der Friezen’ Willibrord zal hen dan met hulp van Pippijn, de Frankenkoning van die Redbad verlossen. Die versie staat recht tegenover de romantisering van Redbad als laatste echte Friezenkoning, tegenover de christelijke invasielegers van de Franken. Die romantisering vind je terug in het werk van Luit van der Tuuk over de vroeg-Middeleeuwse Friezen. (2014)
Alleen (Rooms) Rijksonmiddelijken
Wat was nu die beroemde periode van Friese Vrijheid? Eeuwenlang in de Hoge Middeleeuwen tot 1498 vormde Friesland een uitzonderlijke landstreek in Europa. Ze kenden geen feodaal stelsel, waren zogenaamde ‘rijksonmiddelijken’, dus enkel direct verantwoording schuldig aan de Rooms-koningen of Keizer.
Dus de Frieze erkenden alleen de Keizer maar geen grafelijk leenstelsel. De Friezen benoemden hun eigen rechters en ze weigerden ‘heervaart’, dus militaire dienst aan een tussenpaus en graaf die meende aanspraak op Friese zeelanden te kunnen maken.
Ze accepteerden alleen militaire dienst ten gunste van de eigen bodem (‘niet buiten de grenzen’). In 1498 zou de Hertog van Saksen aan die status een einde maken. Bij het behoud van die status beriepen de Friezen zich steeds op het hier reeds besproken Karels-privilege. De Friezen zouden Karel de Grote (746-814) militaire gunsten hebben verleend, en in ruil daarvoor zouden zij vrij zijn.
Hoewel dat privilege volgens historici een vervalsing moest zijn (we bespraken als Van Buitenen zijn ‘Grondslag van Friese Vrijheid’), wapperden de Friezen eeuwenlang vanaf ongeveer 1200 met die oorkonde. En dat Karels-diploma voorzien van zegel werd door verschillende Rooms-koningen ook nog erkend. Zoals toen Friese Kruisvaarders bij Aken in 1248 die Rooms-koning hielpen bij belegering.
Maar ook nog in 1417, toen Sigismund van Luxemburg de Friezen opnieuw een vrijheidsprivilege schonk.
Sinds de 12de eeuw poogt zowel de Graaf van Holland als de Hertog van Gelre een aanspraak te doen op belastinginning in Friesland en de aanstelling van een hen onderhorige rechterlijke macht. De Friezen slagen er niet alleen militair in die Hollandse Graaf op zijn plek te zetten (1345), maar dus ook via zulke diplomatieke streken.
Vrijheid of anarchie
Het boek van Oebele Fries: ‘De Friese Vrijheid en het Heilige Roomse Rijk’, (1986) geeft meer achtergronden bij de Friese Vrijheid. Friezen vochten zichzelf zo vrij, dat ze ook steeds onderling in gevecht raakten. Je kunt de periode van Friese Vrijheid dus ook betitelen als ‘anarchie’.
Dan vochten mensen uit Fivelgo (Delfzijl) weer tegen Hunsingo of Groningen, dan waren de Schieringers en Vetkopers weer met elkaar in oorlog.
De twist tussen die fracties kan via concurrentie tussen de Benedictijner (‘schiere’ monniken) kloosters en Norbertijnen (‘vetweiders’) zijn ontstaan. In de tijd van Friese Vrijheid vormden die tientallen Friese kloosters grote landbezitters. Ze waren de centra van geletterdheid, die ook hielpen bij inpoldering en bedijking van de zeelanden.
In 1413 krijgt een Oost Friese heer Keno tom Brok van Brokmerland en Auricherland het ‘heech yn’e holle’. Die wil dan zijn gezag westelijk uitbreiden tot in wat nu Gronings Friesland is, dus Hunsingo, Fivelgo en de stad Groningen. Alles dat tussen de Eems en de Lauwers ligt.
Dus zweren Hunsingoers met Fivelgoers en Groningers samen. Maar de stad Groningen wordt door een handlanger van Keno ingenomen. Dus moeten tegenstanders van Keno de wijk nemen naar Westerlauwers Friesland, de huidige provincie Friesland.
Samen met de Schieringers wenden zij zich dan weer tot de Roomskoning Sigismund. Want om vrij te zijn, moet je niet alleen met zwaard kunnen vechten. Je moet ook met juridische oorkondes van hogerhand kunnen zwaaien. Want daarop staat je legitimiteit, en dus je onderhandelingspositie ten opzichte van allerlei tussenheren.
Friese vrijheidslegenden
Het is juist in de periode van continue bedreiging van die vrijheid, dat geletterde Friezen die Friese Vrijheid literair gaan ondersteunen. In de christelijke versies zijn de Friezen dan ongeveer God’s uitverkoren volk geworden. Dat is ook het geval in Thet Freske Riim.
Hier komen de Friezen dan als nazaten van de vrijgevochten zoon van Noach, Sem aangezeild uit Azië. Sem zou zich later Melchizedek noemen. Het symbool van zijn vrijheid zou een vaandel zijn. De Friezen nemen dat mee uit Azie, vestigen zich aan de Eems. Maar zodra dus de heidense Vikingkoningen hun territoria in bezit claimen begraven ze dat vaandel.
Zodra Pippijn ze komt bevrijden van die heidense koningen, graven ze het vaandel weer op. Voor Karel de Grote verrichten ze militaire wonderdaden, en vervolgens houden ze voor eeuwig een Karels-privilege voor de neus van ieder, die meent dat de Friezen hen belasting moeten betalen.
Een andere variant op Friese afstammings-legenden plaatst de oorsprong van de vrije Friezen opnieuw in Azie. Dat zijn de Olde Freesche Cronieken. Die laten de Indiase prins Friso met zeven schepen aan de Eems landen. In exact het jaar 313 voor de jaartelling bij Stavoren. Van die kronieken moet ik nog een origineel exemplaar zien te vinden, om het plot te vertellen.
Herkomst uit Azie
Reisgenoten Bruno en Saxo zouden stamvaders worden van de Brunonen (Brunswijk) en Saksen. Helemaal idioot hoeft die Aziatische afstamming niet te zijn. Etnografisch gezien stammen blonde mensen met blauwe ogen uit het gebied van de Kaukasus. Azië dus.
Daar komen nog steeds meer dan gemiddeld vaak blauwogige en diep groenogige mensen voor, mensen die dus de bruine kleurstofproductie in ogen verlagen.
De bekendste van die etnische groep in de moderne tijd, dat is het Afghaanse meisje dat bij National Geographic zo dwingend de lens inkeek. Met knalgroene ogen. Dat is een combinatie van bruin en blauw. Maar tot in Marokko schijn je volgens antropoloog Robert Sepher nog van die blauwogige mensen tegen te komen.
Normaliter hebben mensen bruine ogen, doordat ze de bruine kleurstof melanine aanmaken in de iris van het oog. Maar als je een genetische mutatie bezit, die het gen OCA2 voor aanmaak van bruine kleurstof uitschakelt of verlaagt, dan krijg je dus blauwe ogen. Genetici traceren de oorsprong van die mutatie op zo’n 6000-10 duizend jaar geleden.
Er zouden acht genen betrokken zijn bij oogkleur.
Het kan ook zijn dat de mutatie die de productie van melanine uitschakelt, ook samenhangt met de blanke huidskleur. Die mutatie maakt dat je melanineproductie verlaagt in de huid. Je wordt dus ‘blanke’. En dat past bij het Noordelijke Friese ras.
Want dankzij minder melanine-pigment kan je huid tegelijk meer Vitamine D aanmaken bij minder zonlicht. Dat proces is namelijk ‘fotosynthetisch’, dus afhankelijk van zonlicht.
Die combinatie kan gunstig zijn geweest bij het koloniseren van Noordwest Europa. Dus dan krijg je vanzelf meer blanke blauwogige mensen.
De kostprijs daarvoor is dat je onder de hoogtezon dus snel verbrandt. De natuur houdt steeds uitruil. Je wint iets en verliest iets. In Afrika kun je beter neger zijn, zo de hele dag onder de hoogtezon. Dan krijg je ondanks al die natuurlijk zonnebrand (melanine) toch voldoende Vitamine D-aanmaak in de huid.
Nadeel is dan weer dat je een neger bent. 🙂
Een goede eigenschap onder de ene omstandigheid, die kan weer nadeel zijn in andere omstandigheden. Hoe de samenhang precies ligt zoeken we nog uit. Dus excuses wanneer je dit geen samenhangend verhaal vindt. Dat is het ook niet, het is mijn zoektocht in een ontplofte bieb.
De ordening volgt nog, maar zo hebben we alvast wat voorstudie vastgelegd.
Is weer interessant en mooi. Het wordt gewaardeerd!