In de IJstijd-periode van het Pleistoceen bleef de aarde ‘Woest en Ledig’, naar het ideaal van moderne ecologen. Nadat die ijskoude ongezelligheid 10 millennia voor Jezus eindelijk ophield, konden jagende en verzamelende mensen settelen. Een plekje cultiveren, afscheiding er omheen om wilde dieren en wilde mede-mensen buiten te houden.
Dit is van mij. Niet van jouw.
Orde binnen, de chaos buiten. Bordje: ‘Aan de deur wordt niet gekocht en bekeerd zijn we ook al’, wie weet bestond het al in spijkerschrift.
Want sneller dan je dacht, ook op een Aarde met een paar miljoen mensen lag op de geschikte plekken met een Genius Loci een claim van anderen. Die term staat voor the genius of place, de plaats waar alle optimale fysieke omstandigheden voor je tuin samenkomen. Het klimaat, watertoevoer, vruchtbare bodem.
Zo kon God ook het Paradijs inrichten in Mesopotamie (=meerstromenland), zijn afscheiding maken in concurrentie met de vele andere goden die toen een claim op de hemelen boven aarde legden, en de geest van mensen daar beneden.
Het Perzische woord voor Ommuurde Tuin is Paradijs. De Hof van Eden heeft een afscheiding. Binnen ligt alles waar Adam naar verlangt, eten in overvloed, veiligheid en een naakte vrouw, de oermoeder Eva die altijd lekker strak en jong blijft. En Cherubs, gewapende engelen met vlammende zwaarden om verkopers aan de deur buiten te houden.
Die vlammende zwaarden zijn voor-historisch equivalent van de AK47. Dat is het geweer dat Antony Kalashnikov ontwierp nadat de Duitsers tot Stalingrad waren gekomen om Lebensraum te claimen, hun Germaanse tuin in het groot zonder Slavische Untermenschen er in. Ik ontmoette die Russische generaal in 2003 nog in Delft in het daar tot 2013 gevestigde Legermuseum.
Kalashnikov vertelde dat hij liever een grasmaaier had ontworpen.
Voor de tuin, zijn eigen Genius Loci met een hek er om en met Eva er in, maar dan zonder boom van Kennis waaruit alle ontevredenheid en daarmee ambitie voortkomt.
Al die tuin-godinnen als Venus, Afrodite die je nog in klassieke tuinen ziet, ze moeten afspiegeling van die oermoeder zijn uit de ommuurde tuin, het Paradijs.
Net als Maria in haar grotje, wat de Katholieken van de heidense Grotto afleiden: de grot in de tuin waar Venus of een andere vrouwelijke vruchtbaarheids-godin stond te wachten op complimentjes die haar zelfvertrouwen een boost geven.
Liefst vergezeld van offerrandes en geschenken. Zodat ze in ruil haar gunsten schenkt.
Misschien hield het Paradijs op aarde wel op te bestaan, toen teveel mensen met eigendoms-claim aan de deur belden, of zelfs binnenkwamen zonder te kloppen. Omdat ze hun eigen tuin te klein vonden. Zodat het klop werd. Hij of ik. En wat grootschaliger aangepakt heet dat dan oorlog.
Zo bij de intrede van de warme periode met menselijke beschaving- het Holoceen- begon ook de geschiedenis van de ’tuin’. Daar schreef tuin-historicus Tom Turner een ‘moet je lezer’ over Garden History, philosophy and design 2000BC-2000AD, met op de voorkant een winterse zomereik in een Brits park.
Wat ik niet wist is dat het woord tuin net als town de zelfde oorsprong heeft. Net als het Perzische Paradijs is het gewoon een afscheiding, enclosure zoals Engelse zeggen, muurtje om je eigen claim to fame heen. Zoals de tuun-wallen op Texel, die schapen binnen houden.
En de tariefmuren rond rijkere landen, steden en stadjes binnen die stad, waar financiële draagkracht de afscheiding vormt voor binnen-dringers. Zodat je als Zelfstandige Zonder Perspectief (ZZP) naar Fryslan vlucht om toch je tun, tuin te kunnen claimen binnen draagkracht. Omdat in Amsterdam door alle claims op een vierkante meter de financiële enclosures hoger zijn gemaakt, dan je bij gezond verstand nog wilt betalen.
Met de digitalisering hebben gevraagde en ongevraagde partijen alsnog een voet rond de deur gekregen, je fysieke enclosure. Via de zaktelefoon bellen ze aan, klimmen ze over je hek en de deur is virtueel geworden. Je moet zelfs open doen wanneer je in de wildernis bent. Waar zit je?
Misschien werd het Paradijs dus wel een representatie van het leven na de dood dankzij de groei van de menselijke populatie op aarde. Omdat alleen de dood bij een steeds dichter bevolkende planeet de enige rustplaats leek die niet door andere levende mensen is geclaimd, met hun wensen, eisen en vragen om aandacht voor hun aanwezigheid.
Een hemels paradijs als plek waar je enkel je geliefden hoeft te zien.
Want stel je voor: je wandelt door dat licht in die tunnel, en aan het einde wacht een verkoper van de Nuon met de vraag ‘of je wel blij bent met je huidige energie-leverancier’?
Misschien is de natuurbescherming juist wel bedacht eind 19de eeuw, om je in een overvolle wereld nog ergens het gevoel te geven dat je op niet geclaimde grond loopt. Eeuwige jachtvelden voor de jacht op geluk. Maar dan met een bordje ‘kwetsbaar, verboden zone’ er bij.
Omdat de boswachter vindt dat het zijn plekje is.
…en geef ‘m eens ongelijk.
Leuk geschreven.