Dankzij Nederlandse bemoeienis en loterijgelden kreeg 1000 hectare van de Poolse Oderdelta de status van nationaal park. Het park zou in de vorm van genotsproduct’ voor ecotoeristen ruimte bieden voor verantwoorde ontspanning. Maar Poolse natuurbeschermers worstelen met een on-economisch uitgangspunt van het eigen werk: hoe kan werkloze Poolse plattelandsbevolking de waarde inzien van een stuk afgeschermd moeras met Schotse hooglandkoeien?
Het gebied rond de Oderdelta in West-Polen heeft iets van een openluchtmuseum, waar mensen primitief en onverzorgd doen tegen betaling. Sinds de Russen de Duitsers weg vaagden uit deze ooit bloeiende rivièra, lijkt geen enkel huis meer een likje verf te hebben gehad. Geen dak is zonder gat.
En al rond vier uur ’s middags drommen bierdrinkende werklozen samen nadat ze hun Opel of ezel geparkeerd hebben. Het kost tijd om te beseffen dat dit geen toneeldecor is, maar een nieuw stukje EU.
Het enige intacte pand in de omgeving van eindbestemming Czarnocin is een gerestaureerde Duitse boerderij, met de naam Frajda. Dit gebouw doet dienst als natuurvakantieoord voor Poolse yuppenkinderen uit de stad, de voornaamste inkomstenbron. Frajda is nu ook ingericht als bezoekerscentrum van het aangrenzende natuurgebied langs de Oder Delta.
Verder vergaderen er Hells Angels-afdelingen, die dankzij de omringende wildernis pottenkijkers op afstand houden.
De folder van Frajda die de jeugd van de upperclass moet trekken, laat wijselijk de kolchozruïne met asbestresten buiten beeld. Zij toont foto’s van lachende Poolse stedelingen op surfplank en zeilboot, de ‘bruisende’ plaza van vissersdorpje Stepnica met zomerse missverkiezingen en veel wilde natuur.
Alleen die natuur heeft bij nadere beschouwing geen bewerking nodig gehad met het computerprogramma Photoshop. De Poolse Oderdelta, een grote lagune in Polen en Duitsland die ongeveer 13.000 km² groot is en door watergebieden en kleine dorpen wordt omringd, is uitgestrekt, wild en weids en geeft een indruk hoe Nederland er 150 jaar geleden uit zag.
In de nabijgelegen bossen is soms wolvengehuil te horen en ’s ochtends krioelen groepjes kraanvogels over de boerderij. Het gebied aan de Baltische zee is ook een belangrijke plek voor trekvogels, die er bijtanken voor ze de oversteek wagen van en naar het hogere noorden.
Met hulp van de Nederlandse Postcodeloterij en Stichting Doen is de afgelopen tien jaar meer dan 1000 hectare van deze wildernis aangekocht door de Poolse tak van de EUCC, een koepelorgaan van Europese natuurorganisaties die zich richten op kustgebieden. In oktober wordt dit deel van de Oderdelta uitgeroepen tot Pools nationaal park.
Het gebied rond de zogeheten Stettinlagune werd bijna opgeofferd aan de plannen van de havenuitbreiding van Szczecin (Stettin), maar de EUCC voorkwam dit. De Wereldbank ketste op het laatste moment een lening af aan Polen voor de ontwikkelingsplannen. Voor de EUCC is dit de belangrijkste overwinning op natuurgebied tot nu toe.
Belangrijke trekpleister in de Oderdelta voor vogelaars zijn de reusachtige zeearenden in de Oderdelta. Alleen al aan de Poolse kant van de riviermonding broeden honderd paar van deze ‘vliegende deuren’, die ’s winters onze Flevopolder en het Lauwersmeer bezoeken.
Amsterdams natuurfotograaf Martijn de Jonge komt al dertien jaar in het gebied om de vliegende deuren op de gevoelige plaat vast te leggen.
De Amsterdammer gebruikt Frajda als uitvalsbasis. Ditmaal heeft hij ook vakbroeders uitgenodigd met wie hij samen zeearenden gaat schieten. De Jonge heeft hierbij de hulp ingeroepen van de lokale visser Janosz uit het havenplaatsje Stepnica. De besnorde visser lokt de arenden tot op enkele meters vanaf de boot met aas.
Het zwaaien met vis naar arenden levert de Pool extra zloty’s op, nu de snoekbaars op de Duitse markt niet meer zo goed scoort. ,,De visserij is hier een aflopende zaak, zegt De Jonge. ,,Met deze zeearendtrips ziet de lokale bevolking dat er ook andere inkomstenbronnen mogelijk zijn dan vis.
Als arenden geld opleveren zijn ze ook eerder geneigd hun leefgebied te beschermen en dat is ook in mijn belang. Er zijn nu al meer vissers geweest die ook zeearendtrips wilden leiden maar voorlopig wil ik het nog kleinschalig houden.
De Jonge’s gevleugelde variant op whalewatchen begint vroeg in de ochtend, als de damp nog op het water staat. De dieselmotor van Janosz bootje ligt pruttelend klaar in de haven aan de Haff. Dit is een door de Oder uitgesleten meer dat zich uitstrekt tot aan de monding met de Baltische zee. De aanwezige netknopende vissers kijken met een schuin oog naar het met tassen beladen gezelschap dat rustig buitengaats vaart.
Twee Belgische amateurfotografen monteren vol verwachting hun camera’s, formaat bazooka. Beide Antwerpenaren hopen op een ‘schone sessie’ met ‘plezante beelden’ en de eerste gelegenheid daartoe laat niet lang op zich wachten. Een vogel met het silhouet van een deur doemt op en Janosz begint zwaaiend en roepend met een vis aandacht te trekken.
“Oitjskojtsjkojtskojsts”, roept hij en de arend lijkt de visser goed te begrijpen.
De camera’s aan boord starten een spervuur als twee andere reusachtige vogels met bruine vleugels en witte staarten over het water jagen.
De poten bungelen onder het lijf en met een slag van de klauwen plukt een arend de vis uit het water. Door tegenlicht van de ochtendzon blijft een ‘schoon beeld’ bij de Antwerpenaren uit en licht morrend verlaten ze de visserspraam, wachtend op een herkansing.
Bij het haardvuur ’s avonds in Frajda schuift de voormalig vice-milieuminister van Polen, Kazimierz Rabski aan. Rabski is nu directeur van de Poolse tak van de EUCC. Met hulp van Natuurmonumenten werkte hij aan een beheersplan voor het Oderdeltagebied en hij onderhoudt veel Nederlandse contacten.
Arbeiders van Frajda lopen bij reservaten van Natuurmonumenten stage om de Nederlandse manier van natuurbouw onder de knie te krijgen. Een kenmerkend voorbeeld van Hollandse wildheid, Schotse Hooglanders, graast al in de buurt van Frajda. De langharige hippiekoeien zijn door Natuurmonumenten overgebracht vanaf het Zeeuwse eilandje Tiengemeten.
Nippend aan een Zubrowka, een soort streekwodka met oeroslogo, vertelt Rabski over de plannen die hij met het gebied rond Frajda heeft.
,,We zijn erg blij dat we dit gebied uit handen konden houden van projectontwikkelaars, zegt Rabski. ,,Nu willen we in kwetsbare delen aan de kust zoveel mogelijk beschermen. Als we in oktober nationaal park worden, sluiten we delen van de lagune af voor surfers zodat dit een wild rustgebied wordt.
Ook de groei van het aantal bezoekers willen we beperken tot maximaal tienduizend per jaar, anders gaat de ecologische waarde verloren.
Het afsluiten van natuurgebied valt bij de lokale bevolking niet altijd in goede aarde. Boeren in Csarnocin zijn gewend om vrij rond te lopen in de uitgestrekte velden van de voormalige staatsboerderij. De laatste jaren stuitten ze steeds vaker op bordjes met daarop ‘verboden toegang’, of ‘vogelbroedterrein’.
,,Die bordjes zijn allemaal gesloopt door de lokale bevolking in Czarnocin, vertelt Rabski. ,,Waar de bordjes nu zijn? Waarschijnlijk dienen ze nu als bouwmateriaal voor een kippenhok.
Rabski wil graag het natuurpark wat populairder maken bij de veelal werkloze lokale bevolking door de nadruk te leggen op economie. ,,Ik denk daarbij aan vormen van ecotoerisme, waarbij mensen uit de buurt als gastheer optreden voor mensen uit de stad of uit Nederland, zegt Rabski.
,,Maar ook de verkoop van streekproducten zoals de oeroswodka die ze in het Bialowieza-oerbos verkopen kan interesssant zijn. Dan kunnen mensen uit de buurt profiteren van het feit dat dit natuurpark hier is. De zeearendtrips van Martijn zijn ook zo’n initiatief waar we meer mee willen doen.
Natuurorganisaties weten dat zij de slag met asfalteerders en projectontwikkelaars verliezen als ze enkel de ecologische alarmbel luiden. Zeker nu de jacht op goedkope grond in de voormalige Oostbloklanden is losgekomen en het platteland leegloopt.
Collega-organisatie van de EUCC, de European Centre for Nature Conservation (ECNC) in Tilburg werkt daarom onder de vlag van plattelandsontwikkeling samen met de Europese Investeringsbank. Oost-Europese natuur heet nu een genotsproduct waar onthaastende westerlingen de ruimte vinden voor lokaal verantwoorde ontspanning.
Via toerisme zouden plattelanders zo economisch van een natuurterrein of kleinschalig cultuurlandschap moeten profiteren, zodat dit niet onder de sloophamer van grootschaligheid sneuvelt.
Het meer economische jargon heeft een duidelijke reden. De natuurorganisaties claimen namelijk dat er jaarlijks miljarden nodig zijn om alle Europese natuurplannen te verwezenlijken voor een Pan-Europees Econetwerk. (EECONet). Dit netwerk moet net als onze ecologische hoofdstructuur de versnippering van natuur in Europa tegengaan.
Diersoorten die door klimaatverandering naar het noorden opschuiven stuiten zo bijvoorbeeld niet op barrières.
Sinds 1993 is vanuit een Econetfonds 160.000 hectare natuurterrein aangekocht voor dit netwerk, waarvan de Oderdelta een belangrijk kerngebied is.
Wat het ecotoerisme rond Frajda betreft, voor de eerste onthaastende Westerling zal de bevolking nog wel een cursus gastvrijheid moeten krijgen. Wat iedere bezoeker opvalt is dat geen enkele Pool boven de puberleeftijd vreemdelingen terug groet, zelfs als je bijna tegen ze opbotst. Een groot contrast met de vele grusgott’s in bijvoorbeeld Oostenrijk.
Wie de enige toeristenherberg in de omgeving bezoekt wordt enkel onthaald door twee grote wolfshonden die grommend de indringer verdrijven. Voldaan markeren ze het hek met een geurspoor.
Met behulp van prijsvragen voor de lokale bevolking wil toerismestudente Martina, de heerlijke dochter van Rabski, iets aan de houding van de lokale bevolking veranderen. ,,Sinds we hier acht jaar geleden kwamen bekeek iedereen in Czarnocin alles wat we in Frajda deden met een schuin oog, zegt ze.
,,We willen dat wantrouwen wegnemen door mensen uit de buurt van Frajda te laten nadenken over wat zij aan toerisme kunnen doen. Het beste idee helpen wij dan te realiseren. Afgelopen jaar won het idee van een speeltuin. Dat heeft nog niks met ecotoerisme te maken maar je komt zo tenminste met de bevolking in contact.
De fotograferende Belgen varen wel bij het gebrek aan toerisme en daarmee de overvloed aan aandacht. Zij krijgen nog drie vaartochten voor de kiezen met tientallen zeearenden. Het verlangen naar een ‘schone sessie’ zou nu toch vervuld moeten worden, maar de arenden poseren niet lang genoeg. ,,Kunt ge niet tegen Janosz zeggen dat hij d’n boot dichter bij de arenden brengt?, vraagt de een.
Licht beteuterd aan wal gekomen in Stepnica vraagt hij om nog een herkansing. Totdat het lichte contrast opvalt tussen de grauwe netknopende vissers en onze dure hightech-apparatuur: ,,Ach, en wij maar zeuren dat d’n arend niet dichtbij genoeg komt.
- Dit artikel publiceerde ik 1 augustus 2005 in Dagblad Trouw. Toen snapte ik nog niet hoe de hazen lopen in natuurland…Dus mocht ik voor Trouw schrijven.
Tiengemeten is een Zuid-Hollands eilandje, geen Zeeuws eilandje.