‘Voorzeg mij door waarzeggende geest’… (1 Samuel 28: 8)

Zoals ze zich ook conform de Woestijntraditie in de Sinai terugtrokken sinds de Heilige Antonius (5de eeuw)

Op de zondag geen profane boodschappen. Dan lezen we uit de Heilige Schrift, Het Boek van de ‘Kracht van het Woord’ zonder welke er geen ‘Westerse cultuur’ was geweest. We vervolgen de lezing uit bijbelboek 1 Samuel. Na de vorige aflevering toen David voor Saul op de vlucht ging, krijgt hij nu de kans om Saul te vermoorden.

Maar David weigert ‘de gezalfde des Heeren’ zelf te doden. Dat gebeurt uiteindelijk op het slagveld door de hand van de Filistijnen. Nu zien we dat er opnieuw twee versies van het zelfde verhaal zijn opgenomen, waarin David het leven van Saul spaart. Zoals je ook twee versies tegenkomt van David die bij de Filistijnse krijgsheer Achis in de gunst probeert te komen.

Het Bijbelboek Samuel lijkt vaker een samenvoeging van meer versies van de zelfde verhalen.

Mijn ge-erfde Statenbijbel

Het zwaard van Grutte Pier/Goliath
We eindigden vorige maal bij de beroemde passage in 1 Samuel 20, dat David met de zoon van Saul, Jonathan innig bevriend raakt. Die waarschuwt hem voor Saul’s moordplannen, door pijlen af te schieten in het veld. Zodat David weet: ‘wegwezen!’ De rest van het Bijbelboek Samuel leest als spannend jongensboek, dat je nog steeds van de protestantse lagere school kunt herinneren.

David gaat op de vlucht in 1 Samuel 21. Allereerst heeft hij nu een zwaard nodig, en van de priester Abimelech krijgt hij een wel zeer bijzonder zwaard dat als oorlogstrofee is bewaard. Het zwaard van Goliath, de door David verslagen Filistijn-reus, ‘welken gij versloeg in het Eikendal, dat is hier gewonden in een kleed, achter den efod’.

Een efod is een soort afgodsbeeldje, net als een Maria-beeld. Toen David tegen Goliath streed, was hij nog een klein rossig herdersventje zo beschreef de Bijbel. Terwijl Goliath een reus was. Blijkbaar is David nu ook tot reuzenproporties gegroeid, dat hij het zwaard van de Grutte Pier der Filistijnen plots kan hanteren.

In 1 Samuel 21 zien we dat David in de gunst probeert te komen bij de Filistijnen. Dus bij het zelfde volk waar hij eerder als krijgsoverste van Saul nog ‘bij tienduizenden’ van zou hebben geslagen. De Filistijnen vermelden die passage expliciet, omdat ze ook niet gek zijn. David wendt nu krankzinnigheid voor bij een Filistijnen-krijgsheer, Achis van Gath. Om maar te laten zien dat hij niet meer de zelfde David de Filistijnen-slager is.

Daarom veranderde hij zijn gelaat voor hunne ogen, en hij maakte zichzelven gek onder hunne handen, en hij bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn zever in zijnen baard aflopen (dus hij kwijlt over zijn baard RZ).

Toen zeide Achis tot zijne knechten: Zie, gij ziet dat de man razend is: waarom hebt gij hem tot mij gebracht? Heb ik razenden gebrek, dat gij dezen gebracht hebt om voor mij te razen? Zal deze in mijn huis komen

Verderop in de andere versie zal David met zijn gehele struikroversbende zelfs een vertrouweling van Achis worden. Wat extra vreemd is. Want als je eerst krankzinnigheid voorwendt, nadat je eerst bekend stond als massamoordenaar van Filistijnen. Dan pleit dat normaliter tweemaal tegen je, als je zo in de gunst wilt komen van een vijandige koning.

Tenminste, ik zou als Filistijns krijgsheer geen krankzinnige massamoordenaar onder mijn getrouwen nemen. Maar ja, wie ben ik in het licht van de Heilige Schrift…

Checkpoint Jericho: De Zionistische vlag verbeeldt een territoriale claim op ‘Lebensraum’ tussen Eufraat en de Nijl

David rekruteert een struikroversbende
In 1 Samuel 22 zien we hoe David zijn struikroversbende verzamelt, nadat hij ‘ontkwam in de spelonk van Abdullam.

‘En zijne broers hoorden het, en het gansche huis zijns vaders, en kwamen derwaarts tot hem af; en tot hem vergaderden alle man die benauwd was, en alle man die eenen schuldeischer had, en alleman wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen, zoodat bij hem waren omtrent vierhonderd man.

Zo is David dan al een krijgsheer-herder voor iedereen die door het leven berooid is. Mensen die voelen dat ze niets te verliezen hebben, behalve het meest kostbare dat tegelijk als vloek kan voelen: het leven zelf. Vervolgens probeert David het op een akkoordje te gooien met de Koning van de Moabieten, dat die op zijn ouders passen.

Van de profeet Gad, krijgt David te horen dat hij niet bij de Moabieten mag blijven. Hij moet naar het land van Juda gaan. De passage lijkt opnieuw te dienen als bewijs dat de goddelijke gunst bij David ligt. Want eerder had de priester Abimelech hem immers al Goliath zijn zwaard gegeven. Daar krijgt Saul nu lucht van, in 1 Samuel 22:13.

Voor dat verraad wil Saul dat zijn knechten, ‘de trawanten die bij hem stonden’ die priester doden. Die weigeren dat te doen. Maar ene Doeg de Edomiet is niet te beroerd om Abimelech te doden. En tegelijk zijn hele familie, en de stad met alle vrouwen en kinderen waarin de priesterkaste van Abimelech woonde, Nob: ‘van de kinderen tot de zuigelingen, zelfs de ossen en ezels en de schapen sloeg hij me de scherpte des zwaards.’

Half werk, daar houden ze in het Oude Testament niet zo van. Uit het huis van Abimelech is er maar 1 zoon die ontkomt, de priester Abjathar. Die sluit zich bij David aan.

Het veiligheidshek rond Palestijnse gebieden bij Mevasseret Zion

Militair advies van De Grote Generaal
In 1 Samuel 23 zien we dat David nu plots als profeet zelf een direct lijntje met de Heere heeft, die hem dan strategische krijgsadviezen geeft. Net als bij de Richteren, waar de krijgsheer tegelijk een lijntje naar boven heeft. Dit maal hoort hij van een dorpje Kelila dat door de Filistijnen is overvallen.

Nu Samuel dood is, die deze gave had om God te horen spreken, lijkt die functie te zijn overgegaan op David zelf in 1 Samuel 23: 2. Zo is het contrast met Saul straks extra groot. Want die heeft geen direct lijntje meer met God. Als die zijn lotsbeschikking later wil weten voordat hij tegen Filistijnen optrekt, dan raadpleegt Saul zelfs een waarzegster die de dode Samuel voor hem oproept. David echter, die weet hoe hij zijn bakkie tot de Hemel moet richten;

En David vraagde den Heere, zeggende: Zal ik henengaan en deze Filistijnen slaan? En de Heere zeide tot David: Ga henen, en gij zult de Filistijnen slaan en Kelila verlossen.

Zijn bende van 400 struikrovers twijfelt aan het strategisch heil van de missie. Maar ook als David opnieuw zijn geestelijke veldradio raadpleegt, is het advies van de Grote Generaal: je gaat zeker winnen, pak ze maar. Vervolgens sluit Abjathar zich bij hem aan, en hij overhandigd het eerder vermelde afgodsbeeldje uit het priesterlijk huis; de efod.

Een mooi meisje!

Nu hoort Saul dat David in Kehila is, en die gaat er met zijn leger op af. David wordt bang, en raadpleegt opnieuw zijn veldradio voor overleg met de Grote Generaal. De ‘efod’ dient hier als zendertje naar ‘De Heere’, want die brengen ze naar voren: (1 Samuel 23: 10):

En David zeide: Heere, God Israels, uw knecht heeft zekerlijk gehoord dat Saul zoekt naar Kehila te komen, en de stad te verderven om mijnentwil: zullen de burgers van Kehila mij ook in zijne hand overgeven? Zal Saul afkomen, gelijk als uw knecht gehoord heeft, O Heere, God Israels? Geef het toch uwen knecht te kennen.

De Heere nu zeide: hij zal afkomen.

Daarna zeide David: Zouden de burgers van Kehila mij en mijne mannen overgeven in de hand Sauls?

En de Heere zeide: Zij zouden u overgeven.

Iberische Steenbok en daar weer een afsplitsing van, een ‘endeem’, in Israel had je ook zulke kleine variate

‘De Woestijn Zif in een woud’
Met die voorspellingen van de Grote Krijgs-Heere drijf je geen spot. Als Hij het zegt, dan gebeurt dat. Dus trekt David vervolgens met zijn tot 600 man uitgegroeid struikroversbende de wildernis in. De bijbel spreekt van ‘Woestijn’, maar dat kan voor alle wildernis staan. Want hij komt ook ‘in de woestijn Zif in een woud’. Dus een dicht bos is ook woestijn.

Daar ontmoet hij opnieuw zijn grote vriend Jonathan, die David wonderwel weet te vinden in dat woud, als ware hij een gezonden engel. Jonathan dient hier nu als goddelijke gezant, die David het volgende verzekert na zijn antenne tot God uit te strekken: ‘en hij versterkte zijne hand in God’. De boodschap ‘vrees niet’ is ook typisch die van een engel:

‘En hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand Sauls mijns vaders zal u niet vinden, maar gij zult Koning worden over Israel, en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mij vader Saul zulks wel. En die beiden maakten een verbond voor het aangezicht des Heeren, en David verbleef in het woud, maar Jonathan ging naar zijn huis.

Opnieuw is hier een verhaalmotiefje aan de Joodse eindredactie in Babylonische ballingschap ontsnapt. Want op het eind van 1 Samuel 31 sneuvelt Jonathan samen met zijn vader Saul door de hand van de Filistijnen. Dus hij zal geen ‘tweede bij u zijn’, dus militaire dienaar van David.

De Zifieten verklappen vervolgens aan Saul, dat David bij hen zit, ‘op de heuvel van Hachila’.  Of hij even wil komen. Maar net als Saul optrekt om David uit te schakelen, komt het bericht dat de Filistijnen weer eens binnenvallen. Vanwege die urgente militaire klus moet hij dan de ‘dood David’-missie afhaken.

Een oerwoud

David krijgt de kans Saul te doden
David trekt vervolgens naar En-Gedi, een plaats in de woestijn waar ik bij bezoek in Israel ook ben geweest. Daar kon je Israëlische steenbokjes zien. Hier vinden we 1 van die spaarzame en karige natuurbeschrijvingen uit de Joodse verhaalkunst:

Toen nam Saul drie duizend uitgelezen mannen uit gansch Israel, en hij toog henen om David en zijne mannen te zoeken bovenop de rotsstenen der steenbokken. En hij kwam tot de schaapskooien aan den weg waar eene spelonk was; en Saul ging daarin om zijne voeten te dekken (uiltje knappen). David nu en zijne mannen zaten aan de zijde der spelonk.

Opnieuw komt dan net als bij de pijlen van Jonathan de beroemde passage. David zijn mannen zeggen, grijp nu je kans Saul uit te schakelen want hij ligt voor je te slapen. Maar in plaats van Saul te doden, snijdt hij alleen een stuk mantel af. Als Saul dan ontwaakt, kan David daar op afstand mee wapperen, om te tonen dat hij Sauls leven spaarde. De rotsen zijn nu de protestantse preekstoel, vanwaar David zich tot Saul richt

De functie hiervan is andermaal: kijk, David is een echte Koning in de Joodse traditie. Niet hij maar De Heere beslist over het lot van Saul. En daar ligt dan de clou (1 Samuel 25:13-14)

De Heere zal richten tusschen mij en tusschen u, en de Heere zal mij wreken aan u; maar mijne hand zal niet tegen u zijn. Gelijk het spreekwoord der ouden zegt: van goddeloosheid komt goddeloosheid voort; maar mijne hand zal niet tegen u zijn.

Naar wien is de Koning van Israel uitgegaan? Wien jaagt gij na? Naar eenen dooden hond, naar eene eenige vlo? Doch de Heere zal zijn tot recher en richten tusschen mij en tusschen u, en zen daarin e twisten mijnen twist en rechten mij van uwe hand.

Mensen hebben verhalen nodig die richting geven

Als Saul verneemt dat dit David’s stem is, begint hij te huilen: ‘en hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden en ik heb u kwaad vergolden.’

Ook ziet Saul al in dat niet zijn eigen zonen, maar David koning zal worden. Normaliter gaat zo’n overgang van koningschap gepaard met bloedvergieten. Dat de nieuwe koning de hele familie va de oude koning uitroeit:

En nu, zie, ik weet dat gij voorzeker Koning worden zult en dat het koninkrijk Israels in uwe hand bestaan zal: zoo zweer mij dan nu bij den Heere, zoo gij mijn zaad na mij zult uitroeien, en mijnen naam zult uitdelgen van mijn vaders huis.

Toen zwoer David aan Saul; en Saul ging naar zijn huis, maar David en zijne mannen gingen op in de vesting.

…grotendeels militair oefengebied

De tweede versie van ‘David spaart Saul’s leven’
In 1 Samuel 25 sterft Samuel de profeet, en gaat het hele land in rouw. Die tussentijd gebruikt David om in de woestijn Paran even de vrouw te schaken van een rijk man, met ‘drie duizend schapen en duizend geiten’: Abigail. Omdat deze man, Nabal hem niet gastvrij onthaalt, wil David zijn hele huishouden vermoorden. De vrouw van Nabal, Abigail snelt uit en geeft David stiekem alle egards.

Nabal bedrinkt zich aan de wijn, en lijkt een hartaanval te krijgen (Samuel 26: 37) ‘toen bestierf zijn hart in het binnenste en hij werd als een steen; en het geschiedde omtrent na tien dagen zoo sloeg de Heere Nabal dat hij stierf.

Geen gefuck met de man god’s is de boodschap, David is De Heere zijn oogappel, die kun je beter geven waar hij trek in heeft. David neemt zijn vrouw tot vrouw.

Vervolgens krijgen we in 1 Samuel 26 een uitgebreider versie van het zelfde verhaal: hoe Saul weerloos slapend klaar ligt voor David. Het zijn de zelfde Ziffieten die aan Saul verklappen waar David zit. In mijn protestantse jeugd werden deze als twee afzonderlijke gebeurtenissen gebracht. Sliep Saul eerst alleen in een spelonk, nu ligt zijn legeroverste Abner en zijn hele leger rondom hem te slapen als Doornroosje in het veld.

Ach, de Bijbel zit ook vol broedermoord en doodslag

Ditmaal snijdt David niet een stuk mantel af van Saul, maar hij neemt zijn spies en waterkoker mee. Om die later op afstand bij een andere preek van de zelfde strekking te tonen. Namelijk dat David heiliger dan Saul is.

In deze variant op het zelfde verhaal, spreekt David nu eerst Abner toe. Dat die een slechte legeroverste is, als hij zo slecht op zijn koning past. Maar de rest van de preek bevat de zelfde elementen, zoals over de ‘Koning van Israel is uitgegaan eene vlo te zoeken’.

Maar we zien ook de spijtbetuiging van Saul:  ‘ik heb gezondigd: keer weder, mijn zoon David, want ik zal u geen kwaad meer doen, daarvoor mijne ziel deze dag dierbaar in uwe ogen is geweest.

Ook getuigt Saul op het einde van 1 Samuel 26 nog richting David, nadat David getuigt hoezeer de Heere op zijn hand is:

Gezegend zijt gij, mijn zoon David; gij zult het, ja gewisselijk doen, en gij zult ook gewisselijk de overhand hebben. Toen ging David op zijnen weg, en Saul keerde weder naar zijne plaats.

Riftvallei met zicht op Dode Zee waarop de Jordaan uitmondt, voor zover alle water uit de Jordaan nog niet is gewonnen voor de Landbouw

Versie twee van ‘David in de gunst bij Achis’
Maar in Samuel 27 is de klok van de Joodse eindredacteuren in Babylonische ballingschap weer teruggedraaid. Heeft Saul in hoofdstuk 26 nog beloofd hem niet te vervolgen. In 1 Samuel 27 is David weer bang dat hij door Saul vermoord wordt. Hier komen we weer terug bij af, bij 1 Samuel 21.

Daarin poogde David aan Saul te ontkomen, door bij  Achis de Filistijnse krijgsheer aan te kloppen. Daar zien we enkel het onuitgewerkte motief van de razende gek, die toont dat hij niet meer Filistijnenslager is.

Nu heeft hij zeshonderd man struikrovers bij zich, en zonder verdere details te noemen neemt Achis nu David met zijn hele legerbende zomaar bij zich in huis. Want:

‘Achis geloofde David, zeggende Hij heeft zich ten eenenmale stinkende gemaakt bij zijn volk in Israel, daarom zal hij mij eeuwiglijk tot knecht zijn.

Vervolgens woont David 1 jaar en vier maanden bij die Filistijnen, terwijl hij met zijn struikrovers op moord- en strooptochten trekt.

In 1 Samuel 28 vertrouwt Achis de struikrovers-leider David al zo, dat die zelfs met hem in het leger mag optrekken tegen Israel. Het zijn dan echter de andere Filistijnse krijgsheren, die ook niet gek zijn. Die weten Achis in 1 Samuel 29 nog te herinneren, dat David de slager was van tienduizenden. Dus die mag zeker niet als vijfde kolonne met de Filistijnen optrekken tegen Saul.

In Samuel 28 komt weer even het motief van de profeet Samuel’s dood uit hoofdstuk 25 bovendrijven. Ditmaal heeft dat motief een duidelijke functie. De Filistijnen legeren zich tegen Saul.

‘En Saul vraagde den Heere, maar den Heere antwoordde hem niet, noch door droomen, noch door de Urim, noch door de profeten.

De Jordaan ontspringt in de ‘Israelische Alpen’

‘Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt mij doende opkomen’
Terwijl David dus een direct lijntje met de Grote Generaal heeft voor krijgsadvies, werkt dat lijntje bij Saul niet langer. Hij begaat dan de kapitale fout, die zijn noodlot aankondigt. Hij laat een ‘eene vrouw die een waarzeggende geest’ heeft ophalen. Terwijl in de Joodse cultus zulke waarzeggers juist allemaal waren uitgeroeid, net als de Baal-dienst.

Die helderziende vrouw/heks moet de gestorven Samuel uit de dood terugroepen van Saul. Die verschijnt uiteindelijk aan Saul, helemaal uit zijn humeur (‘waarom hebt gij mij onrustig gemaakt mij doende opkomen’) omdat hij zo uit het dodenrijk is opgewekt.

Die brengt Saul het slechte nieuws, dat ‘De Heere van u geweken en uw vijand geworden is’ Vervolgens voorspelt hij de uitkomst van de volgende dag: (1 Samuel 28: 19)

En de Heere zal ook Israel met u in de hand der Filistijnen geven: en morgen zult gij en uwe zonen bij mij zijn; ook zal de Heere het leger Israels in de hand der Filistijnen geven.

In 1 Samuel 31 wordt heel Saul’s leger met zijn drie zonen door de Filistijnen in de pan gehakt, ze ‘versloegen Jonathan en Abinadab en Malkisua, de zonen Sauls.’ Saul gaat hen in de dood achterna door zich vervolgens in zijn eigen zwaard te werpen, op het gebergte bij Gilboa’.

De Filistijnen houwen hun hoofden af als trofee om ten toon te stellen, spijkeren het lichaam van Saul aan de stadsmuur, en zijn wapens brengen ze in de tempel van hun god Astaroth.

De landbouw is voor water van de Golan afhankelijk. Hier koeien bij Bethsaida

De inwoners van Jabes roven ’s nachts die lichamen met hoofden terug om ze te cremeren en hun botten te begraven. En zo is dan het Godsoordeel over Saul voltrokken, terwijl de Bijbel beschrijft dat David ondertussen op plundertocht is tegen de Amelekieten. Het volk waarop JHWH de pik in had.

En bij die Amelekieten begon voor Saul zijn noodlot, omdat hij het godsoordeel om ze allemaal af te slachten niet helemaal had uitgevoerd. Hij liet mensen en dieren in leven. En hij had onvoorwaardelijk gehoorzaam moeten zijn. Want wie niet onvoorwaardelijk luistert naar De Heere, daarmee loopt het af als bij Saul in 1 Samuel 31.

Kortom, de beste manier om je ‘geloof’ te verliezen, dat is het lezen van het de Bijbel alsof de Bijbel onfeilbaar is als God zelf, zo ontdekten vele Westerlingen afgelopen eeuwen al. Een open deur, die vooral veroorzaakt wordt door je eigen verwachtingen en houding naar de Bijbel. Het Boek is niet God zelf.

De Bijbel is een verzameling Joodse historiën die het begrip van ‘God’ verbeelden, samengevoegde overleveringen die per versie ten opzichte van elkaar redactionele tegenstrijdigheden bevatten.

Het gros van de Golan is miliair terrein

Andermaal een aansporing om niet in menselijk falen te ‘geloven’. Je ontleent aan Het Boek met verhalen vol menselijk falen niet beslist De Zekerheid waarom je Verlangen schreeuwt. Zoals over ‘het leven na de dood’.

Zie bijvoorbeeld het oproepen van Samuel uit het dodenrijk. Die zegt dat Saul bij hem zal komen. Dat is weer een geheel ander begrip van Hemel, dan dat uit de christelijke traditie. Want als Saul bij De Heere uit de gunst zou zijn, dan was hij niet naar de Hemel maar de Hel. Maar dat begrip bestaat hier nog niet zo als in de christelijke versie. Er is hier alleen een dodenrijk.

Het christelijke begrip van ‘de ziel’ die voortleeft is niet Bijbels, maar afkomstig uit de Griekse filosofie.

En toch blijft dit boek een wonder van de menselijke geest. Zonder dit Boek was de Westerse cultuur er niet, onze opvatting over ‘Goed’ en ‘Kwaad’, het onderscheid tussen ‘geest van de wet’ en ‘de letter’. Onze hele beschaving implodeert zonder die kernbegrippen op Bijbelse leest te doordenken.

Dus dien je de Bijbel van kaft tot kaft te kennen. Heb een goede zondag.

One Reply to “‘Voorzeg mij door waarzeggende geest’… (1 Samuel 28: 8)”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *