Ondergetekende kon al regelmatig met (garnalen)vissers de zee op, om het Visserleven-gevoel vast te leggen. Nederland heeft de lekkerste garnalen in haar eigen zee, die op de juiste wijze gekookt en geconserveerd een zoet-ziltige smaak hebben. Ideaal op toastjes bij een goed glas bier, of gewoon in de knoflooksaus op een broodje.
Alleen al daarom is het belangrijk om zuinig op onze vissers te zijn. Het is een vak, waarmee je geboren moet zijn, bijvoorbeeld omdat je vader al visser was. Je moet daarvoor gevoel hebben. Dus hoop je dat de kennis niet weglekt. Of dat- zoals nu een paar multinationals de vissers in de tang houden, zodat het gros nu als contractvisser in verkapte loondienst werkt.
Anders heb je straks een zee vol lekkers, maar lege borden omdat bijvoorbeeld door pesterijen van milieuclubs en hun overheid de vissers van het Wad zijn gejaagd. Dan heb je een Waddenzee vol Groninger en Nijmeegse ecologen met hun nutteloos onderzoek, programmamangers, kwartiermakers en een ‘aanjager vitale en veerkrachtige ecoystemen’..
Subsidiespultsje.
Uiteindelijk is 1 visser vele malen nuttiger voor de maatschappij dan 1000 ambtenaren, die zich ‘kwartiermaker’ of ‘procesmanager’ noemen. Wat leek me dat vreselijk, dat je opstaat en je realiseert dat je als ‘programmamanager’ werkt bij de overhead/overheid of zo’n milieuclubje/semi-overheid.
Daar zou je badend in het zweet van kunnen wakker schrikken.
Door mijn samenwerking met vissers heb ik afgelopen 10 jaar veel mogen leren. De omgang met sommige echte karakters, Urkers en Wieringers heeft mij als mens een goed voorbeeld gegeven, hoe je meer ‘echt’ kunt zijn. De afgebeelde visserszoon redde nog zijn hier afgebeelde vader op een omgeslagen kotter, door een halve kilometer van de boot naar de Afsluitdijk te zwemmen.
Kijk, je kunt van zo’n jongen zeggen wat je wilt: maar karakter heb je dan wel. En dat is belangrijker dan allerlei woorden.