“Het gekrookte riet zal hij niet verbreken”… (Jesaja 42:3)

Abdij

Op de zondag geen profane boodschappen. Dan lezen we uit De Heilige Schrift, Het Boek zonder welk er geen Westerse cultuur was geweest. We gaan verder in de profeet waarop de evangelisten hun ‘Jezus is messias (‘gezalfde’)-projecties baseerden: Jesaja.

Na proto-Jesaja (1-39) in de Assyrische tijd (rond 700BC) af te ronden zijn we nu bij Deutero-Jesaja (40-55) aangekomen dat is gesitueerd na de Perzische verovering van Babylon rond 538 BC.

Hierin komen we een nieuwe messiasprojectie tegen, die tot een eigen bevindelijk-gereformeerde stroming in Nederland leidde: Het Gekrookte Riet. Maar had Deutero-Jesaja wel Jezus op het oog, en niet gewoon de Perzische veroveraar Cyrus/Kores? En is het christendom met Jezus-verering niet een heidense godsdienst?

Een Bijbel met gravures van Gustave Dore: iedere zondag een grondige studie op Interessante Tijden

Deutero-Jesaja: God in eerste persoon als trooster
In proto-Jesaja treedt Jesaja zelf sprekend op als profeet en woordvoerder, als tijdgenoot van koning Hizkia in 702 BC. Jeruzalem blijft door een goddelijk mirakel de verovering door Assyrië bespaard. Terwijl de rest van Israël haar ondergang beleeft. Beelden van apocalypse worden afgewisseld met beloften van restauratie.

Hier vinden we de meest beroemde messias-projectie ‘geboren uit een maagd’ (jonge vrouw, niet een seksloos bevruchte)

Proto-Jesaja eindigt met de voorzegging van de val van Jeruzalem in 586 BC wanneer de Babyloniërs binnen vallen. Deutero-Jesaja (40-55) ziet hoe de Babyloniërs vervolgens door de Perzen worden overwonnen. De Perzische koning Cyrus (Kores) heeft de Babyloniërs met hun godheid Marduk klop gegeven.

De joodse ballingen mogen van hem naar huis en hun tempel in Jeruzalem herbouwen. De restauratie volgt, na de eerste apocalypse en eerste tempelverwoesting.

Deutero-Jesaja spreekt tot hoofdstuk 50 niet vanuit een prediker-profeet die als Jesaja staat aangekondigd. Hij leest in eerste persoon als God zelf als ‘zo spreekt de Heer’. Hij treedt hier op als trooster die Zijn beloften is nagekomen. Daarbij is Koning Cyrus Goddelijk werktuig, die wordt door Deutero-Jesaja zelfs zijn ‘gezalfde’ genoemd, dus Messias. (…)

‘Geboren uit een maagd’: Jesaja 13 in katholieke interpretatie

Het lijkt Job wel
De overgebleven Judeërs uit Babylon in Deutero-Jesaja worden toegesproken als bij Job, wanneer God zelf het woord neemt tot Job. Alsof het Job-verhaal stond voor het volk Israël zelf dat door God aan de verderver werd uitgeleverd ter vernietiging van liefst tien stammen. Alles ter kastijding, een proeve van godstrouw.

De teneur bij  God’s afsluitende redevoering tegen Job is, of Job wel door heeft tegen wie hij als ellendig mens zijn stem verheft. Zo leest Deutero-Jesaja ook, nadat Hij eerst aankondigt dat zijn volk nu wel genoeg is gestraft:

1Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen,
2spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is,
dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden.

Job ontvangt uiteindelijk ook het dubbele terug van wat hem door God via satan was afgenomen. Die tweevuldige teruggaaf was normaliter de vergoeding die een dief een ander moest terugbetalen in de bijbelse traditie.

‘van de hemel met een span de maat genomen

Zie voor een proeve van de Schepper die zijn grootsheid etaleert Jesaja 40-12-18;

12Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, of van de hemel met een span de maat genomen,
of het stof van de aarde met een maatbeker gevat, of de bergen gewogen in een waag, of de heuvels op een weegschaal?

13Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen?

Dat klinkt toch sprekend als bij Job. Pak het boek Job er zelf maar eens bij. Zie ook, dat God met ‘de volken’ buiten Zijn Eigen Volk niets opheeft. Die zijn slechts werktuigen en stofjes op een weegschaal:

15Zie, de volken worden beschouwd als een druppel aan een emmer, als een stofje op de weegschaal.Zie, Hij heft de eilanden op als fijn stof.
16De Libanon is niet genoeg om te branden, zijn dieren zijn niet genoeg voor het brandoffer.
17Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als minder dan niets en als leegheid.

Baardmannetje, de Hollandse rietparkiet zou een betere naam zijn…Dit is het mannetje

De veroveraar uit het Oosten
Vervolgens gaat Deutero-Jesaja verder over de Veroveraar uit het Oosten: daar waar de zon opkomt over het leven. Die veroveraar/verlosser van joodse ballingen in Babylon is een nieuw instrument in God’s hand.

Ditmaal niet tot verderf, maar voor herstel van Juda en Jeruzalem in 538 BC. Ballingen mogen terugkeren naar hun oude stad Jeruzalem. De Willibrordvertaling laat ‘de man opstaan in het Oosten’, maar de Herziene statenvertaling maakt er ‘rechtvaardige vanwaar de zon komt’ van:

2Wie heeft vanwaar de zon opkomt de rechtvaardige doen opstaan, hem geroepen om te gaan?
Wie heeft heidenvolken aan hem overgeleverd en doet hem koningen vertreden?
Wie heeft hen als stof overgeleverd aan zijn zwaard, als wegwaaiende stoppels aan zijn boog?

3Hij achtervolgde hen, trok verder in vrede, over een pad dat hij met zijn voeten niet eerder betrad.
4Wie heeft dit bewerkt en gedaan? Hij Die de generaties riep vanaf het begin! Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en bij de laatsten ben Ik Dezelfde.

Nu kun je deze tekst uiteraard ook op Jezus projecteren. Maar of Deutero-Jesaja dat bedoelde lijkt niet het geval. Hij heeft het over ‘Mijn Gezalfde’ Koning Cyrus, die de ballingen uit Babylon laat terugkeren naar Jeruzalem. Die hun recht brengt, na kastijding en ballingschap.

Met spinrag ingepakt agro-industrieterrein

Het gekrookte riet is geknakt geworden
God mag steeds de zelfde zijn, eerste en laatste: Vertalingen zijn dat dus niet, en ze worden met de tijd ook bijgesteld. Terwijl je dus met een woordnuance- maagd of jonge vrouw- al een hele wereldreligie kan stichten of breken met heidense Maria-cultus (Een Vestaalse maagd). Zo wordt het ook onduidelijk, wie er nu bedoeld wordt in bepaalde passages van Jesaja.

Dat schept voldoende ruimte om er voor eigen godsdienstig inzicht mee op de loop te gaan.

Het Gekrookte Riet uit de oude Statenvertaling is in moderner versies ‘geknakte’ riet geworden. Gekrookt roept beelden op van Betuwse mannenbroeders met Levensernst. Geknakt naar een snack. Zie Jesaja 42, de passage die door de Evangelist Mattheus (12; 18-21) later bij Jezus in de mond is gelegd:

1Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft;
Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan.

2Hij zal niet schreeuwen, Hij zal Zijn stem niet verheffen, Hij zal Zijn stem op straat niet laten horen.
3Het geknakte riet zal Hij niet verbreken, de uitdovende vlaspit zal Hij niet uitblussen; naar waarheid zal Hij het recht doen uitgaan.
4Hij zal niet uitdoven, Hij zal niet geknakt worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben gevestigd. De kustlanden zullen uitzien naar Zijn onderricht.

De Willibrordvertaling vertaalt Jesaja 42-4;

Hij zal niet zwak worden en niet worden geknakt, maar hij vestigt het recht op aarde, en de eilanden zullen naar zijn boodschap uitkijken.

Zonsondergang Duitse Bocht in Het Westen

Op Zijn Naam zullen de HEIDENEN hopen
De verlosser uit Jesaja 42 zou HET RECHT op de heidenvolken brengen, wat een vergelding kan zijn. Maar zie dan nu wat de Evangelist Mattheus van Jesaja maakt, wanneer ‘de joden’ ( = JHWH’s volk) tegen Jezus beraadslagen om hem om te brengen:

15Maar Jezus wist dat en vertrok vandaar, en veel menigten volgden Hem en Hij genas hen allen.
16En Hij gebood hun streng dat zij niet bekend zouden maken Wie Hij was,

17opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet Jesaja toen hij zei: 18Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen. ( = het recht)

19Hij zal niet twisten en niet roepen, en ook zal niemand Zijn stem op de straten horen. 20Het geknakte riet zal Hij niet breken en de walmende vlaspit zal Hij niet doven, totdat Hij het oordeel uitvoert tot overwinning.
21En op Zijn Naam zullen de heidenen hopen.

Mattheus maakt van Jesaja 42:4 haar ‘kustlanden die uitzien naar Zijn onderricht’ een ‘oordeel uitvoeren tot overwinning.’ Maar Jesaja’s God reserveert het heil en recht voor de terugkerende joden naar Jeruzalem zo in het jaar 538 BC. Heidenvolken zijn slechts stof, werktuigen in Zijn handen.

En er is maar 1 God, JHWH de eerste en laatste. Er is geen nieuwe god bij Jesaja die een eigen religie opricht. De ‘verlosser’ in JHWH’s hand is hier een concrete koning, namelijk de Perzische veroveraar Cyrus, die Jesaja 41:25  zo nog eens aankondigt (Willibrordvertaling):

Ik heb iemand laten opstaan in het Noorden en hij is gekomen; WAAR DE ZON OPKOMT  (het oosten dus) roept hij mijn naam. Hij vertrapt de vorsten als slijk.

Zon onder in Het Westen..

De HEERE zijn gezalfde (messias) Kores/Cyrus
Jesaja 45 maakt het nog bonter, dan wordt Cyrus/Kores door de HEER zelfs ‘mijn gezalfde’ genoemd, oftewel Messias:

1Zo zegt de HEERE tegen Zijn gezalfde, tegen Kores, die Ik vastgrijp bij zijn rechterhand, om de volken vóór hem neer te werpen, en de lendenen van koningen zal Ik ontgorden; om deuren voor hem te openen, poorten zullen niet gesloten worden:

2Zelf zal Ik voor u uit gaan, het oneffene zal Ik rechtmaken, bronzen deuren zal Ik openbreken, en ijzeren grendels stukbreken.

3En Ik zal u geven schatten die in het duister zijn, verborgen rijkdommen, opdat u zult weten dat Ik de HEERE ben, Die u bij uw naam roept, de God van Israël.
4Ter wille van Jakob, Mijn dienaar, Israël, Mijn uitverkorene, riep Ik u bij uw naam; Ik gaf u een erenaam, hoewel u Mij niet kende.

De HEER zalft Cyrus dus tot zijn messias, een heidense koning tot dienstknecht van ZIJN volk. Deze veroveraar voert voor de overgebleven Juda-stamleden in Babylonische ballingschap een genoegdoening uit. Ze mogen terug, en Deutero-Jesaja kondigt het herstel aan van Jeruzalem en de tweede tempelbouw.

…de vloer van de Wewelsburg met voor-christelijk zonne-symbool: Apollo op Zon-dag

Christendom, een heidense godsdienst
Die tweede tempel is niet gewijd aan meer goden dan God alleen, een Drievuldigheid, of zelfs Maria er in. Jesaja 45:4-5 is ondubbelzinnig:

5Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God. Ik zal u omgorden, hoewel u Mij niet kende,
6opdat men zal weten, vanwaar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niets is.
Ik ben de HEERE, en niemand anders.
7Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het onheil; Ik, de HEERE, doe al deze dingen.

De heidenen mogen dus op Jezus hopen dankzij de interpretatie van evangelist Mattheus. Maar de joden- God’s volk, houders van De Wet- doen dat niet met hun gezalfde die volgens Jesaja RECHT brengt: Genoegdoening voor het gekastijde volk van JHWH.

Als Romeinse staatssgodsdienst met een nieuwe godheid die de dood overwint, groeide het christendom zo tot heidense cultus met daarin gekaapte joodse geschriften.

Jezus werd eerder afgebeeld als baardloze Apollo (zonnegod), later werd de ‘messias’ van de heidenen uit Mattheus 12 tegen het tweede gebod in (geen gesneden beelden maken) meer als bebaarde Zeus afgebeeld, overwinnaar van de dood.

Dubbel gespierd als Grieks-Romeinse godheid aan een kruis, en drievuldig.

Zonsopkomst Friesland in Het Oosten

Van Apollo’s dag naar Saturnusdag
Dat het christendom een heidense godsdienst is kun je vandaag, ZON-dag als rustdag nog steeds ervaren, ter ere van de zonnecultus. Je hele leven ligt dat feit voor je neus in het gezicht, zonder dat je er stil bij staat. Vanwege de vanzelfsprekendheid. De week eindigt op Zater-dag, Sater-dag vernoemd naar Saturnus.

Dat is de Romeinse variant op de godheid Kronos.

In de Filistijnse godsdienst van de Phoeniciërs heeft Kronos de zelfde kenmerken als Baäl, de stiergod die met kinderoffers wordt geassocieerd. Oftewel, precies de godheid waar de JHWH-cultus van Israël zich van afkeerde met De Wet.

Saturnus is de planeet die in de oude astrologie het verste verwijderd lag van de levensbrengende zon. (Pluto kon je niet zien) Deze riep aan het eind van de week associaties op met het weekeinde, en ook het levenseinde. Oftewel; de dood. Westerlingen eren Saturnus op zaterdagavond meestal tegelijk met de god Bacchus, als viering van de Saturnalia.

Het orthodoxe kruis

Tot comazuipen aan toe. Zo worden heersers en dienaren even aan elkaar gelijk in de geestesdood van dronkenschap, net als bij de Romeinse Saturnus-cultus.

En dan zitten sommigen Zondag, de dag van Apollo in de kerk met een nog betonnen hoofd. Alsof de week met een rustdag moet begínnen. In plaats van dat een arbeidzame week met een rustdag moet eindigen, zoals God in Genesis na zes scheppingsdagen een dag sabbatsrust hield.

Die Sabbat op zaterdag, heeft géén heidense oorsprong uit het meergodendom: Saturnusdag en Zondag wel. In symbolische zin dankt ‘Het Westen’ dus haar naam ook niet aan een geografische ligging. Maar daar gaat de zon onder, het licht uit, net als op Zaterdagnacht. In het Oosten komt het Licht op over het Leven.

De antieke Statenbijbel, voortaan Iedere Zondag

Tijd voor Collecte na de preek
Heb vandaag op de dag van zonnegod Apollo-  niet JHWH’s Rustdag…- dus een goede start van uw werkweek, en wees zo aardig een duit in het collectezakje van De Abdij te doen voor uren denk- en uitpluiswerk, vrijmoedig verbanden leggen met een lach en knipoog uiteraard 🙂 :

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *