Ik stelde Ruud Foppen 16 november een vraag, over een studie die hij met ‘75 procent insecten verdwenen’ Chris Hallmann gepubliceerd kreeg in Nature in 2014. Het begeleidende persbericht meldde dat boerenzwaluwen verdwenen door neo-nicotinoiden.
Dat zijn de zaad-coatings waar de Triodos Foundation/IUCN campagne tegen voerde met Jeroen van der Sluijs (IUCN, Universiteit Utrecht). De Triodos Foundation was mede-financier van de ‘alle insecten weg’-studie.
Jeroen van der Sluijs leverde Foppen en Hallmann de data voor Neonics-verspreiding in het oppervlakte-water in NL.
‘3,5 procent per jaar’ is statistisch artefact zonder RElatie met de natuur
Je voelt aan je water al, dat je over een periode van 6 (2004-2009) jaar geen zinvol VERBAND kunt vinden tussen het op en neergaan van vogelpopulaties, en de aanwezigheid in het oppervlaktewater van neonics.
Immers, vogelpopulaties fluctueren van nature. Maar wat vooral ontbreekt: de resolutie in data om zulke claims te maken. Ik weet namelijk zelf hoe je ‘data’ van vogels verzamelt, want al vanaf mijn vroege jeugd ben ik verbonden aan zo’n lokale Vogelwacht hier in Fryslan.
Die tellen echt niet per boerenschuur en dakrand hoeveel nestjes er zijn. Als Fries ventje met eierverzameling/nestrover, weet ik dat het ONMOGELIJK is om van zulke algemene vogels als spreeuw en boerenzwaluw ook maar bij benadering te tellen hoeveel broedsels er zijn.
Het is dus ONMOGELIJK om exact een afname van 3,5 procent per jaar te claimen. Dat zou je nooit in het echt zien. Dat getal is een statistisch artefact, een construct zonder RElatie met de natuurlijke werkelijkheid.
Alleen bij weidevogels zijn ‘aaisikers‘ echt alert. En ook dat neemt af omdat ze van de geestverwanten van Foppen het veld niet in mogen zonder papierpak en SMS aan de overheid.
Kortom: Er bestaat in het geheel geen regionale resolutie op zelfs maar provincie-schaal van het aantal broedparen vogels per jaar. Neem die boerenzwaluw, Sovon Vogelonderzoek geeft SCHATTINGEN van broedparen van 100 duizend tot 200 duizend broedparen.
Dus een onzekerheidsmarge die even groot is als de populatie-ondergrens.
Al zouden er in bijvoorbeeld de Randstad minder boerenzwaluwen leven dan in Friesland. (De boerenprovincie van NL) Dan beschikt Sovon in de verste verte niet over de resolutie van broedparen, om de claim in het persbericht te maken.
Daarnaast hebben ze geen enkele data over insecten, het voedsel van die boerenzwaluwen. Zijn op de neonics-locaties werkelijk al die insecten verdwenen….En is het niet logisch dat je op locaties waar geen boerenzwaluwen leven, zoals tussen het glas van kassen….geen boerenzwaluw vindt.
Niet alleen dat. Voor de Rode Lijst van 2016 schrijft Foppen verder in het Basisrapport (blz 81):
Plots neemt die boerenzwaluw helemaal niet af. Ergo: het is dus logisch ONMOGELIJK stellig een oorzakelijk verband te concluderen: ‘spreeuw en boerenzwaluw nemen af door neonicotinoiden’.
Nature is een topblad, dat toch op zijn minst bij de review het volgende had moeten opmerken. Deze vragen stuurde ik Foppen:
- U claimt in de Nature-paper een resolutie en hardheid in vogeldata (om te kunnen stellen dat populaties in slechts 7 jaar (2003-2009) tijd met 3,5 procent achteruitgaan per jaar, exact gecorreleerd aan neonics-concentraties in oppervlaktewater die vooral sterk gelokaliseerd zijn in het Westland….) die in de realiteit niet bestaat, door verschil in dekking, kwaliteit van waarnemers, gaten in data en onzekerheidsmarge van schattingen die groter is dan de schatting zelf: kunt u mij uitleggen waarom deze observatie niet juist zou zijn?
- U weet een statistisch artefact te correleren aan neonics-concentraties, maar hebt geen gegevens van insecten: in het persbericht nav uw studie voor RUN claimt u: de ruimtelijke verschillen in achteruitgang die we hebben vastgesteld na de introductie van imidacloprid zien we niet terug in de tellingen van voor die tijd.’ zegt Ruud Foppen van Sovon Vogelonderzoek.
Als antwoord krijg ik 18 november van Ruud Foppen;
In het Nature artikel en de bijbehorende achtergrondinformatie leggen wij al uit waarom de vetgedrukte ‘’observatie’’ in uw mail niet juist is. De statements en conclusies in uw mail laten we voor uw rekening en onderschrijven wij niet. Onze eerdere ervaring met uw stukje over het Nature-artikel in Elsevier leert dat het weinig zin heeft om inhoudelijk op uw schrijven te reageren.
Ik heb in Elsevier nooit over een Nature-artikel van Foppen geschreven. In 2014 schreef ik nog niet voor Elsevier. Foppen verzint maar wat. Hij wil dus gewoon niet reageren, omdat hem dat niet uitkomt. Dat gedrag bevestigt dat Foppen iets te verbergen heeft.
Blijft nog staan, dat het Nature-artikel geen uitsluitsel geeft over de data-resolutie bij vogels. Staat er echt niet in, alleen dat ze dus 354 meetlocaties zouden hebben. Dat moet dan onderdeel zijn van het ‘Netwerk Ecologische Monitoring’.
Daarbij- met een ‘Meetnet Broedvogels‘ betaalt de overheid Sovon Vogelonderzoek om door vrijwilligers verzamelde data te verwerken. Dikke kans dus dat ‘354 bird monitoring plots’ het zelfde is als 354 vrijwilligers/hobbyisten. Of niet Ruud?
We moeten voor bespreking van de NATURE-artikeldata (hoe die tot stand kwamen) verder terug naar een ander artikel, dat Sovon gepubliceerd kreeg in Biological Conservation in 2010.
Maar daar treffen we hooguit data-doctor van het CBS Arco van Strien, en Henk Siepel (toen Alterra, nu Nijmegen). Van Strien fabriceert met zijn TRIM-model ‘data’ waar er geen zijn.TRIM corrigeert niet voor kwaliteit in waarnemers, niet in trefkans.
De resolutie-vraag is zo dus allerminst opgelost.
Wat Van Strien met TRIM doet is een virtuele ‘populatie’ fabriceren in jaren dat er geen broedvogeldata zijn. Ze fabriceren zo bij CBS dus virtuele ‘boerenzwaluwen’ voor jaren dat er geen tellingen zijn, en pluggen zo gaten in regio’s als daar data afwezig zijn.
- Corrigeer mij als het niet zo is, ik hoef namelijk geen ‘mening’ te hebben of 1 of ander speciaal gevoel. Ik smeek de lezer om te tonen dat ik er helemaal naast zit. Graag!
Dit is wat je constateert wanneer je de model-architectuur van TRIM kent. En je kent de data-resolutie van de populatie van bijvoorbeeld boerenzwaluwen.
Ook van bijvoorbeeld de torenvalk bestaat op provincie-niveau op geen enkele manier ook maar enige consistente tijdreeks. En daar gaat het dan om een nog betrekkelijk eenvoudig te lokaliseren grote soort waarvan geen honderd-duizenden zijn maar ongeveer 5000.
En zelfs daar kan de beste ornitholoog van Nederland, Rob Bijlsma slechts een populatieschatting geven van 2900-7200 paar.
- Kortom: de in Nature gefabriceerde COR-relatie in gebieden met hoge neonics-concentraties (aangeleverd door activist Jeroen van der Sluijs), KAN niet anders dan een statistisch artefact zijn, een correlatie met een virtueel boerenzwaluw-construct dat in het echt niet bestaat.
- Er bestaat per jaar geen jaarlijkse TELLING van boerenzwaluwen of van het broedsucces van die zwaluwen. Zoals bijvoorbeeld in het Westland of onder Amsterdam. Je hebt dus in de verste verte niet de benodigde resolutie kennen voor je de claim in het persbericht kan doen.
De data die ze voor het ‘Netwerk Ecologische Monitoring’ verzamelen, die presenteert SOVON dan met CBS in grafieken als deze van het Compendium voor de Leefomgeving. (2015)
Dat is een aggregaat (= optelsom) van indexcijfers van 27 soorten. Daar staat ook de boerenzwaluw bij. En wat vermeldt SOVON daar voor de boerenzwaluw?
En voor de periode waarin zij een achteruitgang van boerenzwaluwen claimen door neo-nicotinoiden:
Er is geen achteruitgang. En er bestaat geen resolutie-niveau in vogeldata, om achteruitgang van bv boerenzwaluwen te correleren aan neo-nicotinoiden. Daarvan kunnen concentraties per slootje verschillen.
Of het moet een correlatie zijn tussen theoretisch aanwezige neonics in het oppervlaktewater, en de virtuele boerenzwaluwen uit Van Strien zijn TRIM-model.
En als er al overlap zou zijn, zwaluwen eten ieder insect dat ze voor de bek komt. Of er nu neonics in het water zitten of niet. Er is nergens ook maar enigszins gemeten dat in die gebieden minder insecten zijn.
Sterker nog: we lezen bij Arnold van Vliet van Nature Today juist, dat er van grote muggenoverlast sprake zou zijn.
Nu zou ik Arnold van Vliet en zijn Foundation for Sustainable Develompent zijn werk bepaald niet als ‘wetenschappelijk’ willen verdedigen. Toch vind ik het contrast wel grappig met de campagne-boodschap, die Robert Kwak van Vogelbescherming een jaar later lanceert.
Dat doet Kwak, (die ook met Foppen meewerkte aan de Rode Lijst) nadat Foppen’s collega claimde dat 75 procent van vliegende insecten weg is. Moeten jullie je campagne-‘wetenschap’ niet wat beter afstemmen jongens?
Overlast-meldingen zijn uiteraard altijd groter in gebieden waar de bevolkingsdichtheid groter is. In Oost Groningen, Hongerige Wolf wonen 2 kippen en 1 koe. Die bellen niet naar Wageningen. Toch…. zijn er wel muggen, zwaluwvoedsel volop!
Oftewel, als ergens een kind wordt geboren en er vliegt een ooievaar langs. Dan geloven wij hier op Interessante Tijden niet direct dat de ooievaar het kind bracht 🙂 We kunnen bij de financiers van Radboud Universiteit haar onderzoek wel een zekere, ehhh, bijzondere motivatie vinden.
Conclusie
Rotzooi er in, dan ook rotzooi er uit.
Met een Nature-publicatie geef je die naakte keizer misschien sociaal aanzien. Maar sociaal aanzien verandert de natuur niet. Daarnaast is de categorie ‘boerenlandvogels’ een construct. De vogels hebben totaal verschillende leefwijzes en voedsel-voorkeuren.
Zo bombarderen ze de ‘spotvogel’ (groen zangertje dat in Afrika overwintert) plots tot boerenland-kanarie, waar Sovon die eerder al tot klimaat-kanarie bombardeerde. Omdat hij nu achteruitgaat en voor beide campagnes bruikbaar is?
Ergo, de studie van Hallmann en Foppen in Nature MOET wel onzin zijn. Maar bewijs van het tegendeel is zeer welkom. Het zal uit de hoek der Moreel Betermenschen echter wel blijven bij arrogantie en pathetische verhaaltjes van ‘oh och arme ons, de wetenschap onder aanval door de verruwing’. Als de subsidie maar binnenstroomt…