Gebruik van pesticide DDT werd hier 1973 verboden, sindsdien herstelden roofvogels zich. Althans: zo luidt het standaard-verhaal, dat ook Britse Vogelbescherming RSPB verdedigt.
Dat officiële verhaal krijgt tegengas in ‘The Excellent Powder, DDT’s Political and Scientific History’. Lezers stuurden het op, waarvoor dank.
Wat betogen zij?
Op zijn ergst was DDT slechts 1 van de vele oorzaken van achteruitgang, naast habitat-vernietiging en roofvogel-vervolging die plaatsvond. Voor ‘roof’-vogels ligt het menselijk oordeel al in de naam besloten. Net als bij alle grotere ‘roof’-dieren die eveneens overal werden vervolgd. Een goede jachtveld-beheerder in Nederland, was ook een opzichter die alle ‘roofwild’ kort hield.
Pas onder dekking van strengere natuurbescherming en de publieke opinie, dankzij herstelprojecten van biologen keren ook roofdieren als wolven, lynxen weer terug in Europa. Die hadden ook geen last van DDT.
Aldus de auteurs van ‘The Excellent Powder’.
Dubieuze relatie jagers en hun ‘concurrenten’
Zij betogen dat habitatvernietiging en vervolging door jagers tot 1970 in de Verenigde Staten de belangrijkste doodsoorzaken waren van zeearend, steenarend (aanvaringen met elektriciteitskabels) maar ook valken.
Tot 1970 ontbrak echte bescherming van bijvoorbeeld slechtvalken in de VS, behalve via een Migratory Bird Treaty Act uit 1918. In Europa verliep bescherming overigens iets vlotter. Bij de Britten werden roofvogels in 1954 volledig beschermd met uitzondering van de sperwer (1963).
In Nederland waren roofvogels al in 1936 bij wet beschermd, met uitzondering van de sperwer (1941). Illegale vervolging door jachtopzichters (grouse-shooting en duivenmelkers) bleef wel doorgaan. In Duitsland waren roofvogels al dankzij de Nazi’s beschermd in 1935. (Herman Goering’s natuurwet)
De valkerij als OORZAAK achteruitgang
Bovenop die directe vervolging van roofvogels door jagers en boeren, kwam de heropbloei van de valkerij in de 20ste eeuw. Die nieuwe hobby- valkeniers haalden de jongen uit nesten van valken om mee te jagen.
De popularisering van deze adelijke sport- die in Nederland in 1860 uitstierf- begon in de jaren ’30 in zowel Duitsland, Nederland als de Verenigde Staten weer. De Deutscher Falken Orden (DFO) werd in 1921 opgericht.
Toen waren populaties roofvogels door vervolging al uitgedund. Bij ons was de nu succesvolle zeearend ook al eeuwen uitgeroeid (zie proefschrift Jan de Rijk 2015), alle grote (roof)vogels stonden onder hoge jachtdruk.
In Nederland werd in 1938 ook ons oudste valkeniersclubje opgericht, het Valkeniersverbond Adriaan Mollen.
Jagers hadden en hebben dubbele relatie met ‘roof’-dieren
Ook citeren de auteurs van ‘Excellent Powder’ de jager en natuurbeschermer William Temple Hornaday (1854-1937) over slechtvalken in zijn ‘American Natural History’ (1935):
It (valken) can best be studied with a rope, a basket and a chokebore shot-gun loaded with No.6 shot. Fist shoot both male and female birds, then collect the nest, and the eggs or young, whichever may be present.
Jagers van de oude stempel hielden en houden niet van ‘roof’-vogels. In het blad van de Koninklijke Jagersvereniging worden stemmen al luider voor ‘predatiebeheer’. Wanneer de vos actief bestreden wordt om grutto-subsidiekuikens te ‘redden’, zo dan ook de buizerd.
Iets van de oude mentaliteit die mensen tegen roofdieren hadden, die sluimert hier nog steeds in Friesland.
Het provinciebestuur van Friesland maakte in 2014 vervolging van roofvogels uit naam van ‘weidevogelbescherming’ zelfs staand officieel beleid.
Nadat het al onofficieel de norm was – zie mijn HP de Tijd-reportage ‘moord op de roofvogel’ (2006)– om roofvogelnesten stiekem te slopen. Nu willen ze actief de ‘predaasje’ tegengaan, omdat het Fries provinciebestuur slechts 1 miljoen euro over heeft voor weidevogels tot 2020. En de rest van het boerenland zetten ze vol met turbines en zonnepanelen.
Het kappen van nestgelegenheid voor roofvogels levert nu dus ook nog klimaatsubsidie op. (‘biomassa’)
Correlatie is geen RElatie
Terug naar de DDT. Natuurlijk, er was een correlatie (gelijktijdig optreden) van (verdere) achteruitgang van roofvogels en DDT-opkomst na de Tweede Wereld Oorlog. Maar correlatie is nog geen RE-latie, zo betogen de schrijvers van The Excellent Powder. De voordelen voor ziekte-bestrijding zijn tegelijk enorm.
De werking als insecticide van DDT als wit poeder werd in 1939 ontdekt door de Zwitserse chemicus Paul Muller, die er in 1948 de Nobelprijs voor kreeg. Het was de Britse chemicus Alexander King (latere oprichter van de Club van Rome in 1969) die de grootschalige productie van DDT voor het leger op touw zette in de Tweede Wereld Oorlog.
DDT was uiterst succesvol bij bestrijding van Malaria-muskieten, tegen vlooien en luizen die vlektyfus verspreiden in hoge concentraties mensen (het leger, gevangenenkampen) Ook Anne Frank overleed aan de tyfus. DDT hielp bij de uitroeiing van Malaria in Europa en de Verenigde Staten.
Stille Lente?
DDT zou volgens Rachel Carson (1962) tot ‘Stille Lente’ leiden, een lente zonder insecten en vogeltjes. Haar verhaal werd gehyped in The New Yorker. De Environmental Defense Fund (1967) dwong via juridische procedures in een aantal Amerikaanse staten al een DDT-verbod af.
De al vroeg daarna overleden Carson werd zo de Jeanne d’ Arc van de Globalistische Milieubeweging. Zelfs Joni Mitchell zong
‘Hey father don’t give me your DDT, i don’t care about spots on my apples, leave me the birds and the bees’.
De Environmental Protection Agency verbant DDT (1972)
Die milieubeweging kreeg een eigen overheids-orgaan dankzij Richard Nixon, en de (Roy) Ash-committee in 1970. Die lanceerden bij Earth Day op 22 april 1970 het wetsvoorstel dat in december leidde tot oprichting van de Environmental Protection Agency (EPA).
Op co-initiatief van ondermeer Russell Train (WWF) van de Conservation Foundation (van Laurance Rockefeller), die in 1973 directeur werd. De jurist William Ruckelshaus werd eerste EPA-directeur tot 1973. Ruckelshaus werd vervolgens FBI-directeur, en in 1984 lid van de Brundtland-commissie (‘duurzaam’)
De EPA had in 1972 publicitair succes nodig om zichzelf als autoriteit te vestigen. Zij gebruikten het door de popcultuur reeds gehypete DDT om mee te scoren. Een artikel in The Guardian ‘The History of the EPA’ in 1992 beschrijft nog, hoe Ruckelshaus de publieke opinie als machts-instrument inzette tegen onwillige bedrijven.
Ruckelshaus gebruikte een DDT-verbod ‘to enhance the activist image he sought to create for the agency’. Terwijl de Amerikanen de Vietnamese jungle met Agent Orange vergiftigden, kondigde de EPA onder Nixon zo het DDT-verbod af in 1972.
Valkeniers hielpen bij herstel
Het waren wel valkeniers op zoek naar nieuwe (wilde) valken die in de jaren ’60 alarm sloegen samen met ornithologen. Ze konden bijna geen jonge valken meer vinden. Nestplaatsen die generatieslang bezet waren met valken raakten plots leeg.
Pas dankzij de door valkeniers en biologen als Thomas Cade van het Amerikaanse Peregrine Fund (1970) ontwikkelde fok met valken, werd het vanaf de jaren ’70 mogelijk met slechtvalken te kweken.
Valkeniers en roofvogel-beschermers onderschrijven allen het verhaal dat DDT via ophoping in het lichaamsvet van top-roofdieren hun voortplantings-succes deed kelderen. Vanzelfsprekend hadden zij een belang bij die al the enthousiaste omarming van het door biologe Rachel Carson in ‘Silent Spring’ (1962) omarmde DDT-verhaal.
Aanvankelijk was het doel van die valkenier-biologen om ze in het wild uit te zetten, zodat je wild gevangen vogels weer voor valkerij kon gebruiken.
De jury is er niet uit, aldus Aaron Wildavsky
Nu is 1 bron met een duidelijke agenda als ‘The Excellent Powder’ niet direct HET verhaal. We kijken dus ook elders naar ‘de zaak DDT’. Zoals bij Aaron Wildavsky in But Is it True blz 70.
De ornitholoog Derek Ratclife bracht niet alleen een CORRELATIE voor het voetlicht in 1967 tussen neergang van slechvalken en opgang van DDT. Er was ook een RE-latie gevonden dat uitblijven van voortplanting zou verklaren bij valken, doordat hun broedsucces kelderde.
Ratcliffe vermoedde dat eieren van valken mogelijk stuk gingen door te dunnen eischalen. En dus ging hij slechtvalk-eieren wegen in eierverzamelingen. Zoals Aaron Wildavsky zijn werk bespreekt: slechtvalk-eierschalen tussen 1900 en 1946 hadden een 18,9 procent hoger gewicht dan die tussen 1946 en 1967.
Maar ook bij zilvermeeuwen (Hickey & Anderson 1968) werd een correlatie tussen DDE (afbraakproduct DDT) en eischaaldikte gevonden. Ook bij pelikanen (viseters waar DDT in lichaamsvet ophoopt) viel achteruitgang samen met de opkomst van DDT, net als bij vis- en zeearenden. Lab-proeven toonden verder dat eischalen van diverse vogelsoorten dunner waren bij voeding met DDT.
Zoals bij Amerikaanse torenvalken die 10 procent dunnere eischalen kregen. (Wildavsky schrijft foutief dat dit een andere naam is voor ‘sparrowhawk’)
De correlatie tussen DDT-gebruik en afname van voortplantings-succes van roofvogels, die was sterker onderbouwd met meer studies dan in ‘The Excellent Powder’ vermeld. Maar: Er waren ook diverse soorten waarbij (in labproeven) DDT geen dunnere eischalen opwekte.
En 1 afwijking, kan al aanleiding zijn om het ‘DDT deed alles’- verhaal op zijn minst kritisch te belichten.
Bewijs voor geen effect/nul-resultaten even belangrijk
Wildawsky bespreekt ook bewijs voor een tegendeel van een DDT-effect. Want na 1946 werd in Engeland geen verdere daling van eischaaldikte gevonden, de daling vond direct plaats. Terwijl grootschalig DDT-gebruik pas vanaf 1948 plaatsvond.
Ook kwamen later vele andere gifstoffen in het milieu via grootschalig gebruik in de landbouw, zoals Dieldrin. Die doodden direct ook vogels, door hun veel te hoge dosering in landbouwgebruik. Dieldrin en Aldrin werden al in de jaren ’60 uitgefaseerd in de GB.
Noord Canadese slechtvalken-eieren op 15 onderzochte nestlocaties bevatten tweemaal meer DDT dan Britse valken-eieren. Toch was het broedsucces op die 15 broedlocaties normaal: met 2.3 eieren en jongen per nest. Juist die uitzonderingen- nulresultaten- kunnen in wetenschap de regel ontkrachten.
Toch stelt ook Wildavsky wel vast, dat toenemend voortplantings-succes van veel roofvogels- zoals van de visarend- eind jaren ’70 wel samenvalt met dalende DDE-concentraties: door uitbanning van de stof voor grootschalig gebruik in bv de landbouw verdunnen de concentraties in het milieu.
Toxicoloog Jan Koeman die ik sprak, bevestigt verder het standaard-verhaal, ook voor het mariene milieu. Dus het enthousiast omarmen van DDT? Nee…
- Conclusie: Zowel achteruitgang als herstel van roofvogels is niet aan enkel DDT toe te schrijven, bewijs stond zwakker dan het standaard-verhaal stelt.
- Chemofobisch populisme droeg zeker bij aan de ban op DDT, Richard Nixon en de EPA gebruikten DDT om publicitair te scoren, bewijs van het tegendeel bestond ook.
- Maar dat is nog geen argument om maar zonder enige rem megatonnen persistente rotzooi in het milieu te sproeien.
- Het besluit voor verbod in de landbouw was goed, daarvoor zijn nu niet-persistente alternatieven.
- Als anti-Malariamiddel kan DDT nog functioneel zijn.