Op zoek naar de Hollandse Ziel belichten we rampjaar 1672 nog eens, aansluitend op de zevenmijlslaarzen-historie van Gouden Eeuw tot ’45 op Dodenherdenking.
De Fransen overrompelden Utrecht, en droogmakerij het Naardermeer werd onder water gezet om ze buiten Amsterdam te houden. Het gebied was onderdeel van de Waterlinie, en zou later (1905) het eerste officiële natuurgebied van Nederland zijn.
Het water stond Holland dus aan de lippen in 1672.
Daar gaat je investering dan als ondernemer die het Naardermeer droogmaalde, om er landbouwgrond van te maken. Je kunt op de kaart hierboven het kavelpatroon nog zien, namen als Martelaarsgracht (nu Elzenbroekbos, het mooiste stukje) verwijzen naar Amsterdamse locaties.
Het boek ‘Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw’ van Yme Kuiper vertelt hoe droogmakerijen van de 16de en 17de eeuw, de beroemde polders, private ondernemingen waren van een investerings-maatschappij.
Die polders moesten zich na het droogmalen terugverdienen, via landbouw-opbrengsten. Bij Beemster, Wormer en Schermer ging dat goed, boter- en melkopbrengsten uit sappige weiden. Zo niet bij het Naardermeer.
De Oranjes grepen in rampjaar 1672 de mogelijkheid aan, om hun macht over de Zeven Provinciën te heroveren op de Amsterdamse regenten- en kooplieden-klasse. Zoals de families Bicker en De Graeff. De ‘nep’-adel, die ook eigen familiewapens liet maken en die in het etaleren van rijkdom de oude elite naar de kroon stak met landgoederen en buitenplaatsen.
De Dordtenaar en raadspensionaris Johan de Witt was getrouwd (1655) met de kooplieden-dochter Wendela Bicker, het nieuwe patriciaat van Amsterdam. Haar vader Jan Bicker was burgermeester van de wereldhandels-stad.
De Gebroeders De Witt stonden aan de Bicker/De Graeff-kant. Zij werden in 1672 in Den Haag gelyncht door Orangisten. Na door Oranje-propganda tot zondenbok van de rampspoed te zijn gedegradeerd, die over de Republiek kwam.
Net als in de Evangelien. Jubelend staat het volk aan de weg met palmbladeren om Jezus als Verlosser te verwelkomen. En de week daarop roepen ze ‘Kruisigt Hem’.
Zo verging het ook Raadspensionaris Johan de Witt, die daarvoor nog volksheld was als 20 jaar kundig regent van de Republiek. En die naakt en gevild op straat aan zijn einde kwam.
Aan de gunst van mensen heb je uiteindelijk geen F*ck. En toch streeft iedereen er naar. Iemand te zijn in de ogen van anderen. Hoe zouden steden en landschappen er uitzien wanneer die drijfveer bij mensen wegviel van profileringsdrang.
Mensen doen dat bij mij wel eens door te zeggen ‘wat ben je ongenuanceerd’. Ze bedoelen dan te zeggen ‘wat ben ik beter’, want het is een leeg signaalwoord van ‘Wij Beter Dan Gij’-mensen, waarmee de ene ijdeltuit de ander herkent.
Zonder die drang jezelf ‘iemand te voelen’, meer dan een ander, dan zou alle landschap zijn als het Naardermeer nu: stil, doods, tijd en ambitieloos.
Als wat we nu ‘natuur’ noemen, een landschap zonder de zeven hoofdzonden er in af te lezen.
En het Naardermeer kwam dus weer onder water in 1672, waar een Amsterdamse investeerders-maatschappij het net weer had droog-gemalen, net als enkele decennia ervoor. Het zou er lang in verzonken blijven.
Het Rampjaar zette niet alleen de Naarderpolder blank. Het tij keerde ook voor het Amsterdams patriciaat, het begin van het eind der Gouden Eeuw begon.
Je kunt je afvragen: voelden de Oranjes zich niet meer verwant met de binnenvallende legers van de Franse zonnekoning Louis XIV ( = Oude Rijken, adel), die Utrecht veroverde en vele andere steden.
De kooplieden konden toen niet zonder de Oranje-steun om ze weer te verdrijven. En dat leidde tot verlies van hun macht.
Zonnekoning Louis XIV werd mede gemotiveerd door een wraak op het Nieuwe Geld van de Republiek en naar ‘nep’-adel van kooplieden: even laten zien dat het Oude Geld meer klasse had. Hoe dan ook, de Oranje-familie maakte handig van het rampjaar gebruik om zich met hun militaire macht te doen gelden, de Bicker-familie en De Graeff-familie de loef afsteken.
Bij het Naardermeer liepen alle pogingen tot droogmakerij steeds mis zodat de investeerders hun geld verloren. Net als bij de Horstermeerpolder die ook weer 2 eeuwen onder water kwam te staan. Kwamen er weer nachtreigers te leven als deze Kwak hieronder.
De oorzaak is kwelwater dat uit het Gooi sijpelt en bij het Naardermeer opborrelt. Zodat alle droogte-ambities in een plas kwelwater eindigen. Eind 19de eeuw probeerde een nieuwe ongeluks-vogel wat voorgangers niet lukte. Het meer inpolderen met een gemaal op fossiele brandstof.
Maar het motto ‘willen is kunnen’ is natuurlijk onzin, wanneer iets onmogelijk is, wat wil zeggen: de kosten wegen niet op tegen de baten.
De geest van het meer met zijn kwelwater kwelde de inpolderaar, verzoop zijn ambities. En de rest is natuur-geschiedenis, namelijk het verhaal van hoe ’s lands grootste private grootgrond-bezitter geboren werd.
Een club die met 40-50 miljoen euro gemeenschapsgeld per jaar zich tot Eco-Patriciaat wist op te werken, in handen van corporatisten/lobbyisten als Hans Wijers van de Trilateral Commission/DSM/Shell, de nieuwe VOC’s van deze wereld.
Natuurmonumenten.
Een kluitje Salon-Socialisten uit Amsterdam ging er begin 1900 vogeltjes kijken, lepelaars, purperreigers, zwarte sterns: de buitensport van de welgestelde urbane (would be) elite, zoals de Adel vroeger jaagde. Maar ja, zelfs de jacht werd al door het plebs uitgeoefend na de Franse Revolutie.
Dus heb je iets anders ter onderscheiding nodig, om jezelf ‘meer’ te voelen, meer uniek dan die ‘ongenuanceerde’ander.
En via lobby keerden die stedelijke notabelen met Jac P. Thijsse en Heijmans het plan van de gemeente Amsterdam om die nutteloze plas water dan maar te bestemmen tot dump van huisvuil.
Wie nu iets wil voorstellen, die laat zich niet in adelstand verheffen.
Je streeft naar een academische titel voor je naam, ook schoolmeester Thijsse werd via een ere-doctoraat Dr Thijsse. Je weledel-geborenheid door verdiensten etaleren. Al kan de motivatie voor dat doctoraat ook door meer ‘weledelgeborenen’ gemotiveerd zijn uit eigenbelang. Dat ze op feestjes met Thijsse gezien kunnen worden omdat hij ook in acacemische adelstand is verheven.
Met een academische titel voor je naam, mag je dan alsnog ook op de feestjes van de elite aanwezig zijn zonder dat die zich moeten schamen voor je komaf.
Zoals je dat bij ‘jongeren’ ook ziet. Het kind dat niet ‘cool’ genoeg is, dat parkeer je bij de nerds. En zo werkt dat bij volwassenen. Mensen plegen ook vaak geen zelfmoord omdat ze dood willen, maar omdat ze geloven in de ogen van anderen niemand meer te zijn.
Natuurmonumenten was met het Naardermeer als natuurgebied geboren, 1 van ’s lands huidige grootste grondbezitters die met meer dan 1000 vierkante kilometer grondbezit alle oude landadel ruimschoots verslaat.
Hun oud-voorzitter Pieter Winsemius gebruikte de club als manier om het corporatisme te vestigen in Nederland. Winsemius stamt van een geslacht van Friese welgestelden als Pier Winsemius, als ik me niet vergis.
Zijn opvolger de bankier Herman Wijffels zette die koers voort. Dat is gewoon een wazige New Age-apostel, gladde aal, voorvechter van Koningin Beatrix en Steven Rockefeller hun Earth Charter. Met een gigahuis en landgoed bij Maarn, onderdeel van het nieuwe Nep-Patriciaat, na als Rabo Rovershoofdman de boerenstand te knechten met worghypotheken.
Waren buitenplaatsen van rijke kooplieden, zoals in het Gooi, langs de Vecht manieren om alle zeven hoofdzonden te etaleren, met ijdelheid en statusdrang voorop.
Natuurgebiedjes als het Naardermeer werden landschappen zonder zonde, waar je als gereinigd mens weer herboren uit terug kon komen. Als ik zo de essentie van Romantische natuurbeleving mag samenvatten.
Ook Johan van de Gronden (ex-WNF nu IUCN) beschrijft zijn hang naar wildernis als een hang naar zuivering, alsof afwezigheid van cultuur je als mens meer puur maakt.
Een vraagje: stamt Jan Jaap de Graeff, vroegere directeur van Natuurmonumenten af van dat kooplieden-geslacht? Hij heeft ook die hete aardappel, en heeft ook iets patricisch over zich.
Een groot contrast met zijn opvolger, de ultra-plebejer Mark van den Tweel. Die heeft wel het adelijke ‘van’ in de naam gekregen. Zoals het nieuwe geld via toevoegen van ‘van’ in de achternaam ook de schijn van adelstand wilden wekken.
Rypke van Zeilenmaecker tot Ongenuanceerdheid ende Kwetsende Opmerckinge.
Je zag die statusdrang- het willen lijken op Oude Adel- ook bij Wodanist Guido List in de 19de eeuw, de proto-Nazi, die ‘Von’ List ging heten toen hij kapsones kreeg dankzij zijn Wodanistische volgelingen.
Maar Van den Tweel heeft dat noblesse oblige niet over zich dat De Graeff wel had, die bonuskoning.
Interessant is te lezen in ‘Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw’ hoe de oude adel (de Oranjes) in machtstrijd verwikkeld was met het Nieuwe Geld. De Nieuwe Rijken probeerden op de Oude Adel te lijken, zodra ze daar de kans toe kregen. Inclusief het toevoege van ‘van’.
Hadden de Nieuwe Rijken niet alle hoofdzonden uitgeleefd om zich met de Oude Rijken te vergelijken, dan waren er geen honderden mooie buitenplaatsen en siertuinen geweest in Nederland. Zie in dat verband ook het landgoed Lauswolt, gesticht door de Friese land-adel, de Lycklema a Nijeholt-familie, het Oude Geld.
Dat geslacht verloor haar adelstand door uitsterven rond 1900, de tijd dat de nieuwe elite der ‘intellectuelen’ en salonsocialisten de functie van bestuurlijke kaste overnam.
Daar mag de tijd een beetje stilstaan, omdat die tijd meer chique en luxe uitademde, stijl en klasse. Terwijl natuurgebieden van ieder menselijk streven ontdaan zijn, of althans die suggestie moeten wekken.
Daarom zijn natuurgebieden net zo spannend als de gemiddelde begraafplaats.
Alles is er volmaakt ‘in evenwicht’ waarmee men bedoelt: Stilstand, grenzen aan de groei. Er is geen ambitie en streven meer te zien, net als in de dood. Een aalscholver doet nu ook het zelfde als dat hij al miljoenen jaren terug deed. Een levensverhaal op 1 A4tje, dat van dieren, en dan moet je het ook nog opseksen.
Geen vooruitgang. Dat kan heel weldadig zijn, wanneer je uit een drukke stad komt vluchten.