Het is zondag, Rustdag, dus van uw Rechtse Hippie geen profane boodschap, maar we vervolgen de Schriftlezing uit de ge-erfde Statenbijbel met de Zelfmedelijden-serie uit het boek Job met de ‘Jobstijdingen’. God dobbelt met satan over het lot van Job. Zal het de duivel lukken om God’s oogappeltje die nooit verkeerd deed van JHWH te vervreemden?
Vorige aflevering zagen we al dat de satan van God de vrije hand kreeg om niet alleen Job zijn dierbaren af te nemen en bezit, maar ook zijn gezondheid. Met zweren bedekt treurt Job nu, en zijn 3 vrienden zijn bij ‘m gekomen om 7 dagen te rouwen. Dan heft Job zijn jammerklacht aan, terwijl zijn vrienden hem proberen te troosten.
Die troost blijkt eerder neerdrukkend te zijn, want ze proberen in het lot van Job een oorzaak te vinden. Het kan toch niet zo zijn, dat God zomaar iemand straft zonder oorzaak. Maar volgens Job zit ’t anders in elkaar, en al die vermanende redevoeringen van z’n vrienden drukken hem eerder neer dan dat ze ‘m opbeuren.
Vooral Elifaz de Temaniet hangt de betweter uit met zinnen als ‘Zoude een mens rechtvaardiger zijn dan God’, terwijl God hier zich door satan liet verleiden tot een weddenschap.In hoofdstuk 6 reageert Job bijvoorbeeld op al die vermaningen met een zin als:
Mijne ziel weigert uwe woorden aan te roeren: die zijn mij als mijne laffe spijs. Och of mijne begeerte kwame, en dat God mijne verwachting gave, en dat het God beliefde dat Hij mij verbrijzelde, zijne hand losliet en een einde aan mij maakte.
En in hoofdstuk 16:
Ik heb vele dergelijke dingen gehoord: gij allen zijt moeielijke troosters
Al dat gerationaliseer, wat schiet je er ook mee op, al die verklaringen.
Een Best Off Job’s zelfbeklag
Vandaag een ‘Best Off’ van al Job’s zelfbeklag, dat hoofdstukken lang aanhoudt, afgewisseld met de vermaningen van zijn vrienden. Het is niet de bedoeling dat we hier ’t hele boek Job overschrijven. En voor een modern mens, die gewend is om ‘scrollend’ te lezen, of diagonaal als de nieuwslezer op zoek naar data en substantie, dan kan het poetische boek Job een langdradige lees-ervaring lijken.
Je moet de zinnen opdreunen, bijna alsof je ze zingt, liefst als smartlap. Meerdere passages uit het boek Job, zijn via de Statenbijbel tot staande uitdrukking geworden in de klassieke Nederlandse taal, voor de terreur van mobiele telefoons haar intree deed en taal nivelleerde tot XDXD
Hoofdstuk 7 opent Job met
Heeft niet de mensch eenen strijd op aarde, en zijn zijne dagen niet als de dagen des daglooners
Heerlijk klinkt dat toch?
Gelijk de dienstknecht hijgt naar de schaduw, en gelijk de daglooner verwacht zijn werkloon, alzoo zijn mij maanden der ijdelheid ter erve geworden, en nachten der moeite voorbereid. Als ik te slapen ligge, dan zaeg ik: Wanneer zal k opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen, tot aan de schemertijd.
Dat klopt, wie ‘moe van zichzelf’ is, wat in modernistisch jargon ‘depressief’ heet, die kan meestal ook slecht slapen. Dat is logisch, want de vermoeidheid is veroorzaakt door overprikkeling van het angst/onraad/vluchten!-centrum. Met doodsangst – alsof een leeuw of demon je beloert- is het slecht slapen, terwijl niets zo verlossend zou zijn.
Dat is ook de paradox van depressie, die Kurt Cobain bezong in ‘Penny Royal Tea’: i’m so tired, i can’t sleep.
Job rechtvaardigt zichzelf in vers 17-21:
Wat is de mensch, dat Gij hem groot acht, en dat Gij uw hart op hem zet, en dat Gij hem bezoekt in elken morgenstond, dat Gij hem in elken oogenblik beproeft. Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en laat niet van mij af totdat ik mijn speeksel inzwelg?
Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Menschenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een doelwit gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij? En waarom vergeeft Gij niet mijne overtreding, en doet mijne ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen, en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn.
Na een poging van Bildad de Suhiet beklaagt Job zich verder (hoofdstuk 9)
Waarlijk ik weet dat het zoo is, want hoe zoude de mensch rechtvaardig zijn bij God? Zoo Hij lust heeft om met hem te twisten, niet 1 uit duizend zal hij Hem beantwoorden
En een stukje zelfrechtvaardiging:
Zoo ik mij rechtvaardige, mijn mond zal mij verdoemen; ben ik oprecht, Hij zal mij toch verkeerd verklaren. Ben ik oprecht, zoo acht ik toch mijne ziel niet, k versmaad mijn leven. Dat is 1 ding; daaarom zeg ik: Den oprecht een den goddelooze verdelgt Hij. Als de geesel haastelijk doodt, bespot Huij de verzoeking der onschuldigen.
De aarde wordt gegeven in de hand des goddeloozen; Hij overdekt het aangezicht van hare rechters; Zoo niet, wie is Hij dan?
Hier kun je bijna de verbitterde bioloog Richard Dawkins horen, of Charles Darwin nadat hij een aantal kinderen verloor. Ze zeggen dan eigenlijk; het universum is niet MOREEL maar amoreel.
Of lees hoofdstuk 10:
Uwe handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben: te zamen rondom mij zijn ze, en Gij verslindt mij. Gedenk toch dat gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeeren.
en nog een overtreffende trap van zelfbeklag
En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht! Och dat ik den geest gegeven hadde, en geen oog mij gezien hadde! Ik zoude zijn alsof ik niet geweest ware, van den moederschoot zoude ik tot het graf gebracht zijn geweest.
Zijn mijne dagen niet weinig? Houd op, laat van mij af, dat ik mij een weinig verkwikke, eer ik henenga (en niet wederkom) i een land der duisternis en der schaduwe des doods, een stikdonker land als de duisternis zelve, de schaduwe des doods en zonder ordeningen, en het geeft schijnsel als de duisternis
Alle valse troost, het maakt Job enkel bozer, moet je ook hardop lezen hoe heerlijk dit klinkt: (hoofdstuk 13) Job wil zich tegenover God verdedigen..
Want gewisselijk gij zijt leugenstoffeerders, gij allen zijt nietige medicijnmeesters. Och of gij gansch stilzweegt! Dat zoude ulieden voor wijsheid wezen.
En hoofdstuk 14:
De mensch van eene vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust. Hij komt voort als eene bloem en wordt afgesneden, ook vlucht jij als eene schaduw en bestaat niet.
en vers 10
Maar een man sterft als hij verzwakt is, en ee mens geeft den geest: waar is hij dan? Dewateren verloopen uit een meer, en eene rivier droogt uit en verdort: alzoo ligt de mensch neder en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken noch uit hunnen slaap opgewekt worden.
Of neem hoofdstuk 17, vers 1:
Mijn geest is verdorven, mijne dagen worden uitgebluscht, de graven zijn voor mij.
En de bekende kritiek uit de biologie, dat ‘De Schepping’ eigenlijk maar een wanordelijk en fascistisch zootje is, dat ’t niet uitmaakt of je nu goed of slecht doet. Die kom je bij Job al tegen:
Waarom leven de goddeloozen, worden oud, ja worden geweldig in vermogen? Hun zaad is bestendig met hen voor hun aangezicht, en hunne spruiten zijn voor hunne oogen. Hunne huizen hebben vrede zonder vrees, ende roede Gods is op hen niet. Zijn stier bespringt en mist niet ( ….), zijne koe kalft en misdraagt niet.
In de volgende aflevering in deze ‘Zelfmedelijden’-reeks, zie je dan dat Job zich als een advocaat tegenover God wil stellen, en ‘m uit de hemel roept van ‘nou, vertel ’t maar, als je ’t zo goed weet’. Dus dat je met God kunt redetwisten, wat het typisch Joodse element is in het christelijke geloof.
Voor nu, gij broeders en zusters, hebt een gezegende zondag.