Wat heb IK nou weer verkeerd gedaan?

Begraafplaats Akmarijp

Op de Zondag geen profane boodschappen uit De Abdij, het Studiecentrum voor Natuurlijke Historie en Menselijke Natuur, maar een schriftlezing uit de Antieke Statenbijbel. We vervolgen het zelfbeklag van Job, nadat hij door een weddenschap tussen satan en God alles kwijtraakte wat hij had.

Hij is van een persoon met aanzien vervallen tot onderwerp van spot, die door voorbijgangers uitgelachen wordt, in ’t gezicht gespuwd. Net als in Psalm 22 ‘zij die jonger van jaren zijn spuwen mij in het gelaat’. Opnieuw de tip om Job hardop te lezen, en dan niet in die akelige moderne vertaling.

Wachten op de bus

Pak het oude poetische taalgebruik, dat danst, bezweert en doet je met je hoofd meebewegen als je leest. Dat heb ik alvast ook gedaan. Net als bij Johnny Cash zijn liedjes, die moet je met je diepste bas vanuit je buik meezingen. (I’m a pilgrim, and a straaanger, travelling through, this wearisome land….) en het schijnbaar simpele verandert dan in het eenvoudig treffende.

De passages die we vandaag behandelen uit Job zijn ideaal voor mensen die ook met enige regelmaat door zelfmedelijden worden bezocht. In plaats van dat sentiment in eigen beperkte fantasieloze taal te uiten. Pak dan liever het boek Job er bij, en lees hardop. Dan kun je sorry voor jezelf voelen in de taal van wereldliteratuur.

Spinnewebben

Uiteraard heb JIJ niets verkeerd gedaan, het ligt aan anderen, het leven, de wereld, de mensen, de tragiek van het bestaan, alle oerkrachten die tegen je samenspannen, het mindere deel dat alleen jou is toegekomen terwijl ZIJ alles zomaar vanzelf krijgen toegewaaid terwijl ze dat niet verdienen.

Vul maar in.

In het veen verzonken van Friesland’s ‘Leege midden’

Vorige week citeerden we enkele sterke staaltjes van zelfbeklag, Job die The Blues zingt over zichzelf en zijn noodlot, terwijl zijn 3 vrienden proberen een oorzaak te vinden voor zijn lijden. Maar Job heeft ’n broertje dood aan al die verklaringen. Hij gaat vandaag overschakelen van zelfbeklag naar zelfrechtvaardiging tot we op het eind van Job 32 lezen:

De Woorden Jobs hebben een Einde’

Boer kuilt het gras in, Akmarijp, het ‘Leege Midden’ van Friesland (lage midden, het veengedeelte met de grote meren)

Eerst beweent Job de tijd, dat hij nog Iemand was en alles nog had, in hoofdstuk 29:

EN Job ging voort zijne spreuk op te heffen en zeide: Och of ik ware gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen toen God mij bewaarde! Toen Hij zijne lamp deed schijnen over mijn hoofd, en ik bij zijn licht de duisternis doorwandelde; gelijk als ik was in de dagen mijner jonkheid, toen Gods verborgenheid over mijne tent was;

Toen de Almachtige nog met mij was en mijne jongens rondom mij; toen ik mijne gangen wiesch in boter en de rots bij mijn oliebeken uitgoot; toen ik uitging naar de poort door de stad, toen ik mijnen stoel op de straat liet bereiden. De jongelingen zagen mij en verstaken zich, en de stokouden rezen op en stonden, de oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hunnen mond.

en de stem der Vorsten verstak zich en hunne tong kleefde aan hun gehemelte. Als een oor mij hoorde, zoo hield het mij gelukzalig; als een oog mij zag, zoo getuigde het van mij. Want ik bevrijdde den ellendige die roep, en den wees, en die geenen helper had. De zegen desgenen die verloren ging, kwam op mij en het hart der weduwe deed ik vroolijk zingen.

Ik bekleedde mij met gerechtigheid en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed

Fryslan!

Maar in hoofdstuk 30 lezen we

Maar nu lachen over mij minderen van dagen dan ik, welker vaderen ik versmaad zoude hebben om bij de honden mijner kudde te stellen

Lees die zin NU, HIER eens luidop. Heerlijk toch? Of vers 9

Maar nu ben ik hun snarenspel geworden, en ik ben hun tot een klapwoord. Zij hebben eenen gruwel aan mij, zij maken zich verrre van mij, ja zij onthouden het speeksel niet van mijn aangezicht. Want HIJ (God dusRZ) heeft mijn zeel losgemaakt en mij bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht afgeworpen. Ter rechterhand staat de jeugd op, zij stooten mijne voeten uit, en banen tegen mij hunne verderfelijke wegen.

Zij breken mijn pad af, zij bevorderen mijne ellende, zij hebben geen helper van doen. Zij komen aan als door eene wijde breuk; onder de verwoesting rukken zij aan. Men is met verschrikkingen tegen mij gekeerd, elkeen vervolgt als een wind mijne edele ziel, en mijn heil is als eene wolk voorbijgegaan.

Sfeertje, wie oordeelt of de 1 ’t beslist ‘beter’ heeft?

En dan bewenen we ons tragische lot als sterveling die in opstand tegen God komt. Dat is ook wat Metal-muziek is, boos zijn op God als slachtoffer van Het Bestaan je mortaliteit bewenend:

Daarom stort zich nu mijne ziel in mij uit, de dagen des druks grijpen mij aan. Des nachts doorboort Hij mijne beenderen in mij, en mijne polsaderen rusten niet. Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd, hij omgord mij als de kraag mijns roks.

Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden aan stof en asch. Ik schreij tot U, maar Gij antwoordt mnij bniet; ik sta, maar Gij acht niet op mij. Gij zijnt veranderd in eene wreede tegen mij; door de sterkte uwer hand weder staat Gij mij hatelijk. Gij heft mij op in den wind, Gij doet mij daarop rijden, en Gij versmelt mij het wezen. Want ik weet dat Gij mij ter dood brengen zult en tot het huis der samenkomst aller levenden.

Katholieke begraafplaats Irnsum

En vanaf vers 28

Ik ga zwart daarhenen, niet van de zon; opstaande, schreeuw ik in de gemeente. Ik ben den draken een broeder geworden, en een metgezel der jonge struisen. (….) Mijne huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorheid. Hierom is mijne harp tot eene rouwklage geworden, en mijn orfgel tot eene stem der weenenden.

En dat is allemaal zo onverdiend, want eigenlijk was er geen betere kerel op aarde denkbaar dan Job/ik:

Zoo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gestneld is tot bedriegerij, Hij wege mij in eene rechte weegsschaal, en God zal mijne oprechtheid weten.

Faith divides, death unites

Of deze zin:

Zoo mijn hart verloikt is geweest tot eene vrouw, of ik mijns naasten deur geloerd heb, zoo moet eene huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen.

en deze

Zoo ik het goud tot mijn hope gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen, zoo ik blijde ben geweest omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had….en mijn hart verlokt is geweest in het verborgen, dat mijne hand mijne mond gekust heeft: dat ware ook eene misdaad bij den rechter, want ik zoude den God van boven verzaakt hebben.

Uiteraard moet je de context anders zien: Jezus die de dood overwon

Vers 33-40 gaat dan voort tot de bijna mystieke zin waarmee we begonnen ‘De woorden Jobs hebben een einde’

Zoo ik gelijk Adam mijne overtreedingen bedekt heb, door eigenliefde mijne misdaad verbergende!

De levenden in Irnsum, een floppie op haar paardje, lief! En met de moeder maak je er zo nog 1

…en deze is ook mooi, dat Job aangeeft ‘ik ben ook niet te lui geweest’. Vooral ook vanwege haar boeren-context:

Zoo mijn land tegen mij roept, en zijne voren te zamen weenen; zoo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen: dat voor tarwe distelen voortkomen, en voor gerst stinkkruid.

De Woorden Jobs hebben een einde

Raerd, alleen voor vreemde mensen 🙂

Je hebt mensen die naar Friesland op vakantie gaan. Dus als je er woont ben je eigenlijk permanent toerist, en je beweent de mensen die nog in de (Rand)stad moeten wonen.

De dood ligt midden in het dorpje Raerd, in plaats van naar een industrieterrein verbannen

Wat me tot een bedankje leidt aan Jan Sennema, die volgens mij de originele uitgave toestuurde met kaarten en illustraties van W. Eekhoff (1851) zijn ‘beknopte geschiedenis van Friesland’. Alras van trots en vrijheidsdrang vervuld die den Friezen zo met den melk reeds is ingegoten, wierpen wij ons met rasse schreden op dit kleinood, dat door Prof C. Den Eelder ons zo bekwaam is aanbevolen!

Binnenkort zullen we in woord en beeld dit prachtige boekwerk op Interessante Tijden behandelen. Machtig! En ondertussen, bij de zondag, dit bijpassende muziekje:

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *