6 % meer Rijnwater op papier voor 2 miljard euro natuurbouw….

Meetstation Lobith, op een meetschip van Rijkswaterstaat

Door de theoretisch mogelijke piekafvoer bij Lobith met 1000 kuub per seconde op te hogen in 1996 ten opzichte van de Commissie Boertien (1993) haar 15.000 kuub, werd Ruimte voor de Rivier (1996-2018) mogelijk. Het ‘aanleggen’ van riviernatuur als waterberging zodat je geen dijken hoefde op te hogen, totale kosten ongeveer 2 miljard euro.

Daarbij profiteerde tegelijk de klei- en grindwinning door het afgraven en ontgronden van uiterwaarden voor moeras. Als momentum gold de bijna-overstroming van 1995. 

Maar in 1926 stond het Rijnwater bij Lobith nog 25 centimeter hoger, en sinds 1995 is zowel het aantal pieken als dalen sterk afgevlakt. Was die bijstelling wel nodig geweest, op basis van toenmalige en huidige metingen?

De hoogste waterstanden in blauwe streepjes

Bilding wisss neetjurrr, joesing zie natuur end not feit it
Uw Rechtse Hippie was er nooit geweest, Lobith. En welk beter excuus heb je om er dan eens te gaan kijken?

Je leerde op de lagere school dat de Rijn hier Nederland binnenkomt. En 35 jaar lang leefde je in die veronderstelling, tot je de plek bezoekt. Dat blijkt niet zo te zijn, hij komt bij Spijk het land binnen, langs Tolkamer/Tuindorp. Het meetstation Lobith van Rijkswaterstaat ligt dus ook niet in Lobith maar Tuindorp.

Boven Lobith vind je hooguit een oude Rijnstrang, omdat de Rivier haar loop door de geschiedenis wel eens verlegde. Dat gebied is nu voorwerp van zogeheten ‘natuurontwikkeling’. Ze graven dan in de voormalige uiterwaarden ( = uit de waard, buiten bedijkt gebied) de rivierklei af, dat putten ontstaan.

Rijnwater meten

Het water stond in 1995 op 16,68 NAP, in 1926 op 16,93 NAP

In theorie ontstaan dan zo bekkens waar in tijden van wateroverschot het rivierwater beter terecht kan, ‘Retentie’ heet dat, achterhouden, al krijg je dus ook de indruk dat ze meer ‘achterhouden’ dan alleen water: en daarover gaat dit verhaal dan ook een beetje.

Ze noemen dat combineren van functies als natuurontwikkeling en veiligheid ook wel ‘bilding wiss neetjur’ . Zo spreken Nederlandse ingenieurs dat uit, sinds de jaren ’90 is dat een internationaal verkoopding van de Nederlandse waterbouw-industrie.

Al dat gespuit met zeezand door onze baggeraars – inclusief de Zandmotor en de verzanding van de Hondsbossche Zeewering- valt ook onder ‘bilding wisss neetjur’.  Toe fusilieteet zie netjurul proossesssess.. (and save/earn money)

Het meetschip

Dat je niet langer TEGEN de natuur vecht, maar met de natuur haar nukken meebeweegt en natuurlijke processen in eigen voordeel benut.

Van hoogwater is sprake op de Rijn, wanneer je 6000 kuub of meer afvoer per seconde hebt. Bij Lobith tikt het Rijnwater dan de 14 meter NAP aan. Bij de recordafvoer van 12600 kuub per seconde in 1926, stond het Rijnwater op liefst 16 meter en 93 centimeter.

Dat is 31 centimeter hoger, dan de bijna watersnood, die de meeste mensen nog het helderst voor ogen staat. Die van 1995. Dus kun je stellen; bij ruwweg een verdubbeling van de piekafvoer, past 2 meter stijging van het waterpeil.

Een arm in het water meet de variaties in afvoer

Hoe bepalen ze de ‘maatgevende afvoer’ van de Rijn?
Vorige week gingen we al in op de waterstandbluf van KNMI/Deltares met hun glazen bol GRADE. Daarmee zeggen ze ‘nauwkeuriger’ te kunnen voorspellen welke extreme waterstanden zouden volgen in het jaar 2085; exact 17.500 kuub/seconde. Vooral bij ‘gebeurtenissen die nog niet zijn waargenomen’. 🙂 Voorspellen van overstromingsgevaar, het blijft nattevingerwerk, een complexer model maakt je voorspelling niet nauwkeuriger.

We zagen ook dat Deltares in 2010 met ‘synthetische data’- dus wat nooit gemeten is een trend doortrok naar giga-waterafvoer van 18.000 kuub per seconde of meer. Dan zou het water nog wel een meter hoger moeten komen, dan in 1926, dus bijna op de top van de peilschaal die je hierboven ziet.

OP het meetschip

Zulke voorspellingen, aannames, prognoses, worden dan orthodoxie in allerlei boeken. Maar meer dan de historische data die Rijkswaterstaat nog maar sinds 1901 verzamelt bij de haven van Tuindorp hebben ze niet. Er wapperen enkele feestelijke vlaggetjes, en er dobbert een meetschip met een gele arm die over het Rijnwater uitstrekt.

….

In 1926 tipte het rivierwater daar 16,93 meter NAP aan, en een piekafvoer van 12.600 Kuub per seconde. Vervolgens werden de rivierdijken op die piekafvoer aangepast, op 12.500. En daar stokte het water in 1995 vervolgens net, met 12.060 kuub/seconde.

Achter de Dijk bij Tuindorp

Centimeterwerk dus, het water klotste aan de dijken zoals ze na 1926 waren opgehoogd. Het kwam er net niet overheen.

De Literatuur voor vandaag

Waar kwam de 18.000 kuub per seconde vandaan? Al uit 1956
Vervolgens keken we ook nog in een oud rapport van WL-Delft Hydraulics, het Waterloopkundig Laboratorium uit 2001 ‘Ruimte voor Rijntakken’. Dat WL-Lab is de oude naam voordat het Ministerie van Economische Zaken de Stichting Deltares hielp oprichten in 2007.

In dat rapport zien we dat ze het zelfde foefje uithaalden, dat Deltares in haar publicatie in 2010 ook toepastte. Een ‘trend’ aanpassen, op basis van slechts enkele natte jaren, die vervolgens een mooi stukje werk oplevert met publieke gelden.

Het meetschip

We lezen daarin ook waar die zogenaamde ‘maatgevende afvoer’ (theoretisch mogelijke waterafvoer in extreem jaar) van 18.000 kuub per seconde piekafvoer voor het eerst opdook, die je later vaker tegenkomt.

Dat was al in 1956 na de Watersnoodramp van 1954 en de Deltacommissie. Toen wilde men in overreactie ook het hele Rivierenland op de schop met een veel hogere veiligheidsnorm, gelijk aan de nieuwe norm van zeedijken. Echter, dan moesten overal de dijken zo verzwaard dat ’t hele historische rivierenlandschap naar de knoppen zou gaan. Dat leverde uiteindelijk teveel maatschappelijke weerstand op.

Dus werd de veiligheidsnorm van eens in de 3000 jaar (voor West Nederland achter de dijken) in 1976 verlaagd naar eens in de 1/1250 voor de rivieren.

Zelfde plek, ander perspectief

En plots kun je dan ook- door politieke beslissing- met een lagere piekafvoer volstaan en bijbehorende dijklichamen, 16.500 kuub per seconde. Dus niet zozeer metingen bij Lobith sinds 1901, als politieke risico-acceptatie bepaalt de theoretisch hoogste waterstand die men wil verwachten. En dus hoeveel werk er wacht aan het rivierenland.

Die zogeheten ‘maatgevende afvoer’ bepalen ze namelijk met kansberekening, een uitschieter die eens in 1250 jaar zou kunnen optreden op basis van de meetreeks bij Lobith sinds 1901: je trekt een trendlijn door tot 1250 jaar, en de uitschieter die er met je gebruikte statistieke methode uitrolt als extreme, dat is dan je ‘maatgevende afvoer’. Die 1/1250-kans, 0,8% per jaar, dat is gewoon een politieke norm.

Het betekent natuurlijk niet ECHT dat nu dus maar 1 keer in de 1250 jaar zo’n waterstand optreedt. Dat weet je helemaal niet.

De Rijn een machtige rivier, met de toegang tot de haven van Rijkswaterstaat bij Tuindorp/Tolkamer

Rijnaken varen af en aan, dat leidt ook tot bodemdaling van de Rijnbedding door erosie

De Commissie Boertien (1993): 15 duizend kuub per seconde
Naar goed Hollands gebruik kwam vervolgens weer een nieuwe commissie  met een nieuwe norm. De Commissie Boertien werd ingesteld in 1992. Die had nog maar net haar nieuwe norm van 15.000 kuub/seconde als ‘maatgevende afvoer’ ingesteld. Of de natte jaren 1993 en 1995 volgden. Vervolgens werd die norm dus naar 16.000 kuub/seconde bijgesteld.

Met alsnog grote waterstaatkundige gevolgen. Daarbij springt het afgraven van uiterwaarden voor natuurontwikkeling het meeste in het oog; tegelijk handig voor de klei en grintwinning voor de bouwlobby. “Ruimte voor de Rijntakken’.

Iets verderop

Maar meer dan nattevingerwerk zijn die afvoerprognoses dus niet, zoals we lezen op blz 17 (2001)

De Huidige maatgevende afvoer (15.000 van de commissie Boertien) is gebaseerd op de afvoerreeks bij Lobith over de periode  1901-1990. Sindsdien zijn twee relatief hoge afvoeren op de Rijn opgetreden; in december 1993 en januari 1995. Als we deze hoogwaters aan de meetreeks toevoegen gaat de werklijn steiler verlopen. (..)

Water-in en uitlaat als overloop voor een meer/recreatiegebied De Bijland

Gelegen aan de Bijland

Twee uitschieters in een tijdreeks van 100 jaar en je ‘maatgevende afvoer’ gaat dus al 5-10% omhoog, en daarmee de noodzaak tot werkzaamheden. Doe daar een slag in de lucht over ‘de’ klimaatverandering bij, en vervolgens ben je weer terug bij de norm die al in 1956 werd vastgesteld, 18.000. Maar nu is dus je ‘kans’- toen 1/3000, verlaagd naar 1/1250. Op blz 19 lezen we:

Een hogere luchttemperatuur gaat gepaard met een toename van neerslaghoeveelheden in de winterperiode. Hogere rivierafvoeren kunnen (…) hiervan het gevolg zijn. Voor de mate waarin de maatgevende afvoer van de Rijn zou kunnen stijgen liggen verschillende scenario’s op tafel.

Uitgaande van bijvoorbeeld de centrale schatting van 1 graad temperatuurstijging rond het jaar 2050 komt de maatgevende Rijnafvoer tegen die tijd ongeveer 5 procent hoger te liggen. De bovenschatting van 2 graden temperatuurstijging komt overeen met 10 procent toename van de Rijnafvoer. In dat geval zou de maatgevende Rijnafvoer rond het midden van de 21e eeuw bijna 18.000 kuub/s kunnen worden.

Ervan uitgaande dat de stijging van temperatuur en rivierafvoer zich ook na 2050 doorzet, resulteert dit rond 2100 in een Rijnafvoer van ruim 19.000 kuub/s.

De Bijland, wilgentenen in het water, mangrove als aanpassing bij wisselende waterstanden

De vraag die je dan kunt stellen; wat was nu de OORZAAK van het hoge water van januari 1995. Verschillende rivieren hebben een zogenaamde ‘afvoergolf’ die eens in de zoveel jaar een bepaalde waarde bereikt, sommige eens in de 2 jaar, andere weer eens in de 50 jaar. Komen die golven net toevallig samen, dan versterken ze elkaar en krijg je er bij Lobith (Tuindorp) last mee.

Wilgenmangrove volgt de wisselende waterstand

Dan bleek dat vooral de neerslag in Noordwest Duitsland te zijn. De Moezel had gelijktijdig haar afvoerpiek met de Rijn. Een samenloop van omstandigheden, zodat de waterstand in Keulen gelijke hoogte bereikte als in 1926; het ‘rampjaar’ zeg maar. Echter, de relatief hoge waterstand van 1993 had weer een andere oorzaak; die werd juist veroorzaakt door meer regen in Zuid Duitsland.

Wilgentenen in de Bijland, mangrove-achtige aanpassing, gevolg van variatie Rijnwaterstand

Op bladzijde 25 lezen we in het rapport dan een feitelijke onjuistheid:

Bij Lobith was de afvoer 12.060 kuub per seconde en de waterstand ongeveer 10 centimeter hoger dan in 1926.

Maar 16,93 is toch echt 25 cm meer dan 16,68, wanneer de waterstanden kloppen die Rijkswaterstaat zelf op de dijk bij Tuindorp op de peilschaal aangaf. (foto boven aan artikel) Wat wel volgde na ‘Ruimte voor de Riviertakken’, was een excuus voor de natuurontwikkel-industrie om cultuurland uit productie te halen.

Kleiputten Rijnstrangengebied, nasleep ‘Ruimte voor de Rivier’ (1996-2018)

Ruimte voor de Rivier werd ingezet in 1996, het werd verkocht als manier om zonder dijkverhoging de theoretisch opgehoogde waterstand van 1000 kuub per seconde extra te realiseren. (16 duizend kuub/s ipv 15.000). Al lagen zulke plannen al op tafel, sinds natuurclubs zich met rivierenbeleid gingen bemoeien. (Plan Ooievaar enz, Frans Vera’s Rewilding invloed)

Zo ontstonden er onder het mom van ‘uiterwaardverlaging met natuurontwikkeling’ gebieden als hieronder, de Rijnstrangen. Dat je het spoor in de uiteraarde geregeld bijster raakt, omdat je meertjes ziet die op een rivier lijken, en rivieren die plots doodlopende meertjes blijken.

Moeras maken…

Al in 1989 was de Duursche Waard aan de IJssel op die manier onder handen genomen, bilding wisss neeetjur. We lezen (blz 61)

De noodzaak klei te winnen voor de dijkversterking is daarbij aangegrepen om de uiteraarden opnieuw in te richten. Dat past ook bij de wens om het uiterwaardengebied een belangrijke plaats te geven in de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland.

In dat kader worden voortdurend nieuwe ‘natuurontwikkelingsprojecten’ geformuleerd.

Het Rijnstrangen-gebied van oa Twickel

Dus een slag in de lucht op basis van 1 afwijkend jaar (1995) ten opzichte van de Commissie Boertien haar slag in de lucht. Tel daarbij op het gevoel van een bijna afgewende ramp, het Rijnwater stond op ’t punt om 1926 te evenaren.

Dat was voldoende om vervolgens 2 miljard euro uit te geven aan het afgraven van uiterwaarden; water-‘berging’ werd de norm en ‘retentie’, het achterhouden van water bovenstrooms in opslagreservoirs.

Rijnstrangengebied, de oude Rijn-loop als waterberging bovenstrooms

Kortom, ondieptes die daar ook natuurgebied liggen te zijn. Het Rijnstrangengebied, de Gelderse Poort en de Ooijpolder, die zijn de meest zichtbare resultaten geworden van de 1000 kuub/seconde extra die Ruimte voor de Rivier moest faciliteren ten opzichte van de Commissie Boertien.

Hartstikke mooi toch, al die Ruimte voor de Rivier die mogelijk nooit dat peil van 16.000 kuub/seconde zal halen

Bouwen voor de natuur. Hartstikke mooi als je er komt. Was het dus ‘nodig’, die aanpassing naar boven van 1000 kuub/seconde? Van 1995-2018 is de Rijn weer aanmerkelijk rustiger geworden, zowel de pieken als dalen werden veel minder. De ‘trend’ die op basis van 1993-1995 werd doorgetrokken bleek dus onterecht.

Maar voor de natuurlijker aanblik van het rivierenland was dat creatief omspringen met metingen, ze verpakken tot een realistisch risico met een ‘nep’-trend, een zegen. Zie zelf, het ziet er toch prachtig uit. Beter 2 miljard euro voor riviernatuur- zoveel kostte het programma, dan dat je dat als subsidie weggeeft aan RWE om er bos uit Amerika voor in de brand te steken. Om je ‘klimaatdoelen’ te halen.

Hoeveel geeft men in Europa jaarlijks aan voetbal, 11 mannetjes die op tv achter een wit stipje aanhollen als surrogaatactiviteit. Daar wordt veel meer geld aan besteed. Ben je liever in de natuur, dan dat je achter de TV hangt; doe dan nog maar meer Ruimte voor de Rivier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *