De grondslag voor de Friese vrijheidsdrang, ligt niet in de door Friese monniken uit de duim gezogen verhalen over Magnus Forteman die van Karel de Grote een privilege zou hebben gekregen.
Maar in onze natuur. De Friezen woonden op moeilijk toegankelijk kreken- en getijdenland, waar je lang ‘heiden’ kon blijven, ontrouw aan ‘het gezag’ ver van de stedelijke machtscentra in de ‘Pagus’ (Gouw).
Die aanduiding voor ‘het platteland’ en de wildernis, daar komt ook het Angelsaksische woord ‘Pagan’ vandaan voor Heiden. Er zijn nog opvallend veel van die vroeg Middeleeuwse sporen in het Oude Friese land te vinden, als je eenmaal weet waarop je moet letten: heuvels en rondingen…
In het eerste deel over de Grondslag van de Friese vrijheidsdrang, bezochten we al het Frankische machtscentrum waar ook het geestelijk centrum lag van het Karolingische koningshuis: Echternach (Luxemburg) en Prum (DE). Vanuit die plaatsen, meest de Abdij van Echternach (van Willibrord, de Apostel der Friezen) werden later de Friese kerken gesticht.
De kerk van Tzum werd gesticht vanuit Prum in de Eifel.
Toen constateerden we al, dat het zogenaamde “Karelsprivilege’ dat Karel de Grote in 800 aan de Friezen zou hebben geschonken wel vals moest zijn. Toen behandelden we een bespreking daarover uit het boek ‘De Grondslag van de Friese Vrijheid’ uit 1942.
Alsof zou Karel de Grote in 800 de Friezen bij Rome hun ‘vrijheid’ hebben geschonken, in ruil voor een militaire klus die de Friezen in Rome even voor hem klaarden. Zoals dat privilege in de Magnus-kerre uit de 11de eeuw stond omschreven:
geen banden hoeven dragen om hun hals, de koningbelasting zou beperkt blijven evenals de kerkelijke lasten, het recht zou worden gesproken in de eigen Zeven Zeelanden (de zeven pompebleden) bij vonnis van asinga en geestelijken
Magnuskerre en inscriptie in Friezenkerk Rome
De verwarring ontstond mede door een 11de eeuwse inscriptie in de ‘Friezenkerk’ in Rome. Die kerk werd in de 9de eeuw gebouwd voor Friese pelgrims en handelsvaarders. In de 11de eeuw- dus nog voor de tijd dat de Magnuskerre werd opgeschreven door een geestelijke in Friesland – toen verscheen daarin een gevelsteen.
Daarop stond dat de Friezen Karel de Grote en Paus Leo hadden geholpen.
Maar dat kon dus nooit Karel de Grote zijn. Wel hebben de Friezen mogelijk geholpen bij de strijd tegen de Moslims die in 846 de Roomse Sint Pieterkerk kwamen plunderen. Maar toen was zijn kleinzoon Lotharius aan het bewind in Friesland. Dus dan hebben de Friezen Lotharius geholpen, maar niet Karel de Grote. Die was toen al lang dood (814)
Het kan dus onmogelijk al in het jaar 800 zijn geweest, dat de Friezen vol van geloofsijver even voor Karel de Grote een klusje opknapten in Rome. Zo snel lopen Friezen niet warm voor iets nieuws van ‘Frjemd Spul’.
Want Karel de Grote zijn grootvader Karel Martel had de Friezen als Heidense opstandelingen nog maar net onderworpen, in 734.
Via de oer-Boorne, verschafte Karel Martel zich in 734 toegang tot het hier geportretteerde Friese getijden- en terpenland om ze te onderwerpen. Hij was de grootvader van Karel de Grote. Twee jaar eerder had hij al de Islam-opmars bij Poitiers/Tours gestuit. Anders was het Frankische rijk onder Moslimheerschappij gekomen, net als het door de Moren veroverde Spanje.
Nu moesten de Friese heidenen even een lesje in militaire strategie en kerstening krijgen van de Franken. Koning Redbad (in Utrecht) was al dood sinds 718. Nu was Poppo hun opstandige aanvoerder, maar de Friezen werden vlot verslagen door Martel (‘De Hamer’).
Toch zouden enkele opstandige Friezen in 754 nog Bonifatius doodslaan, de bisschop die als pupil van Willibrord uit Echternach het nieuwe geloof in Dokkum kwam brengen. Het is onwaarschijnlijk dat nog geen 2 generaties later de Friezen al in de Frankische voorhoede in Rome meestreden.
Als Studiecentrum voor Natuurlijke Historie is voor ons vooral het landschap van belang, de invloed van de natuur op de cultuur van Friesland. Waar in het Friese getijdenland kwam Karel Martel in de 8ste eeuw Friesland binnen?
Volgens historische bronnen vaarde hij dus via de Boorne het Friese kwelderland binnen, waar de Friezen op hun honderden terpheuvels verschanst lagen. De Friezen kon je eigenlijk alleen vanaf zee goed bereiken. Want in het Zuidoosten lagen ondoordringbare veenmoerassen.
De beste manier om Friesland binnen te komen was via de Middelzee, die als stroomgeul van de rivier de Boorne werd gevormd.
Toen in de 8ste en 9de eeuw de zeespiegel sterk begon te stijgen dankzij de Middeleeuwse warme periode, toen sleet die Middelzee uit tot een grote zeearm, die Friesland opsplitste in Westergo en Oostergo. Westergo werd zo ongeveer een eiland. Veel van die kronkelpatronen als op bovenstaande kaart uit het jaar 800, die kun je in het landschap nog steeds vinden:
Een aantal van die kronkels kunnen dus de oude beddingen van rivieren zijn, zoals de Boorne die hier ooit uitmondde.
Zoals we gisteren al vaststelden, heeft de Boorne vele andere trajecten gekend om in zee uit te monden, dan later rond het jaar 1000 bij Raerd in de Middelzee. Vanochtend bezochten we het gedeelte tussen Hoptille en Hatsum waar hij ooit in zee uitmondde, vlakbij Winsum. Totdat hoge kwelderwallen die uitvloeiing blokkeerden.
Hier lagen tussen de stroomgeulen van de zee ook eilanden, en je vindt die verhogingen na al die tijd nog steeds in het boerenland. Dit is dus het Oerrr-Fryslan…
Henk Kreger stelt in ‘De Geschiedenis van Franeker en omgeving’ (1993) dat Karel Martel dus misschien nog wel daar- dus via de bij Winsum uitmondende oude Boorne- het Friese land ingezeild kan zijn met zijn troepenmacht.
Pas doordat de Middelzee in de 9de eeuw zich uitbreidde, zou die Boorne haar monding verleggen naar het huidige Raerd. Net als het vlakbij gelegen Wiewerd lag dat plaatsje toen aan zee, als vissershaven. In Wiewerd is nog een grote goudschat gevonden, die toont dat de Friezen bereisde handelsvaarders waren.
Hoe het ook zij, het Frankische gezag vestigde zich in deze omgeving volgens Henk Kreger al vlot na 734. Zo zou de plaats “Franeker’ haar naam bijvoorbeeld danken aan het woord ‘Frana’, wat ‘van de Koning.’ zou betekenen.
De verhalen over Magnus die Karel de Grote zou hebben geholpen in Rome, die zijn dus pas in de 12de eeuw ontstaan. Wanneer we Harre Halbertsma’s boek ‘De Friese Oudheid’ raadplegen, dan zien we een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van die verhalen.
De Friezen werden onder het Karolingische rijk vooral door de Bisschoppen bestuurd en hun geestelijkheid. Die bisschoppen oefenden de grafelijke rechten uit.
Maar dat gezag werd aangevochten door de opkomende Hollandse graven in de 12de eeuw, Floris 1/5 culminerend in de Slag bij Warns van 1345 toen wij Friezen die Hollanders de zee in dreven.
Omdat het bijna alleen de monniken en geestelijken waren die konden schrijven, kan de Magnus-saga dus door hen zijn opgesteld. Omdat ze een geestelijke legitimatie ontwierpen voor de bisschoppelijke macht, die dus door de Hollandse graven werd aangevochten.
Zo’n theorie kun je eenvoudig zelf bedenken, als ‘Geïnformeerde Gok’, met Halbertsma’s ‘magnum opus’ over de Friese Oudheid in het achterhoofd. Continue strijden graven, hertogen en bisschoppen daar om het recht een regio te exploiteren, daar belastingen te kunnen heffen.
En dat de Magnuskerre dus een latere (mogelijk bisschoppelijke) vervalsing is, bedoeld om troonpretendenten op afstand te houden, het blijkt ook min of meer de theorie die de Fryske Akademy huldigt.
De Friese metalband Baldrs Draumar maakte rond die Magnussaga een afgelopen najaar een cd. Die strakke Metalplaat stuurden ze Interessante Tijden toe, voorzien van het Magnus-stripalbum van Skelte Braaksma. Achter in het CD-boekje verklaren ze dat hun Magnusverhaal dus een legende is, die mogelijk door de hoog-Middeleeuwse geestelijkheid is opgetekend.
Zij lieten zich bijpraten door de Fryske Akademy over de oorsprong van de Magnus-kerre (‘statuut’) en het ‘Karelsprivilege’ voor de Friese vrijheid, die door Karel de Grote zou zijn verleend.
Ze schrijven onder het kopje ‘About the Myth’:
Halfway the 10th century, when the Viking threat abated, the Bishop of Utrecht creates a tightly knit network of parishes in Fryslan. The Catholic Church is after power and influence and churches arise everywhere as a result of cooperating with local lords.
This is probably the time that the Frisians start recording their so called kerren (statutes) on which the medieval Frisian Freedom is based. It is also during this period that the myth as we describe it in our songs and in this book originates.
The Frisians need a good reason not to serve under local lords an not to pay extensive taxes to the church and so, with the Frankish annexation and with the Viking Age cutting the direct lines to Redbad as liberator, they come up with the story of Charlemagne granting them ‘freedom’ in return for taking the city of Rome for him.
And so Magnus is born.
Die versie klopt volgens mij niet helemaal. Als het al Friezen waren die dit verhaal optekenden, dan moeten ze banden met de geestelijkheid in Utrecht hebben gehad.
Het verhaal over Magnus uit Almenum (Harlingen) zijn legendarische verovering van Rome voor kerstavond in het jaar 800, strijdend in z’n blote Magnus… Dat verhaal is door geestelijken opgetekend in de 11de eeuw. Die monniken en geestelijken waren de weinigen die toen konden schrijven.
Die gaven een geestelijk tintje aan Magnus zijn verovering, om bisschoppelijke macht te legitimeren ten opzichte van de concurrentie. Ook de naam Magnus is ontleend aan een eerdere ‘Sint Magnus’, Dat is een christelijke martelaar en bisschop uit de 2de eeuw in de tijd van Romeinse christenvervolgingen.
Of het moet zijn, dat gekerstende Friezen zichzelf ook wilden losweken van al te grote bemoeienis van de bisschop? Wie het weet mag het zeggen…
Hoe het ook zij, de Magnus- legende over ‘Friese Vrijheid’ kwam door Renaissance- historici als Pier Winsemius in de 16de en 17de eeuw opnieuw in de populariteit. Die historicus liet zijn naam waarschijnlijk Latiniseren, dat deed je wanneer je een geleerde status verwierf, zoals Desiderius Erasmus misschien ook maar ‘Jan de Vries’ heette.
Zo kun je ‘Van Winsum’ verbasteren tot ‘Winsemius’.
Zo verbasterde Duits predikant Joachim Neumann als populair schrijver van geestelijke liederen zijn naam immers ook tot ‘Neander’. Zodat het Neanderthal later naar hem werd vernoemd. En daarmee werd de beroemde oermens ‘Neanderthaler’ dus naar een Protestants schrijver van ‘Lof Zij de Heer’ vernoemd.
Wie geleerd was, die kon Grieks en Latijn schrijven, en nam dan een Latijnse of Griekse artiestennaam aan. Zoals de meeste moderne ‘bands’ nu Engelse namen aannemen. Als ‘Lingua Franca’, taal van de Koning die heerst. Nu zijn Anglo-Amerikaanse elites bij ons de baas.
Uit die Laat Middeleeuwse en Renaissance-bronnen als van Pier Winsemius en de ‘Olde Freesche Croniken’ citeerden ook de 19de eeuwse Romantici, vervuld van Fries Bloed en Bodem-mystiek. Dus zo bleef het Karelsprivilege hardnekkig voortleven, als grondslag voor de Friese vrijheid.
En aan die Romantici zijn we hier weer schatplichtig. Want zoeken naar je wortels in de natuur, het oer-Friese krekenland van meer dan 1000 jaar oud, dat hier en daar nog de ruilverkavelingen overleefde: dat is weer typisch Romantisch.
En daar is niks mis mee…
Conclusie: Het is de Friese Natuur geweest, die onze vrijheidsdrang vormde. Al die Friezen op bijna 1000 terpheuvels, waarvan je nu nog steeds sporen vindt, die ontleenden hun geharde natuur aan de harde natuur om zich heen. Net als de Deense Vikingen, waarmee ze veel verwantschap in levensstijl hadden als veetelers en zeevarende handelaren.
Veel boerenplaatsen staan nog op zo’n terpheuvel, die je nog steeds in het uit de zee gevormde zeekleiland kunt opmerken.
Daarop ga je wonen, wanneer je liever de nukken van de natuur trotseert op de grens van land en zee, dan de bemoeienis van allerlei tussenpauzen en bovenbazen met allerlei pretenties. Want zodra je in eenvoudig toegankelijk land leeft, dan komt al snel iemand gezag over je claimen. Leef je afgelegen, dan kun je lang ‘heiden’ blijven. Los van het gezag en haar ideologie.
Hoewel veel moderne Friezen juist hele gezagsgetrouwe gewoontedieren zijn. Zo wilde ik even de CD van Magnus af komen halen. Maar Aldwin Soepboer van Baldrs Draumar antwoordde:
Ha Rypke,
We kin troch corona helaas net meer ophelje litte,
Zo eenvoudig gaan moderne Friezen akkoord met huisarrest en het afpakken van basale vrijheden op gezag van een vrij leugenachtige, corrupte overheid en haar – laten we zeggen niet altijd even waarheidsgetrouwe-massamedia. Heel bijzonder is die toegift aan de Corona-Paranoia dan weer, wanneer je zingt:
Gjin Goud, Gjin Silver, Frijhiet is us priis
Maar de strakke Metalplaat van Baldrs Draumar en het stripalbum zijn topkwaliteit. ‘Grutsk’ dat dit van Dokkumer bodem afkomstig is…
Ha Rypke,
Naar aanleiding van jouw artikel las ik wat en zocht even op WIKI voor wat achtergronden en zag zo ook wat liedjes van J. Neander. Die zocht ik op (want ik vind muziek erg leuk).
Onder de muziek staat soms dat hij in 1610 geboren is, maar op WIKI staat 1650 als zijn geboortejaar. Toevallig hè? Het scheelt 40 jaar. Dat is toch een belangrijke man? Wegens zijn naamgeving?
Bron: https://hymnary.org/hymn/GGBN1882/page/261
En mooie foto’s weer, Rypke.
Dat Bonifatius in de 8e eeuw in Dokkum zou zijn geweest is natuurlijk de grootst mogelijke onzin… 🙂
Utrecht in de 10e eeuw een bisschopszetel…? Ik dacht het niet… 🙂
enfin… de hele officiele geschiedschrijving is natuurlijk 100% kul, net als zoals het “nieuws” dat is rondom de corona-opmaat naar de werelddictatuur der macroschoften…
Ik geef hier nog maar een keer een link naar Albert Delahaye die in mijn ogen in elk geval wel zinnige geschiedschrijving pleegt.
(helaas bestaat deze website enkel nog grotendeels in de waybackmachine)
https://web.archive.org/web/20180327210641/http://noviomagus.info/
Echt de moeite om daar eens wat te lezen…;)