PBL pleegde ‘wetenschappelijke fraude’ bij ‘biodiversiteit’

Bedrog door PBL

Het PBL manipuleerde de nationale natuurboekhouding, om opkoop van boerengrond voor ‘natuurontwikkeling’ politiek te verkopen. Dat gebeurde in hun ‘Natuurbalans’ (2009 & 2012) en op Compendium voor de Leefomgeving (2013) met een zelfbedachte biodiversiteit-indicator, de MSA (mean species abundance) in twee grafieken.

Een staafgrafiek en een hockeystick-curve.

Zo schetsten ze een noodtoestand van 85% achteruitgang tot 1990. En plots miraculeus ‘herstel’ vanaf 1990- ‘mede door natuurontwikkeling’. Zo veinsde PBL een succesvol natuurbeleid. Die MSA meet echter geen trends in ‘soorten’, maar blijkt een naar PBL-inzicht te manipuleren maat, waarmee je gewenste uitkomsten verkoopt.

Voorbeeld: De (boven weergegeven) hockeystick-grafiek (2013) op Compendium voor de Leefomgeving, stapt voor de periode 1990-2009 plots over op een andere rekenmethode voor MSA. Met die verzwegen truc verandert een vrije val van ‘biodiversiteit’ vanaf 1990-2009 plots in stabilisatie. 

Mede op basis van deze fraude gaan miljardensubsidies naar de opkoop van boerengrond voor Natuurmonumenten cs.

De Correspondent citeert de ‘85%’ van PBL

‘Vertel ons dan wat wij fout doen’.. 15% ‘resterende biodiversiteit’
Vertellen Natuurmonumenten en Wereld Natuur Fonds politici en hun media als Correspondent (zie voorbeeld hierboven), hoe de Nederlandse natuur ervoor staat, dan citeren zij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Dat is de wettelijk aangewezen natuuradviseur van het Ministerie van LNV, gefinancierd via Infrastructuur & Milieu.

Tot voor kort riepen natuurclubs jarenlang op gezag van PBL dat het bergafwaarts bleef gaan met onze natuur. Nederland zou sinds het jaar 1700 de natuur hebben verpest, 85 procent biodiversiteit zou zijn verdwenen. Met de ‘resterende biodiversiteit’ van 15 procent eindigde Nederland in 2012 nog in een PBL-ranglijst als ecologische hekkensluiter in de Europese Unie.

Het treurige rapportcijfer dat Nedernatuur volgens PBL scoort-15 procent ‘resterende biodiversiteit’- behoorde 10 jaar lang tot het campagne-DNA van natuur- en milieuclubs. De Taskforce Biodiversiteit waarmee Hans Alders bedrijven vergroenen zou, gebruikte het lage natuur-rapportcijfer van Nederland voor de noodzaak van natuurbeleid. Ook media als bijvoorbeeld De Correspondent citeren het continue.

Niemand stelde de vraag, wat dit PBL-getal nu eigenlijk verbeeldde.

Het artikel dat we erover schreven voor Elsevier op 28-11-2015.. vandaag een herbewerking

Biodiversiteit is normaal gesproken de samentrekking van ‘biologische diversiteit’. De meeste wetenschappers doelen met die term op twee zaken. De soortenrijkdom in een gebied. En de populatiegrootte, bijvoorbeeld hoeveel paardebloemen, kieviten en veldmuizen in een gebied leven.

Natuurmonumenten legt het door het PBL geproduceerde verlies aan biodiversiteit uit als verlies van soortenrijkdom in campagne-documenten. Volgens hen zijn er dus 15 procent van de in 1700 aanwezige soorten overgebleven. ‘Alleen Malta doet het slechter,’ stelt Natuurmonumenten.

En ook WNF-directeur Johan van de Gronden- op 10 februari 2011 schetste dat beroerde beeld voor leden van de Tweede Kamer over het Nederlandse natuurbeleid. Waarop Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren reageerde: ‘Vertel ons dan wat wij fout doen’?

Bewering Taskforce Biodiversiteit Hans Alders citeert het PBL haar MSA-biodiversiteit

De 15 procent van PBL geeft een concreet getal, aan een oude mantra van natuurorganisaties: vroeger was alles beter. Geef ons geld, en wij ‘herstellen’ vroeger. Zo verschaften natuurclubs zich vervolgens een plaats aan de beleidstafel als ‘expert’. Of als morele autoriteit.

Zoals directeur van Natuurmonumenten Marc van den Tweel, die 2014 voor de Raad van Kerken’ moreel leiderschap’ agendeerde: “Dieren vol hormonen onder weinig sympathieke omstandigheden.(…) Het schaamteloos leeg vissen van de zee.(….) Nederland dat nog maar 15% van zijn natuurlijkheid over heeft….’

Hier is de MSA-indicator van het PBL al tot ‘natuurlijkheid’-graadmeter teruggebracht. Sinds publicatie van dit verhaal voor Elsevier Weekblad (2015), heeft het PBL die indicator ook zo aangepast. Als graadmeter voor ‘natuurlijk’. In werkelijkheid manipuleert het PBL de definitie van ‘natuurlijk’ naar hoe het politiek uitkomt, zo laten we hier zien.

‘Nieuwe Natuur’

Het mirakel van Dijksma

Die onheilsmarketing verschafte natuurorganisaties de afgelopen 25 jaar unieke privileges. Om rampspoed te keren, kocht de overheid met ingang van 1990 ongeveer 100 duizend hectare boerengrond op voor zogenaamde ‘natuurontwikkeling’, het maken van moeras. Dat is al 25 jaar de belangrijkste en kostbaarste peiler van natuurbeleid.

Die boerengrond kwam grotendeels gratis in handen van voornamelijk 3 organisaties, waaronder vooral Natuurmonumenten.

De overheid betaalt ook bij inrichting tot nieuwe natuur het gros van de rekening. Zo kreeg ‘particulier’ Natuurmonumenten van 2000-2015 al 700 miljoen euro staatssteun. Maar Henk Bleker zette als Staatssecretaris voor natuur in Kabinet Rutte 1 die privileges plots op losse schroeven.

Hij bezuinigde fors op het lopende natuurbeleid, en natuurclubs reageerden geschokt. In reactie op ondergetekende lichtte Bleker zijn motivatie als volgt toe: ‘Als je 20 jaar bakken met geld blijft besteden aan natuur, en je hoort steeds maar dat het alleen maar slecht gaat’, stelt hij. ‘Als al je beleidsinzet dan nog niet werkt, dan heb je een probleem van een formaat dat een parlementair onderzoek waard is.

Het beleid gericht op het terugkrijgen van die soorten was misschien per definitie nooit haalbaar. Die soorten komen niet zomaar terug, en in dat opzicht kun je dus zeggen: het beleid was mislukt.”

In “nieuwe natuur’ op de voedselrijke landbouwgronden ontstonden ware ganzen-fokcentra

‘Voorzichtig natuurherstel’
De oude mantra ‘het blijft slecht gaan’ was uitgewerkt als rechtvaardiging voor natuurmiljarden. En dan plots lijkt een wonder te gebeuren, wanneer kabinet Rutte 2 aantreedt en Sharon Dijksma de plaats van Henk Bleker inneemt. Het sinds 1990 ingezette beleid blijkt plots wel effect te hebben gehad en moet doorgezet.

Dat bericht Dijksma de Tweede Kamer in september 2013 met haar eigen natuurnota ‘het Natuurpact’.

Het PBL publiceert gelijktijdig een nieuwe nationale natuurgrafiek, die deze bewering ondersteunt. We zien eerst de verkondigde neergang tot ’15 procent’ biodiversiteit. Maar dan plots vanaf 1990 is de vrije val geremd, ‘mede door natuurontwikkeling’.

Zoals sectorhoofd Natuur Keimpe Wieringa van PBL stelt voor NRC Handelsblad: “…voor het eerst zien we nu dat de soortenrijkdom niet verder terugloopt”.

En recent verkondigden Natuurmonumenten, WNF en ook Vogelbescherming Nederland plots ook- mede op gezag van PBL- een ‘voorzichtig’ natuurherstel. Dankzij het beleid! En dat is exact de suggestie die de grafiek van het Compendium voor de Leefomgeving in 2013 moet wekken.

‘Voorzichtig herstel’.. en ‘mede dankzij’ het natuurbeleid, zo vertelt de begeleidende tekst. Zo was er dus eerst met verwijzing naar onderstaande staafgrafiek (Natuurbalans 2012) alarm gemaakt. Die hanteert de 15% ‘resterende biodiversiteit’, die voor het eerst in de Natuurbalans 2009 werd genoemd. Nederland was het slechtste jongetje van de EU-klas.

Maar hoera, in 2013 blijkt het beleid toch te werken, aldus de nieuwe grafiek.

Grafiek uit PBL haar Natuurbalans 2012: Nederland bungelt met ‘15%’ onderaan

Slechtste jongetje van de EU-klas?

Het Mirakel van Dijksma blijkt echter van gesjoemel met de natuurboekhouding aan elkaar te hangen. Zowel ecologische neergang tot 15 procent ‘biodiversiteit’, als het plotse ‘herstel door natuurontwikkeling’ vanaf 1990, beide zijn verzinsels. Dat blijkt na opvragen van de gegevens die PBL gebruikt via de Wet openbaarheid bestuur (Wob)

We pakken eerst de staafgrafiek met EU-landenranglijst uit de Natuurbalans 2012 er bij (zie hierboven afgebeeld).

Die grafiek maakte het PBL van EU-landen, hoe die op ‘biodiversiteit’ scoorden met hun MSA-meetlat. Hier bungelt Nederland onderaan. En Finland blijkt de koning van biodiversiteit van Europa. ‘Stikstofdepositie’ en ‘klimaatverandering’ maar vooral ‘landbouw’ zouden ‘biodiversiteit’ opeten in die grafiek.

Mean Species Abundance, Doet Rob Alkemade ook al aan graffiti?

Allereerst valt dan op: oorzaak en gevolg verbeelden de zelfde kwantiteit in deze grafiek. Het PBL wekt zo visueel de suggestie dat milieu-invloeden en landbouw MSA-biodiversiteit terugdringen. Maar die invloeden moeten dus de zelfde ‘grootheid’ verbeelden als MSA zelf.

Alsof het zwaard waarmee je iemand doodsteekt (stikstof) de zelfde substantie verbeeldt als de gesneuvelde (resterende natuur), de bal het zelfde als de voetballer. De logica is dus absurd in de grafiek.

Daarnaast kan de MSA-waarde van 15% dus niet op enig biologisch gegeven rusten, of de hoge score van Finland. Dat kun je uit soortenlijsten afleiden van verschillende EU-landen. Uit de bestaande soort-inventarisaties blijkt bijvoorbeeld dat Nederland op Europees niveau helemaal niet zo slecht scoorde op soortenrijkdom.

Zo hebben wij met 1500 hogere vaatplantensoorten alvast zes maal meer soorten dan de Finnen. Terwijl Finland in het EU-ranglijstje van het PBL- op basis van een staafgrafiek met MSA- bovenaan eindigde als land met de meeste ‘biodiversiteit’. Dan snap je dus ook, dat PBL onmogelijk gegevens van soorten in Finland kan gebruikt hebben.

MSA verbeeldt dus iets anders, bijvoorbeeld ‘oppervlakte’ zoals zo dadelijk blijkt.

Het ree nam zeer sterk toe, net als vele andere diersoorten

Soortenrijkdom en trends tonen verandering, geen uniforme achteruitgang
Van uniforme achteruitgang van soortenrijkdom was op nationaal niveau afgelopen eeuw ook geen sprake. Er kwamen netto 112 plantensoorten bij sinds 1900. Ook meldt de eerste Vogelatlas van Nederland uit 1978 de komst van 40 nieuwe broedvogelsoorten sinds 1900.

Vergelijken we de soortenrijkdom van Nederland – 47.600 bekende soorten in 2010 – met andere landen van de Europese Unie, dan scoort Nederland eerder als middenmoter

Ook de aanname ‘vroeger is alles beter’ kan niet kloppen.  Grauwe ganzen – nu plaagdieren- waren in 1900 uitgeroeid. In 1900 en 1950 nog zeldzame bosroofvogels als de buizerd koloniseerden weilanden, de stad en industrieterrein. Kraanvogels en zeearenden die natuurclubs als eigen succes verkopen, die doen het in heel Europa goed: ze keren terug van soms eeuwen weggeweest.

Omdat ze niet meer overal worden vergiftigd of gedood, en zich bij de mens aanpassen als cultuurvolgers. Libellen en vleermuizen profiteren van klimaatopwarming. Kortom, er is veel verandering maar geen uniforme verslechtering sinds 1900.

15%! Hier ligt de sleutel: MSA = Oppervlakte natuur & Bos

Wat PBL ook niet vertelde: de 15 procent ‘resterende’ biodiversiteit, is berekend zonder de natuur van Waddenzee, onze Delta en IJsselmeer.

Tel je die gebieden wel mee, dan zou ons land aanmerkelijk beter scoren, ook in natuuroppervlak. Dat oppervlak van 15% landnatuur blijkt geheel toevallig wel exact het zelfde getal, als dat het CBS weergeeft voor ‘oppervlakte natuur en bos’ in 2000. Hierin lag een sleutel tot de oplossing- bij PBL is ‘oppervlakte’ het zelfde als ‘biodiversiteit’.

Daarop komen we zo terug: MSA is niets dan ‘oppervlakte’, door het PBL naar eigen inzicht in te vullen.

Zeearend vangt vis

Waar verslechtering optrad, was dat vaak gevolg van overheidsbeleid, zoals het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB sinds 1968) van Sicco Mansholt (PvdA) waardoor weidevogels en kleinschaliger agro-landschappen gedupeerd werden. Een plots herstel vanaf 1990 kun je dus ook niet zomaar afbeelden. Juist die weidevogels gaan vanaf 1990 sneller achteruit.

Grondopkoop voor ‘natuurontwikkeling’ kan hier ironisch genoeg 1 van de oorzaken zijn geweest.Tussen 2000 en 2010 ging er namelijk 4 maal meer weidegrond verloren aan natuurontwikkeling, water- en recreatiegebied dan aan infrastructuur.

Ook was het decennialang overheidsbeleid om melkgeld voor boeren op 30 cent te houden, terwijl het Ministerie van LNV de lasten voor boeren verzwaarde met milieuregels. Dus andermaal door overheidsbeleid gedwongen, overleven alleen de boeren die slagen om hun kosten te drukken. Zoals via verdere intensivering.

Grutto Jorwerd, slachtoffers van LNV-beleid

Het ‘soorten’-aspect vatten we dan zo samen: de twee grafieken die het PBL toonde op basis van Mean Species (soorten) Abundance (MSA) kunnen eenvoudigweg geen trends in soorten weergeven, laat staan een positief verband met enig beleid. Niettemin wekt de naam MSA wel die suggestie, en ook communicatie daarover door het PBL.

Zo wekte het PBL de suggestie, dat een trend van achteruitgang ‘mede door natuurontwikkeling’ was gekeerd:

‘Mede door natuurontwikkeling

Niettemin blijft het PBL claimen dat hun MSA ‘soortpopulaties‘ vergelijkt met ‘volledig natuurlijke gebieden’.

MSA kan alles betekenen, het is maar net wat politiek van pas komt: Natuurbalans 2012

MSA kan verschillende zaken betekenen, naar believen van PBL
Ons wetenschapsjournalistiek onderzoek, ging daarom te rade bij de verkregen Wob-data, om te achterhalen hoe de MSA nu is berekend, wat die voorstelt. En hoe het PBL nu die grafiek kon maken. Die data moesten helpen ontrafelen hoe de hockeystick-grafiek (2013) nu tot stand kwam.

De Wob-data bevestigden ons vermoeden, dat PBL rekent met een zelfverzonnen ‘nep’-biodiversiteit van 1900 tot 1990. Die ‘biodiversiteit’ staat geheel los van soortenrijkdom in Nederland en is plooibaar naar persoonlijke voorkeur. .

Bedrog door PBL

We zien in de MSA-grafiek met hockeystick-vorm (het groene lijntje voor Nederland) ons land al vanaf het jaar 1900 slecht scoren. Er zou 44 procent MSA-biodiversiteit zijn overgebleven ten opzichte van een ‘ongeschonden’ ideaalbeeld (100 % ergens ‘vroeger’).

Die MSA-score daalt verder naar ‘ongeveer 15 procent’ in 1990, het veel aangehaalde getal en haar spiegelbeeld ‘85% biodiversiteitverlies’.
 Hoe krijgt PBL de score zo laag? Door bij de ene grafiek een geheel andere MSA te verbeelden dan bij de andere grafiek.

In de staafgrafiek uit de Natuurbalans uit 2012, daar is de ’15 % resterende biodiversiteit’ niets meer dan ‘oppervlakte bos en natuur’: exact het percentage dat het CBS opgeeft, 15%. Een mistgordijn van ‘milieu’-invloeden als stikstof moet verhullen, dat het PBL deze simpele aanname hanteert.

Daarom scoort Nederland zo laag, en Finland hoog: de Finnen hebben een groot bosoppervlak. En dat oppervlak is ‘biodiversiteit’ bij PBL. De hieronder afgebeelde Wob-data van de hockeystick-grafiek tonen, dat het PBL nog een geheel andere truc uithaalt om ‘MSA’ te berekenen.

Daarop komen we terug, na eerst het gesjoemel met ‘ijkpunten’ en ijkjaren te bespreken.

De Wob-data van PBL verkregen in 2015: Nederlandse natuur zou ‘perfecte kwaliteit’ hebben in 1900 en 1950. Plots is dus niet ‘1700’ het referentiejaar voor ‘pristien’ maar zelfs 1950…

Gerotzooi met ijkpunt
Als ‘vroeger’ alles beter was, wanneer is ‘vroeger’ dan? Hier rotzooit het PBL met het ijkpunt, het vertrekpunt van je aannames waardoor je een ‘trendgrafiek’ zegt te kunnen maken. Bij de staafgrafiek (Natuurbalans 2012) die EU-landen vergelijkt in hun MSA-score, dan zien we dat het PBL als ijkpunt voor ‘perfect’ het jaartal 1700 opgeeft.

Bij de 2013-grafiek met MSA-biodiversiteit, zien we juist dat het referentiejaar voor ‘volmaakte natuur’ van alles kan zijn, zowel 1700, als 1900 en zelfs 1950. Het is maar hoe dit het PBL uitkomt.

Ze berekenen de MSA-biodiversiteit in de Hockeystickgrafiek (zie de tabel met Wob-data), door een ‘kwaliteit’ (0-1) van een gebied te vermenigvuldigen, met de oppervlakte waar die kwaliteit aanwezig zou zijn. De kwaliteit zou een maat zijn voor het percentage ‘natuurlijkheid’: de ‘omvang van populaties vergeleken met volledig natuurlijke gebieden’. 1 = dus ‘helemaal perfect’.

De onderliggende aanname is dat ‘vroeger’ dus gelijk is aan ‘meer natuurlijk’.

Is een gebied dus ‘perfect’ in MSA-biodiversiteit, met maximaal soortenaantal in maximale populaties, 100% ‘natuurlijk’: dan zou dat gebied 100% scoren, dus een ‘kwaliteit’ van 1. Zou heel Nederland 1 perfect natuurgebied zijn, het gehele oppervlak dan krijg je dus een score van 100 procent MSA.

Een adder vinden is al moeilijk, laat staan dat je een populatie kunt schatten…

Dus hoe maakt PBL die ‘trend’ in index-getallen?
Het PBL hanteert vervolgens dus een op niet enige historische of empirische data gebaseerde opinie, voor hoe natuur ‘hoort’ te zijn. Ze nemen in die jaartallen aan, alsof de natuur maximaal ‘soortenrijk’ was, dus perfect. Waarna de natuur dankzij die opinie- ‘vroeger = beter’-  vervolgens enkel achteruit kan hollen.

Data-vrije ‘wetenschap’ dus.  Voorbeeld: Het bos in 1900 en 1950 was zowel kleiner van omvang en vaak nog maar net aangeplant. Geen maagdelijk oerbos. Het bos van 1990 en 2010 was zowel ouder als natuurlijker beheerd. Toch geeft PBL dus een kwaliteit 1 mee aan bos uit 1950, alsof dat  gelijk zou zijn aan maagdelijk oerbos. Omdat ‘vroeger’ gelijk moet zijn aan ‘beter’.

Het moderne maar dus oudere bos dan in 1950, dat scoort van 1990-2009 volgens de Wob-data gemiddeld 35% van een niet nader gedefinieerde ‘natuurlijkheid’. Terwijl het bos ouder is en natuurlijker dan in 1950, scoort het dus 65% lager. Omdat een opinie bij het PBL bepaalt dat ‘vroeger’ wel ‘beter’ moet zijn.

Staatsbosbeheer blokkeert koolstofvastlegging met haar boskapbeleid. ‘Natuur’ in Nederland is ook in natuurgebied alles behalve onaangetast

Dus MSA kan van alles betekenen bij het PBL, omdat de ‘kwaliteit’-component van MSA alles kan betekenen, als data-vrije rekenmaat in de grafiek tot 1990.

Kijk daarom nog eens naar de 3 lijntjes in de grafiek, voor ‘Nederland’ (groen), Europa (paars) en ‘de wereld’ (Blauw’. Dan valt als ander voorbeeld voor plooibare definities van PBL haar MSA-biodiversiteit ook direct op: de MSA voor ‘Europa’ en ‘De Wereld’ verbeeldt ook een andere kwantiteit, dan de MSA voor Nederland.

Voor ‘de wereld’ staat MSA voor ‘ongeschonden natuur’ met als referentiejaar 1700. Voor Nederland kan de natuur zelfs in 1950 nog ongeschonden zijn, dus kwaliteit 1. Ook de jonge productiebossen op de Veluwe van toen.

Waarom? Daarom…Omdat die keuze het PBL goed uitkomt bij het maken van de grafiek. Het PBL rotzooit dus met het ijkpunt: wanneer natuur ‘volmaakt’ zou zijn van ‘kwaliteit’, en wat dit inhoudt: beide begrippen kan PBL naar eigen behoefte veranderen. De volledige afwezigheid van iedere precisie in definities is een wetenschappelijke doodzonde.

Bloeiende struikheide op Schapedobbe. Zonder boskap zou het terrein dichtgroeien

Fraude 1: Manipulatie historische oppervlaktes
Andere kunstgrepen zou je als ‘fraude’ kunnen typeren, omdat ze intentioneel zijn begaan met het oogmerk een gewenst beeld te schetsen. Kijk maar:

Het PBL fabriceert vanaf 1900 een dalende trend in haar MSA-biodiversiteit in het groene lijntje voor Nederland. Om die trend te fabriceren, goochelt het PBL met oppervlakte in hectares van 6 habitats waarmee ze rekent ( heide, moeras, halfnatuurlijk grasland, duinen, bos, landbouwgrond)

Om nu de dalende trend in de grafiek van 1900 tot 1990 te maken, schuift het PBL met hectares oppervlak van die habitats. Dus het ene habitat kan wat oppervla ‘lenen’ van het andere. Zo komen de ‘trends’ in MSA-biodiversiteit weer overeen met het gewenste beeld (achteruitgang naar ‘ongeveer 15%’)

….Onze leugenachtige en corrupte overheid….

Dus je kunt – als je PBL heet- naar eigen inzicht de historische realiteit op papier veranderen. Omdat papier gewillig is. Wie de Wob-gegevens bekijkt, ziet dat PBL in 1900 bijna 1 miljoen hectare Nederlandse natuur verstopt in een soort Bermuda Driehoek.

Die ingreep op papier, doet tientallen procenten biodiversiteit verdwijnen vanaf 1900.

Deze ingreep, het lukraak schuiven met oppervlaktes om een gewenste trend te maken zou je wel ‘fraude’ kunnen noemen. Je snapt zelf ook, dat je maar wat aanrotzooit met je MSA, die wetenschappelijk nergens op slaat. Om een gewenst beeld met die MSA te maken plooi je dan de gegevens naar je gewenste beeld.

De toegekende areaalgroottes stemmen ook niet overeen met data. Ander voorbeeld: het areaal bos stemt (reeds +10% in 1900) niet overeen met CBS-data (7-8%), of de Landbouwatlas van Nederland.

Wisselen van rekenmethode. Vanaf het jaartal 1990 in de grafiek, gebruikt PBL plots deze methode om de MSA te berekenen (het onderdeel ‘kwaliteit’)

Fraude 2: overstappen andere rekenmethode voor zelfde grafiek
De volgende ingreep kun je ook ‘fraude noemen, de wijze waarop vanaf 1990 plots de dalende trend omslaat in stabilisatie of zelfs lichte vooruitgang. De plotse trendbreuk (1990) van daling in herstel fabriceert het PBL, door plots over te stappen op een geheel andere rekenwijze om ‘kwaliteit’ te berekenen. Zonder die overstap naar andere rekenwijze te vermelden bij de grafiek.

Dus; niet trends in soorten verklaren, hoe MSA-biodiversiteit vanaf 1990 plots uit vrije val klimt: maar het plots veranderen van rekenmethodes door het PBL.

Vanaf 1990 stapt het PBL over op de rekenmethode Natuurwaarde 2.0,. En zo krijgt de grafiek plots een andere vorm, een stabiele trend. ‘Kwaliteit’ krijgt plots een andere definitie.

Nemen ze voor 1900 en 1950 aan dat ‘kwaliteit'(van 0-1) van habitats volmaakt is, 100 procent, dus 1. Na 1990 gebruikt PBL een index-getal van 0-1, een natuurthermometer die op soorttrends zou zijn gebaseerd. Dat zou gaan om 457 soorten in de 6 habitats.

Dat indexgetal uit Natuurwaarde 2.0 verbeeldt dan de vermoedde ‘achteruitgang’ ten opzichte van 1950 van die optelsom van soorten. Daarbij neemt het PBL met Wageningse onderzoekers van WOT-natuur & milieu (Samenstellers ‘Natuurwaarde’) dus aan, dat 1950 ‘perfect’ was. Dus 100% goed.

Ook met ‘Natuurwaarde’ bepaald, zelfde vals concrete onzin

Selectie van de verliezers
Met die keuze voor ‘in 1950 was kwaliteit 100% goed’, kan het in 1990 en daarna enkel slechter gaan dan toen. Dus krijg je van 1990-2009 automatisch een grafiek die op een veel lager niveau ligt.

Want stel een plant of diersoort in aantal toenam (bijvoorbeeld ‘de vos’), dus 120% werd of 200%. Dan telt het PBL die toename niet mee bij het maken van een index-cijfer. Alle indexcijfers liggen tussen 0 en 1, nooit daarboven. Dat noemen de samenstellers van Natuurwaarde 2.0 ‘afkappen’.  Dus 150% of 200% wordt 100% gemaakt.

Daarnaast selecteert Natuurwaarde op orders van het Ministerie van LNV expres de soorten waarmee het slechter gaat voor ‘natuurbeleid’. Met die keuze voor de verliezers komt dus bij berekening van ‘kwaliteit’ in 1990 automatisch het zwaartepunt bij die verliezers. De verliezers dicteren de lage uitkomst.

En zo rekent het PBL met de bedenkers van Natuurwaarde het index-getal op 1990 naar 0,14, ‘ongeveer 15 % resterende biodiversiteit’. Maar die MSA-biodiversiteit met Natuurwaarde berekend, is dus weer op andere wijze bepaald, dan de 15% uit de staafgrafiek van 2010.

Zelfde vals concrete onzin, je ziet dat ze ook de zelfde ‘habitats’ uitkiezen, als waarmee de MSA-grafiek is gemaakt

Conclusie: wetenschappelijke fraude onderbouwt subsidies opkoop boerengrond
Samengevat zien we dus dat MSA-biodiversiteit van alles kan betekenen, wat het PBL maar van pas komt. Meestal betekent het ‘oppervlaktepercentage aan natuur’. De definitie van die natuur kan naar behoefte veranderen. Die definitie kan ‘ongeschonden’ zijn, maar ook ‘alles dat wij natuur moeten noemen van het Ministerie van LNV’.

Het referentiejaar voor ongeschonden kan 1700 zijn. Maar ook plots 1900 en 1950, omdat dit zo even uitkomt. En om de gewenste grafiekvorm te krijgen vanaf 1990, stapt PBL dus plots over op een geheel andere rekenmethode. Die methode, Natuurwaarde geeft dankzij de ingebouwde opinies en aannames automatisch een dramatisch lage uitkomst.

  • En zo ontstond dus de Nederlandse Biodiversiteit-hockeystick (2013): dramatisch verval tot 1990, met een plotse vlakke grafiek ‘mede door natuurontwikkeling.

Navraag bij de PBL-ecologen of dat wetenschappelijk door de beugel kan, leverde van hen het volgende antwoord: ‘Het PBL vindt van wel.’ Wij dienen PBL maar te geloven. Is dat verstandig?

Mondiaal erkend top-ornitholoog Rob Bijlsma, die de data van het WOB-verzoek onder ogen kreeg, reageert scherp op de PBL-cijfers: ‘Bovenop een ontbrekende toetsing aan de werkelijkheid, hebben de leveranciers van gegevens ook nog eens allerlei kunstgrepen toegepast om te “corrigeren” voor ontbrekende gegevens.

Niets daarvan kun je in die figuren terugvinden. In de wetenschap is dat hoofdzonde nummer 1. Je moet ze maar op hun woord geloven. Dat is geen wetenschap, dat is fraude.’

Sjoemelnatuur (2015), zie hier het volledige onderzoek

  • Dit is een bewerking van het reeds op 28-11-2015 in Elsevier Weekblad gepubliceerde verhaal, en het Sjoemelnatuuronderzoek. CDA-Kamerlid Jacco Geurts stelde nog Kamervragen, maar werd met kluitje in het riet gestuurd door de Minister. In 2019 stelden ook VVD-Kamerleden opnieuw Kamervragen over ‘Sjoemelnatuur’…
  • Een meer realistische biodiversiteit-grafiek zou mogelijk tonen, hoe het tot 2009 zo beroerd nog niet ging met de natuur. Maar hoe juist sindsdien dankzij ‘duurzame’ energie-beleid met windmolens in natuurgebied en bosverbranding in biomassacentrales de natuur achteruit holt.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *