In de Online Cursus Bullshitdetectie vandaag: Reconstructies van de zeespiegel van afgelopen millennia langs de Zuidoostelijke Noordzee en de Wadden. Hier strijden al een halve eeuw twee kampen. De ‘rechtlijnigen’ (geen stijging buiten bodemdaling) en ‘wiebelaars’ (de zeespiegel gaat op en neer).
De rechtlijnigen van ondermeer Deltares en Rijks Universiteit Groningen (RUG) claimen nu de overwinning en herschrijven nu de zeespiegel-geschiedenis in de Atlas van het Holoceen (2017). Alle reconstructies zijn gebaseerd op ‘proxy’-data, indirecte metingen zoals bijvoorbeeld afgeleid uit de positie van het basisveen.
Wanneer je beweert dat 3000 jaar lang de zee niet steeg (enkel bodemdaling) en je plakt daar moderne metingen aan vast: dan krijg je de zeespiegel-hockeystick. Moderne stijging is uniek! Maar Duits onderzoek laat weinig van die rechtlijnigheid heel.
Flattening the Curve…
In bovenste plaatje maak ik inzichtelijk hoe zeespiegelcurves van het Holoceen er globaal uitzien. We klimmen op uit de IJstijd, dan zo tussen 6000-9000 jaar geleden zien we het Holocene Optimum. Het was hier 2 graden warmer dan afgelopen eeuw, Alpen waren ijsvrij. De zee stijgt dan met 80-90 cm per jaar.
Alle zeespiegel-curves zien er tot rond 3000 ongeveer het zelfde uit. We praten nu dus over de periode nadat het Holocene Optimum ophoudt.
Er zijn zeespiegelstudies, die tonen dat lokaal de zeespiegel vervolgens weer inzakte. Maar bij Deltares wil men daar dus niet aan, met hun ‘Zeespiegel-Hockeystick’. Na een vlakke stijging vanaf 3000 jr geleden, de 1 noemt 3cm/eeuw, de ander 5-10cm, nu plots vanaf 1850 een versnelling naar 20 cm/eeuw. Twee totaal verschillende methodes qua meetmarge 1 op 1 naast elkaar gezet.
Als je het pentekening-plaatje snapt, dan begrijp je ook waar dit ietsie-pietsie technische verhaal over gaat.
Moderne studies uit Deltares-hoek (Peter Vos) samen met bijvoorbeeld Groningse archeologen, stellen nu dat er afgelopen 3000 jaar geen absolute zeespiegelstijging meetbaar was met hun proxy-methode: de positie van basisveen op pleistoceen zand. Dus ze meten geen stijging door uitzetting van zeewater en smelten van ijskappen.
Enkel ‘relatieve’ stijging door bodemdaling van 3 cm per eeuw (anderen noemen 5-10cm), als gemiddelde uitgesmeerd over 3000 jaar in een rechte lijn, een constante. Vervolgens, zo schrijven ze bijvoorbeeld in Ocean & Coastal Management (2019) zou dan na 3000 jaar vlakke curve plots vanaf 1850 een versnelling optreden.
Omdat ze hun proxy-methode 1 op 1 koppelen aan metingen met getijdenbakens. Zij laten het werkvan Behre onvermeld in de citaties in deze paper uit 2019, het pleit is geslecht: wij rechtlijnigen schrijven nu de klimaatgeschiedenis.
In een eerdere agenderende studie over de (bodem van de) Waddenregio met Jos Bazelmans als eerste auteur in Ocean & Coastal Management (2012) staat het werk van Behre nog wel geciteerd. Dus het moet wel bekend zijn, maar onbekend is nu waarom dat werk plots ongeldig zou zijn.
Dus ze claimen vanaf +/- 2015 – net als bij de Hockeystick van Michael Mann- moderne uniciteit van zeespiegelstijging door dus 2 meetmethodes aan elkaar plakken. Een vlakke curve uit proxy’s met een steilere uit getijdenbakens.
De indirecte met proxy uit eigen onderzoek (we leggen zo uit wat dat is, zucht) aan directe metingen met getijdenbakens van Rijkswaterstaat (15-20mm/jr afgelopen 110 jaar). Nieuwhof claimt bij navraag ‘100 procent zekerheid’ over die constante 3cm/eeuw (dus slechts 3 mm/jaar) op basis van ‘de positie van het basisveen onder terpen’. Alsof zulke zekerheid bij proxy mogelijk is.
Ruimte voor de rivier/de zee (‘building with nature’)
De studie van Nieuwhof plaatst het archeologisch onderzoek aan Friese terpen zo in het moderne klimaat-frame. Wij kunnen nu leren hoe de terpbewoners met de zee omgingen, in het toen nog onbedijkte zoutmoeras.
Het wonen op terpen zou dan een mooie aanpassing zijn bij de te verwachten klima-catastrofe. Waarover Deltares in een recent zeespiegel-rapport nog aanmerkelijk meer genuanceerd was, omdat metingen vooralsnog afwijken van KNMI-prognoses.
Dat ruimte aan zeewater geven, als klimaatadaptatie, past dan sterk bij het Ruimte voor de Rivier-programma dat de studie aanhaalt. Maar ook bij ‘Building with Nature’ waar Deltares als stichting van het Ministerie van EZK een belang in heeft met Boskalis, Wageningen UR en Van Oord. (Ecoshape). Ook economisch gezien, loont het om de wiebelaars te lozen als ‘achterhaald’ in het zeespiegeldebat.
Wat zijn proxy’s en hoe meet je zo zeespiegels?
Dat constante karakter van afgelopen 3000 jaar zeespiegelstijging (dus uitsluitend via bodemdaling) zou blijken uit de positie van het ‘basisveen’. Dat basisveen vormt zich op de grondwaterspiegel. De grondwaterspiegel kan niet- zo is de aanname- onder het zeespiegelniveau liggen. Zoet water drijft op zout.
Het niveau van het basisveen zegt dus iets over het niveau van de zeespiegel. Dateer je dat basisveen met C14, bijvoorbeeld onder een Friese terp, dan weet je hoe hoog de zee stond. Zo is dan de aanname met deze zogenaamde ‘proxy-methode’. Je hebt vele honderden proxy-methodes om de natuurlijke historie te reconstrueren.
Andere methodes zijn stuifmeel-verhoudingen, boomringen-grootte, , zwerfhout onder gletsjers, verhoudingen van zuurstof-isotopen in sediment, de lijst is eindeloos.
Erg precies tot achter de komma kunnen die proxy-methodes nooit zijn, het zijn altijd ‘goede indicaties’. Ze zijn ook geografisch sterk gelimiteerd. Meet je de positie van basisveen in Noord Friesland, dan kan dat onder andere omstandigheid zijn gevormd dan in Zeeland. Dus je moet zulke data altijd in context zien.
Maar die ruime onzekerheidsmarge en locatie-specificiteit heb je dus bij ALLE proxy-studies, en daarover gaat hier dus de discussie niet. Wel opmerkelijk is de stelligheid waarmee Deltares (Peter Vos) en bijvoorbeeld archeologe Annet Nieuwhof van de Rijksuniversiteit Groningen nu partij kiezen voor de ‘rechtlijnige’ school in het archeo-zeespiegeldebat.
Stelligheid Deltares bij publieksvoorlichting
Jos Bazelmans van Deltares erkent als eerste ook de locatie-afhankelijkheid van proxy-reconstructies. Maar hij vervolgt dan heel stellig op bladzijde 17 van de (overigens verder zee voorbeeldige en llustratieve) Atlas van het Holoceen (Prometheus 2017):
…in het algemeen geldt dat de bodem in Nederland (alleen dus RZ) door tektoniek, glacio-isostasie (kantelen door wegvallen ijstijd-gletsjer) en inklinking gedurende het Holoceen steeds is gedaald.
Dat inzicht staat haaks op de gedachte die tot de jaren tachtig van de vorige eeuw algemeen gangbaar was. Veel onderzoekers dachten (…) toen dat de zeespiegel niet continu en geleidelijk was gestegen, maar dat de absolute stijging schommelingen vertoonde. Perioden me versnelde stijging (’transgressies’) zouden zijn afgewisseld door periodes waarin de zeespiegel minder snel steeg of zelfs daalde (‘regressies’)
De geologische kartering van de Holocene zee-afzettingen in Nederland was zelfs op dit denkbeeld gebaseerd. Doordat we nu over veel meer gegevens beschikken dan toen, is duidelijk geworden dat die schommelingen er waarschijnlijk niet zijn geweest.
Voortschrijdend inzicht of opnieuw partij kiezen?
Onderzoekers dachten dat toen niet alleen, zij hadden net als bij de Duitse buren vrachten gegevens die deze positie ondersteunden. Van belang is hier dus dat Jos Bazelmans de reeds halve eeuw of oudere positie van de ‘rechtlijnigen’ presenteert als ‘voortschrijdend inzicht’ omdat ze meer data hebben.
De wijze van presentatie, moet de gebruiker van de Atlas vervolgens tot de volgende conclusie leiden, die van ‘de mens’ als factor en dus de urgentie van (CO2)beleid:
De (….) hedendaagse oorzaak voor bodemdaling in Nederland is aardgaswinning. Net als bij veenoxidatie in polders is de mens (….) nu de belangrijkste veroorzaker van bodemdaling geworden.
Ook de twintigste-eeuwse zeespiegelstijging (….) wordt toegeschreven aan menselijke activiteiten: het verbranden van grote hoeveelheden fossiele brandstoffen, met als gevolg een stjgend CO2-gehalte in de atmosfeer en vermoedelijk opwarming van het klimaat.
Dat woordje ‘vermoedelijk’ steekt af tegen de stelligheid waarmee Bazelmans de lezer naar de onvermijdelijke conclusie wil/moet leiden. De Mens als de allesbepalende factor, de these van de milieubeweging en het Ministerie van Klimaat. Alsof Bazelmans al ‘van gas los’ is.
Terwijl gaswinning in bijvoorbeeld Zeeland niet ‘de’ oorzaak is noch op vele plaatsen langs de kustlijn. Nog steeds bedraagt de jaarlijkse bijdrage van isostasie aan de 18-20 mm RELATIEVE zeespiegelstijging/jaar ongeveer 3mm. De formuleringen zijn hier dus niet neutraal of onschuldig.
De lekenlezer van de Atlas wordt in een hoek gedrukt, waar de eigenaar/financier van Deltares naartoe wil: het Ministerie van EZK.
Een hockeystick of historie met Middeleeuwse warmte en Kleine IJstijd
Van belang is nu: is ‘voortschrijdend inzicht’ met ‘meer metingen’ nu de oorzaak van deze positie-wijziging? Of de overstap op een andere methode van meten, andere statistiek/modellering van gegevens, of zelfs het selectief winkelen in gegevens? Daartoe moeten we dus kijken naar wat Bazelmans en Vos nog meer in de primaire literatuur publiceerden.
Dan komen we bij een andere publicatie in het respectabele Journal of Quaternary Science (2018) met Erik Meijles als eerste auteur.
Opnieuw is hier de (verticale) POSITIE van het basisveen (op pleistoceen zand) de indicatie voor de zeespiegel. Ze dateren met C14 een tiental locaties in het Waddengebied, met ieder een verticale positie van basisveen. Ligt de zee hoger, dan ligt dat veen hoger. Dateer je dat veen met C14, dan weet je dus wanneer de zee daar op die hoogte lag.
Die verschillende data-punten uit verschillende periodes, plakken ze dan met statistiek aan elkaar tot een tijdlijn van zeespiegelstijging. De zeespiegelcurve die ze dan produceren is opnieuw vlak: een hockeystick wanneer je moderne metingen daar aan vastplakt.
Dat die curve vlak is tot in de moderne tijd, komt mede omdat stijgers en dalers wegvallen door de bandbreedte van de onzekerheidsmarges. Immers, proxy is niet nauwkeurig. Maar als je niet helemaal dom bent, zie je nu ook wat ik zie: het ging er nu juist om, of je het op en neergaan van de zeespiegel (hoe klein ook) WEL kunt zien of niet. Bazelmans beweert nu stellig van niet.
Dus dan zou de positie van de ‘wiebelaars’ dus door verkeerde (statistische) behandeling van gegevens komen? En passen zij nu de juiste statistiek toe? Je ziet dus: het is niet het AANTAL METINGEN dat hun positie bepaalt, maar DE WIJZE VAN DATA BEHANDELEN. Hebben we dat gezien? Ja?
Goed zo!
Toch weer een wiebelgrafiek
Als laatste auteur van voornoemd studie zien we daar Robert Kopp. En dat is interessant, want die publiceerde in de PNAS (2016) nog juist een wiebelcurve van zeespiegelstijging EN DALING in afgelopen 2500 jaar. Op basis van tientallen proxy-studies over de hele wereld. Dus wel degelijk regressie en transgressie als gevolg van klimaatvariaties.
En die zag er ZO uit, Judith Curry besprak de studie al op Climate Etcetera:
Weliswaar is dit een statistische optelsom van verschillende proxy-grafieken. Daar zijn we niet dol op. Want iedere proxy is alleen maatgevend voor de locatie ter plekke. Maar we zien wel een wiebelgrafiek, hoewel deze ook binnen het gewenste verhaal van het klimaat-establishment is ingepast.
Waarom zouden die variaties dus niet ook lokaal in Nederland zichtbaar zijn? Kan dat niet gewoon aan de eenzijdige methodiek van Deltares liggen? Voor het antwoord op die vraag, kijken we naar studies die op andere wijze data verzamelen over de zeespiegel van ons getijdengebied tussen het Zwin en de Weser.
De horizontale en verticale positie van basisveen
Vervolgens komen we dan bij het degelijk eikenhouten Duitse werk van Archeobotanicus Karl Behre: Die Meeresschwankungen der vergangenen Jahrtausende (2013). Zijn methodiek bij het bepalen van de zeespiegel bij de Duitse Bocht (2013baseert zich ook op turfvorming.
Maar zijn methodiek is op een andere redenering gebaseerd dan de Deltares-mensen toepassen, waarop de Groninger archeologen meeliften.
Hij keek op 89 locaties langs de Duitse kust: WAAR in grondmonsters vind ik veen/turf in welke tijd? Hoe verder de zee zich terugtrekt in enige periode, hoe meer zeewaarts ook dat turf zich uitbreidt. Dus niet de DIEPTE van het veen alleen, maar de REIKWIJDTE bepaalt bij Behre zijn conclusies. Je maakt de logica van zijn meetmethode eenvoudig inzichtelijk met het het bijgaande plaatje in zijn studie:
Allereerst kraakt hij de ‘rechtlijnigen’ in de persoon van Saskia Jelgersma van de Rijksgeologische Dienst in 1961. Die zou zich enkel op de (verticale) positie van basisturf baseren. Dus eigenlijk net als de moderne Deltares-mensen. En daardoor zou ze belangrijke gegevens missen, wat bij haar foutief tot rechtlijnige curve leidt:
Deshalb benutzte sie nur die unteren Bereiche der Basistorfe, die am Grunde der holozänen Schichtenfolge auf pleistozänem Sand als Folge des einsetzenden Meeresspiegelanstiegs entstanden waren. Auf diese Weise gewann sie ihre bekannte Kurve eines ununterbrochenen Meeresspiegelanstiegs.
Vor allem wegen der zentralen Stellung von S. Jelgersma am Rijks Geologische Dienst wurde ihre Kurve in den Niederlanden weitgehend akzeptiert und verbreitet
Die Kurve von Jelgersma hat jedoch eine systematische Schwäche, da sich mit ihr keine Meeresspiegelabsenkungen erfassen lassen. Diese geben sich in der Regel durch Torfbildungen innerhalb der holozänen Schichtenfolge zu erkennen, doch ihre Daten waren wegen der Vorgabe, nur Punkte ohne Sackung zu berücksichtigen, ausgeschlossen.
Flattening the Curve?
Wat Behre dus constateert, is helemaal niet ‘voortschrijdend inzicht door meer data’, zoals Bazelmans dat beschrijft in de Atlas van het Holoceen’. Nee, de ‘nieuwe’ studies, die doen dus weer het zelfde als wat Saskia Jelgersma al ruim een halve eeuw geleden deed. En haar resultaten waren dus juist heel populair bij Nederlandse collegae.
Terwijl, kijk je zoals Behre niet alleen naar de positie van basisveen op pleistoceen zand, maar ook de horizontale gradient. Dan tel je plots weer zeven re/transgressies in afgelopen 3000 jaar, in dat zelfde Wadden-en Noordzeegebied. Plots zien we de Warme Middeleeuwen ook weer, en een regressie met de koude van de Kleine IJstijd.
Welk verhaal wil men vertellen?
Vervolgens als rond 1700 het eerste getijdenbaken op Nieuw Amsterdams Peil (NAP) wordt gezet, dan klimmen we uit de Kleine IJstijd na een regressie.
En plots is dan dus ook de moderne zeespiegelstijging niet een uitzonderlijk iets. Conclusie: de wijze waarop je data behandelt, die is cruciaal voor het verhaal dat je vertelt. Heeft Behre dus gelijk, dan lijkt het alsof Deltares-personeel hier het zelfde doet als wat het KNMI deed met de hittegolven voor 1950:
Flattening the Curve, de historie oppoetsen, zodat huidige klimaatvariatie meer uniek lijkt. Het is dus goed mogelijk dat GEMIDDELD over 3000 jaar maar 3 cm/eeuw stijging optreedt. Waar het dus om draait is: zo’n laag gemiddelde krijg je juist wanneer de zee zich ook weer 7 maal terugtrekt. Niet omdat de stijging constant was.
OF dat zo is, daarover claim ik nu geen zekerheid. De hulp van een goede statisticus moet hier uitsluitsel bieden. Ik heb de kwestie al aan Annet Nieuwhof voorgelegd, die 100% zekerheid claimde tegenover ‘mevrouw Zeilmaker’. Want zo poets je de gevolgen van de Middeleeuwse Warme Periode voor de Friezen weg, die nergens meer genoemd wordt.
Terwijl de Vikingen toen op Groenland vee konden houden, en terwijl nu pas onder Noorse gletsjers weer Viking-attributen te voorschijn komen. Ze gaat bij navraag in de ‘regionale en tijdelijke fenomenen-positie mee. In reactie stelt ze:
Ja die trans- en regressies zijn inderdaad achterhaald. Dat wil niet zeggen dat er geen koudere en warmere periodes kunnen zijn geweest in het Holoceen, maar wat in het verleden (en nu nog door Behre in Duitsland) voor transgressie- en regressiefasen werd aangezien waren in werkelijkheid verschillen in verschillende getijdenbekkens en kustgebieden, veroorzaakt door verschillen in stromings- en windrichting, morfologie van de ondergrond, beschikbaarheid van sediment, en meer van dat soort factoren. Dus regionale tijdelijke fenomenen!
Die curve is in elk geval veel minder hobbelig dan eerder (en door sommigen nog) werd gedacht.
Dijkenbouw stuwde stormvloeden op…
Dus het antwoord van Annet Nieuwhof is samengevat ‘de natuur is veranderlijk’. Ja, open deur, dat geldt voor alle proxy’s en Behre gaat daar ook uitgebreid op in. Bovendien is alle aanpassing lokaal, dus heb je het als Wadbewoner wel met de omstandigheden daar te doen.
Behre gebruikt wel 89 meetpunten, dus hoe regionaal en tijdelijk moet het zijn? Bovendien spreekt Behre over zijn eigen vakgebied. Zoals Karl Behre in de Engelse samenvattingen schrijft, heeft het herhaaldelijk TERUGTREKKEN van de zee, gevolgen voor de kolonisten die zich vestigen in het Waddengebied:
Other important arguments for a repeated lowering of the sea level are provided by soil formation and the establishment of numerous settlements on level ground (Flachsiedlungen): these were built on former salt marshes that had become fresh-water marshes, which signify periods with no storm floods in these areas.
Such Flachsiedlungen in the German and Dutch Clay district are described and classified according to the regression phase in which they were established.
The consequences of diking in the period from the 13th to the 15th century are presented: higher storm fl oods ensued, which resulted in severe breaches of the dikes and the formation of the large bays.
Waar Behre wel overeenstemming vindt met de Groninger archeologen, is dat de Bedijking in de monnikentijd (1200-1500) de vloed verder opstuwt. Dan kreeg je uiteindelijk grote rampen als ‘De Groote Mandrenke’ (1362). Zo werd ook uiteindelijk het gehele veen tussen Sylt en vaste wal weggeslagen.
Voor mijn fotoboek ‘De Natuur van Friezen’ wilde ik zekerheid, of wat Groninger archeologen over onze natuurlijke historie beweren wel klopt. Het zijn immers geen biologen of klimatologen. En 1 bron is geen bron. ‘Nieuw’ of ‘veel meer’ onderzoek hoeft dus niet bepaald ‘beter’ onderzoek te zijn in deze Interessante Tijden!
Zo zijn ‘meer data’ ook niet beslist ‘betere data’. Immers: rotzooi er in, rotzooi er uit, zo luidt regel 2 van het technische deel van de Cursus Bullshitdetectie. Of van regel 2 sprake is, moet verder onderzoek aantonen met een statisticus.
Vast staat wel: door lastige wiebelaars te wieberen als Behre, vertel je het verhaal dat beleidsmakers/financiers van je onderzoek van pas komt. Een Hockeystick, met 3000 jaar lang geen zeespiegelstijging (enkel bodemdaling). En dan plots komt de CO2 en gaat de grafiek omhoog.