Voor dit zaterdagverhaal reisden we door het Friese zeekleiland, om bij Slappeterp aan te komen, gelegen op een bijna 2000 jaar oude kwelderwal. Daar vonden we een gedicht ‘Laat het zout maar zitten’, over het gevecht dat de lokale bevolking in 2011 voerde tegen de regionale zoutbaron Frisia en hun Nederlandse overheid. De bewoners zagen de bui al hangen, meer bodemdaling en scheuren in huizen.
‘Laat het zout maar zitten’…
In de Koninklijke Oligarchie Nederland BV verdient De Staat aan de concessies van de bodemschatten, die zij door derden uit de grond laat halen. Sinds het Franse bewind- tot Napoleon was verslagen- zijn al die giften van de natuur eigendom van ‘De Staat’. Dus het behoeft geen uitleg, wiens partij De Staat kiest, wanneer aan die bodemschatten centjes verdiend kunnen worden.
We zien in het gedicht van Peter Vermaat een spot tegen de zelfde arrogantie, als wanneer de overheid met haar windmolen-miljonairs komt aankondigen, dat woongebied op het menu staat. Waag het niet om je te verzetten. Want dan heet je vervolgens ‘windmolenterrorist’, en word je als Jan Nieboer van Tegenwind opgepakt en zonder aanklacht wekenlang in de cel opgesloten:
impressie van een zoutvoorlichting
in slappeterponwaardig hun optreden, woorden
omkledend, nietszeggend en schuw
de samenkomst vonden ze storend
het antwoord ontweken ze sluwde kans dat de muren gaan scheuren
de grond kan verzakken, verzilt
daar moesten we niet over zeuren
zij droegen een andere brilwie staat met een steen voor hun ruiten
hem wacht het politiegevang
die zoutinstallatie-schavuiten
vermoeren en gaan maar hun gangnaast winst zijn er andere waarden
hoe groen is je hart voor de aarde?
Slappeterp bleef gevrijwaard
De les van dit gedicht is dat verzet tegen vestzak-broekzak-politiek altijd zin heeft, mits je ook kritisch je eigen uitgangspunten blijft bekijken. Het is bijvoorbeeld moeilijk protesteren tegen gaswinning als fenomeen an sich, wanneer je zelf je huis op gas laat verwarmen.
Zelfs ’transitie’-professor Jan Rotmans die U en mij van gas af wil en het gehele land onder windmolens bedolven, die blijft zelf lekker op gas stoken. Omdat hij ook niet gelooft in het praktische heil van zijn ideologie, behalve dan als academische cashcow voor zijn carriere.
Zo heeft verzet tegen subsidiezakkenvullers altijd moreel zin, of tegen windturbine-beleid. Wiebelstroom van wind- met voorrang gedumpt op het net is altijd on-economisch. Je kunt ook niet tegen ‘winst maken’ zijn, wanneer ondernemers gewoon een mooi product bedenken en verkopen.
Het gaat er vooral om dat private partijen, zich niet met staatsgeweld mogen verrijken als een soort maffia: en dat is wat ‘duurzaamheid’ nu betekent, het groene eufemisme voor ‘corruptie’.
Uiteindelijk ging Frisia niet direct onder Slappeterp, maar onder het Wad boren, met wel een meter bodemdaling tot gevolg. Milieuclubs roepen ondertussen maar gekke dingen over CO2 en ‘de zeespiegelstijging’.
Omdat ze van de overheid subsidie krijgen, om in hun beleidsstraatje te blijven roeptoeteren.
De kwelderwal van Peins-Slappeterp toont nog oud reliefrijk zeekleiland. Er is nog een ‘kloosterweg’ te vinden, die dwars loopt op de Ried, de vaart en oude zeearm die bij Berlikum (‘Uitgong’) uitmondde op de Middelzee. Vervolgens reden we door naar Firdgum waar een Friese schilder poseerde, die niet alleen de Friese oerlandschappen portretteert, maar ook mooie jonge Friese dames.
Een golf van Friese landschapsboeken
Er blijkt nu een hele lichting nieuwe ‘Friesland’-boeken uit te komen, over het terpenland en Oostergo, terwijl ik mijn eigen koffietafelboek maak.
Daarvan tikten we een aantal op de kop in Firdgum in de expositieruimte bij het zodenhuis, dat archeologen van de Rijks Universiteit Groningen bouwden. Dat is dus nog allemaal in Westergo, het eiland tussen Middelzee, Marne en het Vlie.
Ook vonden we nog een boek van geograaf Hans Koppen, die zijn pensioen aangreep om ‘Oostergo’ in ruimte en tijd door te spitten, uitgegeven bij Wijdemeer. Zijn aanpak lijkt zeer sterk op die van mij, bij het koffietafelboek dat ik maak. Hij stelt:
Aandacht voor mens en wereld, en hun onderlinge interactie- dat is voor mij de kern waar het i de aardrijkskunde om gaat. Het resultaat van die wisselwerking kunnen we terugzien in het landschap. Het landschap is daarom voor mij DE kenbron om meer van mens en wereld te weten te komen.
Andermaal een bevestiging, dat we met onze aanpak van ‘natuurlijke historie’ op de goede weg zijn. Dat het landschap vertelt wie de mensen zijn, wat hun ‘natuur’ is, aard. De natuur vormt de aard van de bevolking. Je moet namelijk niet verkrampt ‘origineel’ willen zijn of ‘vernieuwend’.
Het is beter om in een kennistraditie te passen, en daar je eigen benadering aan toe te voegen.
Oostergo-boek Hans Koppen
In 24 hoofdstukken die je als geografische korte dienstbaar geschreven artikelen kunt lezen, zoeft hij door bijzonderheden in de natuurlijke historie van Oostergo met haar hoofdplaatsen Leeuwarden en Dokkum. Hij pakt er ook de Friese wouden bij en de veengebieden, die ik voorlopig links laat liggen.
Een hoofdstuk 11 gaat dan bijvoorbeeld over de “Schierstins’, de stenen vesting die in de 14de eeuw door de monniken van Klooster KLaarkamp werd aangekocht. De ‘schiere’ monniken dus, vandaar ‘schierstins’. De stinzen waren versterkte huizen, in de tijd van de Friese vrijheid (van 1100-1498), toen centraal gezag ontbrak.
In Gronings Friesland heten die stinzen een ‘borg’.
Je had hier niet 1 grote baas, maar verschillende voorname families met eigen ‘legertjes’. Die knokten ook wel tegen elkaar, zoals jeugd uit de dorpen hier in mijn jeugd ook nog op de kermis tegen elkaar vocht. Dorp tegen dorp.
Leppa gelijk aan Waterschappen tegen ’tragedy of the commons’
Hoofdstuk 13 gaat bijvoorbeeld dan weer over ‘De Zijl en de korte Gouden Eeuw van Dokkum’, toen de geboortestad van mijn pake Wybe de Admiraliteit huisvestte. Het Dokkumer Grootdiep was nog een brede zeearm, die via de Lauwerszee ruimte gaf voor oorlogsschepen.
Maar die arm slibde dicht, zodat de Admiraliteit in 1645 vertrok naar Harlingen. Hier was de Zuiderzee inmiddels door stormvloeden zo uitgediept, dat Harlingen de belangrijkste haven kon worden.
Het meeste dat Hans Koppen schrijft over 2000 jaar Friese landschaps-ontwikkeling klinkt inmiddels vertrouwd in de oren. Dat betekent, dat we de meeste algemeen aanvaarde kennis hierover inmiddels eigen maakten. Er is ook nog een boek van historicus Kerst Huisman over het terpenland verschenen in 2014, dat overlapt met wat Koppen ook doet over Oostergo.
Nieuw voor mij is de betekenis van de “Leppa’, waar het Leppa-aquaduct (1996) van de Boorne over de A32 bij Akkrum naar is vernoemd.
Dit was een aan de Waterschappen verwante organisatie, waarvan al in 1392 melding werd gemaakt. De Leppa had ook rechtsmacht, het Leppariucht neergelegd inde Leppawilkerran.
Ze waren opgericht om het water van de Boorne in goede banen te leiden, door bijvoorbeeld een ‘zijl’ (sluis) aan te leggen.. Dat kon nergen naar toe, toen de Middelzee dichtslibde. Ook zou er in 1314 al een ‘Leppezijl’ in Dokkum zijn aangelegd over de Dokkummer Ee.
Negativiteit over Friese Vrijheid
Wat wel opviel is hoe gezagsgetrouw Hans Koppen schrijft, hij lijkt me geen echte oer-Fries. Zo is hij ook uiterst negatief over de Middeleeuwse bloeiperiode van ‘De Friese Vrijheid’. In hoofdstuk 1 schrijft hij (blz 16):
Zo vanaf het jaar 1100 kunnen we spreken van de periode van de Friese Vrijheid: de tijd waarin er grote onduidelijkheid bestond over wie het effectieve gezag in de gebieden hier uitoefende. Daardoor was er sprake van een grote mate van anarchie.
In Friesland heerste het recht van de sterkste. (Oordeel RZ)
De samenleving van toen kunnen we daarom het beste beschrijven als een vetemaatschappij (oordeel RZ), een situatie van wanorde die nadelig uitpakte voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van deze regio. Fryslan raakte stevig achterop bij meer stabiel georganiseerde gewesten.
In zekere zin wordt onze streek nog altijd geconfronteerd met de verre naweeën van die anarchistische toestand: een relatief geringe bevolkingsomvang, een eenvoudige economische structuur en gebrek aan bestuurlijk en politiek gewicht.’
Bloeiperiode abdijen
Met zulke oordelen verlaat Koppen dan het vakgebied van de geografie. Het lijkt dan geschreven door een academicus die zijn leven lang op de zak van De Staat leefde. En die dan begrijpelijkerwijs een wel zeer positief beeld heeft van ‘meer overheid’ als brenger van stabiliteit en geluk.
Zo stapt hij over juist de belangrijkste BLOEI-periode heen, die van de Friese abdijen.
De Friese vrijheidsprivileges werden juist vanuit de monniken aangedikt, die zo bloeiende kloosters opbouwden als Klaarkamp (Clarus Campus) en het Sint Bernardus Klooster in Aduard. Die profiteerden van het ontbreken van een landheer, en konden via deals met de lokale borgheren en voorname families zo hun grondgebied uitbreiden.
De Reformatie (1580) bracht wat dat betreft een rampspoed: de tientallen kloosters en abdijen werden tot de grond toe kapot gemaakt, zodat alleen namen van straten en plaatsen nog herinneren aan de bloei van deze intellectuele centra, verzamelingen va mankracht voor dijkbouw, ingenieurswerk, waterwerken, bier brouwen en perfectionering van de landbouw.
Boven de geestelijke macht staan
Het blijft eeuwig zonde, hoe toen al dat in bijna 4 eeuwen opgebouwde stuk beschaving tot de wortel werd gewist door de Revolutionairen/Protestanten. De Staat duldde geen geestelijke macht meer naast zich met matigende invloed, als tegenwicht bij absolute pretenties.
Niet voor niets wilde de nieuwe baas, de Oranje-familie in de Grote Kerk (omgebouwd Dominicaans Klooster) in Leeuwarden hoger zitten dan de preekstoel van de Predikant. Zodat die wist: de wereldlijke macht zit letterlijk boven je.
Terwijl het ‘Heilige Roomse Rijk’ met haar keizers juist de legitimatie haalde uit de geestelijkheid. De paus kroonde Keizer Karel, zoals Samuel Koning David zalfde. Als symbool voor het idee dat de macht hem door God gegeven is. En dat hij dus onder God’s wetten valt.
Niet zijn eigen willekeur, wat letterlijk ‘naar eigen rechtsopvatting’ betekent. Zo zou je de periode van Friese Vrijheid kunnen vergelijken met Richteren-tijd in de Bijbel ‘waar ieder deed wat recht is in zijn ogen’.
‘Het Moet van Natura 2000’/computer says noooo
Een andere wonderlijke uitspraak van Koppen is ‘het moet van Natura 2000’, dat boerenland wordt omgezet in zompieland met oerkoe en paardjes. Die noemt hij dan ‘grote grazers’. Alsof er na het academiseren van die herkauwers plots ecologische wonderen plaatsvinden die bij de boer zijn koeien in het weiland juist niet gebeuren.
Zo lijkt tegenwoordig ieder ‘echt natuurgebied’ er vervolgens op verwaarloosd boerenland, voorzien van ‘kwetsbaar verbodenzone’-bordje.
Dat ‘Natura 2000 zegt’…-gedoe klinkt een beetje als ‘Computer Says Nooo!’ bij de komedianten van Little Britain.
Daar komt dan een wanhopige ‘klant/burger’ bij een overheidsloket, die zich in alle menselijke bochten wringt om toch maar geholpen te worden door de receptioniste. Het enige antwoord dat die afgestompte ambtenaar kan geven, na te doen alsof ze iets voor je opzoekt: “Computer Says Nooooo’.
Je verschuilt de eigen onwil iemand te helpen of om uitgangspunten bij te stellen dan achter een ’technische noodzaak’ of falen, waar je geen verantwoording over kunt afleggen.
Terwijl: Wie is Natura 2000? Die zelfde braaklegging vindt ook plaats in de Verenigde Staten, alleen noemen ze het daar ‘Wildlands’. Het is de zelfde Agenda 21/2030 Agenda politiek, die de mens van zijn omgeving wil losweken. Van mensen die hun levenlang leefden op de zak van de overheid hoef je daarover geen inzicht te verwachten.
Mijn boek zal dat zeer zeker wel geven, en daarnaast natuurlijk meer schilderachtige fotografie. Ieder Frieslandboek dat je ziet, scan je op de foto’s en vervolgens wil je het dan zelf beter, dromeriger en fantasierijker doen. Dus hier alvast een aantal pogingen bij ochtendlicht op de kwelder:
Zie hier dat die harde grens tussen ‘natuur’ en ‘cultuur’ – van de Wildlands/Natura 2000-mensen met hun ‘wildernis’- er in Friesland nooit heeft bestaan. Het is onhistorisch en onwaar, biologisch ongefundeerd wat men uit naam van Natura 2000 oplegt. Leugenlandschappen zou je ze beter kunnen noemen, die plasdrasterreintjes van milieuclubs aan het staatsinfuus.
Hoeveel echter is dan het oer-Friese boerenland dat voor de goede verstaander haar verhaal van eeuwen vertelt.