Doen alsof je roofvogel bent…

Parapenten in Gap (Franse Alpen

Dankzij ons gewicht en lichaamsbouw kleven wij lompe mensen aan de aarde vast. Dat is jammer als je al je hele leven echt wilt vliegen.

Met een flinke matrasparachute (parapente) en een berghelling is dit probleem te verhelpen. En met een degelijke paraglidingcursus is de overlevingskans ongeveer even groot als bij de KLM. Een telefoontje naar Roland, de grote baas van Paraglidingschool Inferno met Tukker tongval is voldoende.

Zo ziet het er al vliegend uit…

Al een week later sta ik samen met mijn medecursisten van brevet 1 op een zweterige berghelling vlakbij het Zuid- Franse Gap in de Haute Provence, na via e-mail financieel zaken te hebben gedaan.

De eerste dag worden we al om zeven uur ’s ochtends met slaperige gezichten uit de tent getrokken. Beroepsbikkel en Inferno-instructeur Wilco van Rooijen (beklimt de Mount Everest zonder zuurstof) rijdt ons naar de berg des onheils, aan de voet van Frankrijk’s grootste stuwmeer, Lac de Serre Ponçon.

Hier gaan we het starten en landen met een parapente oefenen. In lage versnelling jaagt hij een volgepakt Renault-busje over een stoffige hobbelweg tot de voorwielen vastlopen. We moeten allemaal uitstappen en onze kilo’s zware rugzak met vlieggereedschap zelf omhoog dragen. Op naar de beginnershelling van vijftig meter.

De twaalfkoppige cursusgroep in de bus bestaat vooral uit avontuurlijke types, die in enkele weken meer sporten dan ik in mijn hele leven. Maar ook uit een elfjarig lefgozertje, een wiskundeleraar die de grenzen van zijn moed aftast en een Montessori-lerares. Haar aanwezigheid vergroot meteen het aantal vrouwen met vijftig procent.

Steenarend,

Starten en boomlanden
Eenmaal uitgepakt ligt een meters groot blauwgeel scherm op de grond, met tientallen verschillende lijnen die gevaarlijk in de knoop kunnen raken. Voor het handiger menstype als sportleraar Jeroen en snowboarder Stefan is dit geen punt. De lijntjes van de parachute ontknopen beide na enkele aanwijzingen van instructeurs Mike en Remco moeiteloos.

Al na een paar starts mogen ze, wegens bewezen behendigheid, van steeds hogere hellingen. Vijfenzestig, vijfenzeventig, en waarom niet meteen morgen naar de driehonderd terwijl ik de grenzen van mijn onhandigheid verder leg dan ik voor mogelijk hield. Mijn lijntjes en risers, de stuurhandles, vinden na iedere landing nieuwe manieren om in de war te raken. De langdradige ontknoping vreet kostbare vliegtijd, ookal staan instructeurs Remco en Mike me geduldig bij.

Nog veel slechter gaat het starten. Dankzij de cursus ben ik weliswaar vele honderden euro’s lichter, maar het kunststof matras lijkt met mij alle kanten uit te willen behalve de lucht in. Het vochtverlies door de klim de helling op met gevouwen chute werkt ook niet mee. Toch kom ik na een tiental mislukte sprongen eindelijk los van de grond en meteen is daar de bevrijding. Ik vlieg, heb even medelijden met mijn omhoog sjouwende medecursisten die in de zon lopen zweten en geniet.

Plotseling steekt boven het bos een warme bergwind uit de richting van Gap op die mij richting perenboom blaast. “Naar rechts, Rypke, naar rechts”, roept Wilco nog door de portofoon, maar het is al te laat. Als een vliegende prinses Irene omhels ik de takken maar ik heb geluk, alleen mijn ego loopt een deuk op. “Is er een zaag nodig”, vraagt Infernobaas Roland en samen breken we de boom af tot de chute los is. De fruitoogst is volgend jaar vast weer beter.

…de steenarend werd door de schapenboeren vervolgd en verdreven. In Ierland’s meest afgelegen oord Glennveagh National Park werden ze in 2006 weer uit Schotland gebracht

De hoogte in
Na drie dagen geduldige instructeurs is het dan zover: De driehonderdmeterhelling bij Pontisse tegenover het strakblauwe Lac de Serre Ponçon. De meeste collega-cursisten hebben al een hoogtevlucht gemaakt maar voor mij wordt deze kleine berg de ontmaagding.

Onder de startplek gaapt een diep gat waarin een met bos begroeide kloof de hoogtevrees aanwakkert. Daar moet ik dus overheen, flitst er door me heen. Ik doe net of ik geen zweethanden krijg en leg mijn scherm uit. Iedereen lijkt zich flink te houden, heeft er zelfs zin in, dus kan ik niet achter blijven.

Tussen de regenwolken en de regenboog door ziet Roland, geheel naar zijn natuur, genoeg blauw tussen het grijze dek om cursisten door te laten vliegen. “Wolk weg, rugwind weg, we gaan vliegen” is het motto. Onzichtbaar ver weg staat hij op het landingsveld ons met de portofoon op te wachten, terwijl boven de helling een paar naar elkaar krijsende zwarte wouwen in de lucht dobberen. Ik vat het geschreeuw van de roofvogels maar op als een aanmoediging: ‘Niet zeuren, vliegen’.

Ik zet mijn scherm op, neem een aanloop en plotseling glij ik over de diepe kloof achter een roodgekleurde voorganger aan. De wind suist langs mijn oren, de kloof glijdt onder mijn zitje door. Ik zweef, laat mijn gestuntel op de grond achter en galm een luide indianenkreet door het ravijn.

Met een brede grijns op mijn gezicht land ik tien minuten later naast Roland op de landingsplek. Deze beent met grote passen op mij af. “En, hoe was dat?”, roept hij me enthousiast toe. Het antwoord is niet moeilijk van mijn gezicht te lezen: “Vanaf nu wordt het alleen nog maar mooier,” verklapt hij alvast.

Diezelfde ochtend pakken we nog een vijfhonderdmeterhelling op het Plateau, bij een wintersportcentrum waar de laatste vliegers door de regen moeten. Dit keer zorg ik ervoor dat ik vlot kan starten. Zodra ik boven het mozaïek van het Franse bergland hang laat ik de remlijnen los. Mijn armen wapper ik door de lucht en ik zuig het moment in me op. Even voor vogeltje spelen.

Opgestuwd door geologische drift, een stukje tropische oceaanvloer werd zo Alpen

Mont Colombis
Regenwolken drijven ons ook de laatste dag naar de meer westelijk gelegen Mont Colombis, een helling met duizend meter hoogteverschil. Met Roland als chauffeur tuffen we in een bijna afgeschreven bus een bergweggetje op dat in de winter makkelijk als zwarte piste kan dienen.

Cursisten voor brevet 2 zitten bij ons ingepakt en we kijken even bedenkelijk terwijl het ravijn onder ons steeds dieper wordt. De sterke verhalen over dragracen dempen en de Montessorischool is helemaal dicht. “Wat is het uitzicht mooi hier heh”, roepen sommigen net iets te nadrukkelijk. Met gepaste ironie begint Roland, die de gezichten afleest te zingen: “Wat wordt het stil in de buuus”. Soms klinkt leedvermaak erg lollig.

Eenmaal bovenop de Colombis, waar de rand van de starthelling kaarsrecht de diepte in reikt, is het toch even slikken. Eerst maar eens afwachten wat er met mijn meer ervaren voorgangers gebeurt. Als deze niet direct verongelukken krijg ik vast meer zin om te vliegen.

Roland helpt de Brevet 1 mensen met de lastige start. “Ik laat je alleen gaan als ik zeker weet dat het goed gaat”, praat hij de licht nerveuze gezichten moed in. Als echte rouwdouwende Tukker hangt hij schuin met zijn rug richting ravijn, en gooit zijn gewicht in de strijd, hangend aan de remlijn om te zorgen dat de ‘groentjes’ veilig starten. Hoogtevrees lijkt daarbij in het Twents woordenboek niet voor te komen. “Ach, ik doe dit al jaren”, zegt hij.

Als ook de leraar wiskunde richting zijn meegereden vrouw en kinderen vliegt kan ik niet achter blijven. “Het was leuk u gekend te hebben”, roep ik de achterblijvers toe en met gewicht en gezicht naar voren spring ik richting de diepte. De dood of de gladiolen. Roland geeft me nog een zetje na en ik vlieg weer. “Ik heb hier Rypke in de lucht voor je met een blauwgeel scherm”, brieft hij door de portofoon naar Wilco die beneden op het landingsterrein ons opwacht.

..overal de alpenkauwen

Wegwerpcamera
Na de afsprong volgt de ontlading. Vliegend op duizend meter hoogte bedenk ik me, Led Zeppelin zingend, dat niemand me dit moment meer kan afnemen. Dit moet voor het nageslacht worden vereeuwigd. Ik pak mijn wegwerpcamera uit mijn blouse, en maak trillend de eerste foto’s van mijn bungelende voeten boven de afgrond. Nadat ik wat ben afgekoeld van de bergstart volgen een paar kiekjes met vastere hand om zeker te zijn dat dit op film vastligt.

Op instructies van Wilco drijf ik richting landingsplek, met verder onder mij collega-cursisten van brevet 1 en 2, die met hun kleurige vliegscherm in een spiraal naar beneden krullen. Even naar boven gluren toont het scherm dat mijn leven door de lucht draagt, ik slik nog een keer, kijk voor me en krul een nieuw bochtje.

Na ruim een kwartier vliegen maak ik een degelijke kontlanding (dat hoort niet zo maar wat maakt het uit) en zie iedereen met dezelfde voldane grijns rondlopen. Ook krijg ik de indruk dat de inmiddels gelande wiskundeleraar wegens betoonde moed van zijn vrouw nog een nakomertje krijgt. Zijn eega en kinderen staan in ieder geval bewonderend om hem heen.

Met een bus zonder vering karren we opnieuw de helling op terwijl de bergen opwarmen en de thermiek toeneemt. Mijn tweede vlucht voelt dan ook als een rit in een Fiat Panda over een Amsterdams bruggencircuit. Een brevet 2-vlieger, Ruud, komt door de warme bergwind nauwelijks meer beneden. “Je moet meer eten Ruud”, krijgt hij door de portofoon als commentaar op zijn vliegkunst, maar na enkele seconden raken zijn bergschoenen toch de zonverhitte grond.

…mooi licht over de Reiter Alpen

Bij thuiskomst in Amsterdam toont mijn banksaldo dat paragliding geen Basic-Air vliegen is. Maar de kans is groot dat je dit veel beter onthoudt dan een paar weken zinloos drinken aan een dichtbevolkt strand. Bovendien zijn je medevliegers mensen van het interessantere soort. Geen dertien in een dozijn kuddevolk maar avontuurlijke lui die je graag nog een keer in de lucht ontmoet.

Of ik nu doorga om mijn brevet te halen? Ik vlieg verder tot ik een arend in de lucht tegenkom waarmee ik rond een bergkam zweven kan. Wat daarna gebeurt zie ik wel weer.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *