In Wapse op bezoek bij Rob Bijlsma mochten we een gesigneerd exemplaar van zijn nieuwste boek ‘Kerken van Goud, dominees van hout’ ontvangen, over de teloorgang van de Nederlandse natuurbescherming; hoe ‘natuurbeheerders’ al boskappend de bestaande natuur vernielen, zodat roofvogelpopulaties in zijn studiegebied met tweederde achteruit hollen in 25 jaar.
Stad bombarderen maar kerken sparen
Voor het eerst in 30 jaar, zo wist Bijlsma te melden bij onze komst, was er geen 1 haviknest in zijn werkgebied waarin nog jongen opgroeiden. In combinatie met de afname van prooi-aanbod, gaan de roofdieren elkaar dan te lijf, ze eten elkaars broedsels op, die ze in een kaalkapgebied makkelijker opsporen.
In zijn boek beschrijft hij hoe het driftige houtkappen door ‘natuurbeheerders’ zijn werkgebied uitholt als habitat voor roofvogels. Nu de afgelopen 15 jaar het kappen van bos voor ‘natuurherstel’ op gang is gekomen, zou volgens Bijlsma nog maar 30% van de hoeveelheid roofvogelnesten in zijn werkgebied (Westerveld, Drenthe) aanwezig zijn, vergeleken met de jaren ’90.
Als schrijnend voorbeeld staat daarom op de achterkant van zijn boek een foto van het door Staatsbosbeheer kaalgekapte Akingerzand. Dat bos moest volgens het beheerplan heide worden.
Beheerders moeten zich aan een ‘Gedragscode Bosbeheer’ houden, wat net als een FSC-keurmerk vooral het legitimeren van sloop van de bestaande natuur betreft: aldus Bijlsma, en ook observatie van ondergetekende. Zoals Bijlsma het omschrijft:
Inventarisaties, gedragscode en toezicht, het zijn vijgenblaadjes die verhullen dat houtkap zorgt voor vernieling van bosgemeenschappen, ook van de zogenaamde uitgespaarde nesten, mierenhopen en dassenburchten. Het is alsof je een stad plat bombardeert maar de kerken spaart.
Bestaande natuur vernielen om haar te beschermen
Sinds het Drents Friese Wold ‘nationaal park’ werd, is er zoveel gekapt, gezaagd en hersteld’, dat de neergaande lijn is ingezet. Ook nam de drukte toe, en de ‘will to please’ van natuurclubs tegen recreanten. Voor HP de Tijd schreef ondergetekende daar in 2007 al het essay ‘Oorverdovend Natuurschoon’ over.
Op bladzijde 101-103 heeft Bijlsma geturfd hoeveel van de door hem gevonden 246 nestbomen van havik, sperwer, wespendief en buizerd door de terreineigenaren waren opgemerkt, voordat velling in een bosperceel plaatsvond. (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer) De grote haviknesten werden het vaakst gemarkeerd (83%) en buizerdnesten (61%)
De zelfs voor een ervaren rot als Bijlsma lastig vindbare sperwernesten en wespendief-horsten werden geheel niet opgemerkt door de beheerders, die waren vrijwel allemaal ongemarkeerd. Zo werden dus 14 nestbomen van de 17 nestbomen van wespendieven omgezaagd en 15 van de 18 nestbomen van sperwers.
Ook van door beheerders gemarkeerde nesten van havik en buizerd werd respectievelijk nog 21% en 43% omgezaagd. Zoals Bijlsma verder beschrijft:
Van de gemarkeerde nestbomen heb ik na de velling nagemeten tot op welke afstand van de nestboom het bos was gekapt. De verplichte vijftig meter was bij geen enkele van de 72 nesten aangehouden; zelfs een afstand van veertig meter werd niet gehaald (tabel 7).
Bij 25 nesten was al het bos tot aan de nestboom weggekapt; zulke nesten stonden open en bloot in een bosrand, van heinde en verre zichtbaar. In enkele gevallen was de nestboom zelfs de enige boom die nog overeind stond op een kaalkap.
Hier is de datagedreven Bijlsma hoorbaar. Maar wat zijn boeken zo lekker leesbaar maakt, dat is de Bijlsma als polemist, bosvogel-goeroe zonder blad voor de mond.
Fanboy
Dus we zijn we niet zo snel ‘fan’ van iemand, maar voor deze laatste natuuronderzoeker in het bos maken we graag een uitzondering. Een fijn mens, geweldig polemist en natuuronderzoeker met misschien wel de meeste velduren op zijn naam van alle ornithologen in Nederland.
Bijlsma zijn bestseller (10 duizend verkochte boeken) werd ‘Mijn Roofvogels’ over decennia veldwerk en wat daar bij komt kijken. De combinatie van heerlijk vet opgeschreven polemiek, minitieus meten en tellen. Tot aan het tellen van hoeveel teken je op je lijf krijgt. En dat heel laconiek geturfd per jaar in honderdtallen in een grafiek weergeven.
Om maar even de paniek over tekenziekte te relativeren.
Dat is Bijlsma ten voeten uit, met de heerlijke dosis zelfrelativering die in de hoek van de officiële natuurclubs zo node gemist wordt. Die hoek categoriseert Bijlsma als ‘subsidieslurpers’, natuurboeren die er alleen voor het geld in zitten, waarmee hij vooral Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten op de korrel neemt.
Bijlsma stelt bij opening van het boek de datagedreven pioniers in de begintijd in contrast met de moderne ‘natuurbeheerder’:
De huidige natuurbeschermer is steeds vaker een negen-tot-vijf’er, gestoken in met bedrijfslogo’s behangen merkkleding, werkzaam bij clubs waarvan de leiding in handen is van marketeers, managers en polderaars. Deze clubs zijn druk doende de moeizaam bijeen gesprokkelde natuurgebieden te verkwanselen aan de meest biedende, of te laten vernielen om er andere natuur van te maken.
Hij vervolgt verder:
De komende hoofdstukken verwoorden dan ook een andere kijk op natuur, natuurbeheer en natuurbescherming dan de folders, bordjes, boswachters, zelfbenoemde ecologen, voorlichters en directeuren- met in hun kielzog het brave journalistenvolkje- ons op de mouw proberen te spelden
Heerlijke polemiek met nodige zelfspot
En daarvoor lees je zijn boek, waar onder de hoofdstuktitel ‘Het achterbakse bos’ mooi de wijze waarop ‘natuurbeheerders’ tegen bos aan kijken. Dat bos moet aan hun papieren doelstellingen en plannen voldoen, maar natuur weigert zich daar aan te houden. Zoals Bijlsma schrijft (blz 63) zou je met de kleine restjes natuur die bewaard bleven zuinig om dienen te gaan.
Maar dan heb je buiten de huidige beheerder gerekend. Die vindt namelijk dat de snippers zijn volgelopen met de verkeerde natuur. Vooral bos blijkt zich niet aan de regels te houden en heeft zich daarom als de ideale zondebok ontpopt. Het verdampt kostbaar water, verstoort zichtlijnen, belemmert werk in uitvoering…
….blijft opslaan op plekken waar dat verboden is, staat de biodiversiteit in de weg, bedreigt zeldzame dieren, faciliteert transport van dioxines naar de bodem, is een broedplaats van gevogelte waarvan in de rest van Europa al meer dan genoeg rondvliegt (dus minder subsidiabel RZ) en – niet te vergeten- is de woonplek van gedierte dat schade toebrengt aan het omringende boerenland.
Allemaal met aplomb horen opklinken uit de monden van boeren, bosboeren en natuurboeren. In de woorden van Anton Dingemans, stripheld met oog voor de natuur: Ik wist niet dat het bos zo achterbaks kon zijn
Je zou Bijlsma kunnen toewerpen dat hij met zijn roofvogelwerk wat monomaan bezig is geweest. Maar hij zal dat zelf met de nodige zelfspot beter omschrijven (blz 101)
Van honderden roofvogelnesten heb ik de levensloop gevolgd: bouwjaar, bouwer, boom, gebruik in opeenvolgende jaren, aftakeling en verdwijning. Ik geef toe, een beetje maniakaal, ik had in die tientallen jaren ook andere dingen kunnen doen, maar wat een mooi leven was me dan ontgaan.
Iemand die geheel onafhankelijk van de maalstroom van de mainstream gewoon doet wat het meeste levensvreugde geeft, de natuur tot in detail doorgronden.
Hoeveel zijn er daar nog van? Dat je het met Bijlsma op tal van punten van harte oneens kunt zijn doet daar niets aan af. Dan dwingt hij je eerst nog om tenminste beter te formuleren en onderbouwen wat je bedoelt.
Only in it for the money
Dus ja, we zijn toch wel een beetje fanboy van deze ‘boomtopper’ die als grijzende senior wat moeizamer (met een klimtouwtje als hulp) de nestbomen in klimt. Iemand die uren in een boomtop kan zitten, observeren, als een Germaan-Indiaan die ieder detail van de omgeving vast kan leggen in data.
Om dan decennia later vast te stellen dat hij eigenlijk van zijn studie-object, de roofvogel nog zo weinig weet. Ondanks 30 jaar iedere dag uren in het veld. Hij heeft ‘alleen de buitenkant’ bekeken, maar niet de fysiologie, binnenkant, de virussen, bacteriën, het oneindige web van het leven waarvan mensen nog zo weinig hebben doorgrond.
En met Kerken van Goud, Dominees van Hout schreef hij het boek dat ik niet meer hoef te schrijven, maar waarvan lezers van Interessante Tijden de teneur wel kennen:
We’re only in it for the money (blz 30)
Of neem het openingsmotto op blz 63 bij ‘het achterbakse bos’ van Jac. P. Thijsse (1946), oprichter van Natuurmonumenten:
Het is zuivere klinkklank, wanneer men uitbazuint, dat men iets in zijn oorspronkelijke staat wil behouden’
Bij milieuclubs, hun bevriende ambtenarij en wat daar aan adviesbureaus, rapportenmakers, ‘kwartiermakers’ en ‘aanjagers’ omheen hangt ontbreekt iedere vorm van waarheidsliefde. Ze geven geen bal om natuur, want nemen de moeite al niet deze echt te doorgronden. Ze willen alleen maar subsidie verdampen en loterijgelden cashen.
Ze zijn zo immuun voor iedere redelijke tegenspraak dat je er eigenlijk alleen nog maar de spot mee kunt drijven.
Een boom als een object dat “kostbaar” water verdampt. Hoe verzinnen ze het. Men vergeet zeker dat die boom zelf vol met ” vol ” met water zit en bovendien de lucht onder de boom koel houdt waardoor er meer water in de lucht zelf blijft hangen.
We zitten een soort “Atlas Shrugged” te kijken waarin onze hele samenleving aan het aftakelen is door het verlies van objectiviteit en vermogen om te observeren zonder ideologische insteek.
Groeten
En die rooie van De Bron van A.R lijkt wel een beetje op Rypke he!
Principes.Top.
Al die goeddoeners onze straf van God.
Het patroon in de borst en schouderpartij van de door jouw gefotografeerde havik
zijn naar beneden vliegende vogels.
Zeer interessant en inspirerend.
Vertel iets meer over uw assistente. Ik begrijp dat ze Afke heet en houdt van sigaren en bier….
Tja, niks nieuws onder de zon. Fantastisch boek. Dingen die ik zelf als vogelaar, natuurliefhebber, veganist, groene anarchist en activist al jaren ter sprake breng. Wordt er iets mee gedaan? Nee. Mensen kunnen individueel ook veel doen, maar gaan dat niet doen.
Maar goed, ook de zesde massa extinctie gaat de planeet gewoon overleven, net als de vijf voorgaande. Beschaving is aan het afbrokkelen en het is een kwestie van tijd voor deze valt. Met het verdwijnen van de menselijke diersoort zal de planeet weer regenereren en opbloeien. Hopelijk gebeurd dit voor we andere diersoorten in onze val hebben meegenomen.