‘Mijn rustplaats tot in eeuwigheid’ (Psalm 132)

Kapel met Caspar David Friedrich-achtige uitstraling bij Wewelsburg

De Psalm van de dag vanuit De Abdij is nummer 132, waarin we lezen hoe David als gezalfde koning een vaste woonplaats voor de God van hun cultus zoekt. Die JHWH-oorlogsgod leefde tot die tijd als een soort Kamper, permanent onderweg rond de Ark van het Verbond in een tent. David van de stam Juda zou zijn eigen zetel, Sion claimen als plek waar zijn zoon Salomo uiteindelijk de tempel kon bouwen, zodat die Ark van het Verbond een vaste verblijfplaats zou krijgen.

Kapel van De Abdij, tevens Dojo

We bespraken al het verhaal waarin David dansend voor de Ark uitging, toen die naar Jeruzalem werd gedragen. Je kon die Ark zelf niet aanraken, zonder dat de vernietigende kracht van JHWH je zou raken, de zelfde wraakzuchtige verzengende kracht waarmee Hij met de Zondvloed alle vlees op aarde doodde.

Het blijft wel eens een open vraag, of de JHWH van het Oude Testament niet vergelijkbaar is met Kali uit het Hindoeisme. Als maker en vernietiger. Pas door de Zoon (Jezus Christus) wordt God de Vader, Iemand die benaderbaar is via een Bemiddelaar.

We lezen in Psalm 132 hoe ze de Ark willen ophalen

Zie, wij hebben van de ark gehoord in Efratha,
hem gevonden in de velden van Jaär.

Laten wij Zijn woning binnengaan,
ons neerbuigen voor de voetbank van Zijn voeten.

Sta op, HEERE, ga naar Uw rustplaats,
U en de ark van Uw macht.

Laat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid,
laat Uw gunstelingen juichen.

Wijs het gebed van Uw gezalfde niet af,
omwille van David, Uw dienaar.
De HEERE heeft David in waarheid gezworen,
en Hij zal daar niet van afwijken:

Iedere religie heeft zichtbare symbolen nodig, heilige plaatsen waar je het onzichtbare tastbaar maakt. En dus moest ‘Ik ben die Ik ben’ met zijn afbeeldverbod (geen gesneden beelden maken) ook op een vaste plaats gestald worden, zo lees je verder:

Want de HEERE heeft Sion verkozen,
Hij heeft het begeerd tot Zijn woongebied.

Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid,
hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd.

Haar voedsel zal Ik rijk zegenen,
haar armen met brood verzadigen.

Haar priesters zal Ik kleden met heil,
haar gunstelingen zullen uitbundig juichen.

Daar zal Ik voor David een hoorn doen opkomen
en voor Mijn gezalfde een lamp gereedmaken.

Ik zal zijn vijanden met schaamte kleden,
maar op hem zal zijn diadeem schitteren

Op basis van deze Psalm kun je je gesterkt voelen om een eigen kapel te maken, heilige ruimte in huis. Jouw plaats in huis waar God woont, waar je eerbied betuigt, bidt voor wie je vervolgen en voor wie dat nodig hebben. En dat is wat De Abdij ook is. Of je Onze Lieve Heer nu op zolder zet, of in het oude rommelhok dat je opruimde…

God moet tastbaar en benaderbaar zijn, zoals ‘God zij met ons’ ooit de guldenrand sierde, nog niet zo lang geleden (2001)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *