De Psalm van deze woensdag alweer is nummer 144. De Psalmist ‘David’ roept hierin de Heere aan als oorlogsgod die de overwinning geeft. Nu we leven in een situatie van burgeroorlog, een regering die oorlog tegen haar burgers voert, wie weet kunnen bepaalde regels hier tot inspiratie dienen. Vreedzaam gaan we misschien wel niet uit deze beschavingscrisis komen bij een totalitair regime dat onrechtmatig handelen tot regeerstijl heeft verheven:
Geloofd zij de HEERE, mijn rots,
Die mijn handen leert om te strijden,
mijn vingers om oorlog te voeren;mijn goedertierenheid en mijn burcht,
mijn veilige vesting en mijn, ja, mijn Bevrijder,
mijn schild, tot Wie ik de toevlucht heb genomen,
Die mijn volk aan mij onderwerpt.
Al lijkt hier meer de absolute heerser aan het woord, als hij de Heere aanroept om ‘zijn’ volk aan hem te onderwerpen. De Psalm vervolgt dan vier regels in geheel andere stijl, alsof een ander gedicht is ingevoegd:
HEERE, wat is de mens, dat U hem kent,
de sterveling, dat U aan hem denkt?De mens lijkt op een zucht,
zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.
En dan komt er plots weer een gebedsoproep als oproep tot hemels geweld, in het voordeel van de absolute heerser die zich ergert aan mensen die valse dingen over hem spreken:
Buig Uw hemel, HEERE, en daal neer,
raak de bergen aan, zodat zij roken.Slinger Uw bliksem en verspreid hen,
schiet Uw pijlen af en breng hen in verwarring.Steek Uw handen uit van omhoog,
bevrijd mij en ontruk mij aan de grote wateren,
uit de hand van vreemdelingen;want hun mond spreekt valse dingen,
hun rechterhand is een hand vol bedrog.
Als dank voor de hulp zal de Psalmist dan een lied voor de oorlogsgod-kant van de Heere zingen:
O God, ik zal een nieuw lied voor U zingen,
met de luit en het tiensnarig instrument zal ik psalmen voor U zingen.U bent het Die koningen de overwinning geeft,
Die Zijn dienaar David bevrijdt van het zwaard dat onheil brengt.Bevrijd mij en red mij
van de hand van vreemdelingen,
van wie de mond valse dingen spreekt,
van wie de rechterhand een rechterhand vol bedrog is.
Dat Psalmzingen lijkt zo omschreven wel eens een voordelige manier van onderhandelen met de Creator van het universum. Je zingt een goedgunstig lied, een Psalm waarin je de Heere wat veren in z’n goddelijke R##t steekt, en dan kiest de Heer van hemel en aarde voor jou en je medestanders partij.
Dan zullen onze zonen als planten zijn,
hoog opgegroeid in hun jeugd;
onze dochters als hoekstenen,
uitgesneden naar het ontwerp van een paleis.Dan zijn onze schuren vol
en leveren zij de ene voorraad na de andere;
dan werpen onze kudden bij duizenden,
ja, met tienduizenden nemen zij toe in onze velden.Dan zijn onze runderen zwaarbeladen,
dan wordt er geen inval of uitval gedaan
en is er geen gejammer op onze pleinen.Welzalig het volk dat het zo vergaat,
welzalig het volk waarvan de HEERE zijn God is.
Maar misschien ben ik dan wat sarcastisch. Ook dat heb je wel eens wanneer je de Bijbel leest, niet alles komt altijd even verheffend op je over.
Maar beter is het om wel Bijbel te lezen en af en toe te handelen met opborrelend sarcasme en cynisme, dan de Bijbel niet te lezen en dat maar uit de weg te gaan. Anders heb je nog steeds wel sarcasme en cynisme, maar geen Bijbel en de mogelijkheid om anders dan met sarcasme naar zulke zaken te zien.
Goed beschreven en toegepast op onze huidige. Als ‘zijn handen strijden voor ons’ zoals Jakob dit zegt over Juda in Genesis 49, dan moet ik wel denken aan Mozes opgeheven handen die ‘strijden’ tegen Amalek als het arische volk dat naar het eigen vlees leeft, rekent en gelooft. Dat is ook wat David deed on zijn on aflatende strijd met eigen vlees en volk. Met dank.