Vleesetende vredesduiven

Lorcan O Toole met telemetrie om de arenden te volgen

Voor dit zaterdagse reis- en archiefverhaal, in 2007 gepubliceerd in De Standaard vliegen we naar Ierland. ‘s Lands grootste nationaal park Glenveagh in Donegal herbergt sinds 2001 weer arenden die mogen zorgen voor meer toerisme. Roofvogels zouden zelfs dienen als vredesduif in politiek en economisch verdeeld gebied.

Lough Veagh

Noord-Ierland lijkt gewoon een doorsnee stukje modern Europa, bij aankomst op Belfast International. Winkelend publiek dat Tax free koopjes jaagt domineert. Maar slechts honderd meter buiten het vliegveld is de politieke toon meteen gezet.

Bij iedere plaatsaanduiding voor Londonderry is het voorvoegsel London consequent weggekrast. London, dat is Brits en dus fout. En enkele kilometers crossen voor Londonderry in Dungiven leest een groot spandoek‘We remember our martyrs’, de militanten die in de strijd tegen de Britten zijn gevallen.

Pas over de Ierse grens in reisdoel Donegal mindert het aantal aanklachten tegen de Britse maatschappij. In deze graafschap ligt Ierland’s grootste nationale park Glenveagh, vertaald uit het Iers de vallei van de berk. Verregende schapen en herten vormen rond dit gebied de hoofdbevolking, regenwolken hangen dreigend boven de heuvels die continue in ander licht komen te staan.

Church Hill

In Glenveagh staat een ontmoeting op het programma met Lorcan o’Toole. Deze Ierse vogelbeschermer is coördinator van het door de EU gesponsorde nationale steenarendproject. Ierland wil deze enorme arenden terug in haar luchtruim nadat de vogels in 1912 waren uitgeroeid door boeren en schaapherders. O’Toole importeerde daarom met ingang van 2001 jaarlijks 10 Schotse steenarendkuikens die, eenmaal volwassen, voor Iers nageslacht moeten zorgen.

De laatste Ierse arenden sneuvelden in Glenveagh. Maar nu het land zichzelf als modern en groen profileert zou de kust veilig moeten zijn. De roofvogels moeten toeristen trekken naar deze Ierse Highlands die als meest desolate streek van Ierland bekend staan.

Het programma lijkt nu al dubbel succes te hebben. Alle nationale publiciteit voor de arenden heeft Glenveagh bekend gemaakt. Ook worden dit voorjaar de eerste autochtone Ierse kuikens verwacht, het nageslacht van de in 2001 uitgezette dieren.

Verregende paarden

Belgian walk & Great Famine
In de pub in gehucht Church Hill aan de rand van Glenveagh, schuift Bobby, een 86-jarige oude schapenboer spontaan aan. Hij blijkt een nog levende link te zijn met de laatste Ierse arenden uit 1912. “Mijn vader heeft de tijd nog meegemaakt dat ze hier vlakbij de waterval broedden’, vertelt hij bij het horen van de reden van het bezoek.

“Maar iedereen dacht dat ze lammetjes eten.Wat ik van Lorcán begreep is dat dit wel meevalt, maar toen wist men niet beter.” De arenden werden met hagel volgeschoten.

Ook de overbevolking eiste zijn tol op de Ierse wildernis. In 1845, voor de grote hongersnood door het mislukken van de aardappeloogst woonden 8 miljoen Ieren op het schrale natte eiland. Nadat 1 miljoen mensen stierven en nog eens miljoenen Ieren emigreerden naar Amerika daalde dit tot de huidige vier miljoen.

Rond Glenveagh kun je dan ook geen Ier tegenkomen die geen familie in de VS heeft. Bobby, die net New York bezocht vormt hierop geen uitzondering.

De volgende dag voert regelrecht de Ierse jungle in voor een arendsafari met O’Toole. Wekelijks maakt hij zijn bijvoerronde met stukken hert in de laadklep van de fourwheeldrive. ‘Zijn’ arendskuikens leren zelf jagen vanuit een open vliegkooi in het Nationaal Park op hazen en konijnen.

O’Toole voert de grote roofvogels bij met verse hertenboutjes tot ze handig genoeg zijn om in de Ierse wildernis te overleven. De dieren zijn pas na 5 jaar volwassen.

Lough Veagh

We rijden langs Lough Veagh, een bergmeer dat centraal in het park ligt. In een eigengemaakt nest van dikke takken aan de rand van het bos, plaatst hij twee afgezaagde hertenpoten, onbereikbaar voor vossen en goed in het zicht van de vogels. Bij de tweede voederplek is op afstand een op hertenbout kluivende arend zichtbaar dankzij de vleugelmerken die O’Toole hem gaf.

Een collega-arend cirkelt boven Glenveagh Castle en accentueert zo nog eens de middeleeuwse aanblik.

Dit King Arthur-achtige slot is het centrale ijkpunt in het park en werd in de negentiende eeuw gebouwd door grondspeculant John George Adair. Deze grootgrondbezitter wilde van Glenveagh jachtgrond maken en verjoeg in 1860 eerst 46 boerenfamilies van het land, die zo dakloos op de doorregende heide moesten rondzwerven.

…de steenarend werd door de schapenboeren vervolgd en verdreven. In Ierland’s meest afgelegen oord Glennveagh National Park werden ze in 2006 weer uit Schotland gebracht

George zijn vrouw, Cornelia Adair liet als vervanging voor de boeren edelherten los binnen een omheining van 27 mijl, die nu nog steeds bestaat. De huidige 600 herten in het park zijn nazaten van dit negentiende-eeuwse scharrelvlees, waarvan jaarlijks een kleine 100 worden geschoten.

De nazaten van de verjaagde boeren leven nu in Australië, waar ze dankzij een door dominees opgezette collecteactie terechtkwamen.

Na het overlijden van haar man nam Cornelia de regie over op het kasteel. In de Eerste Wereldoorlog ving ze 30 gewonde Belgische soldaten op die na hun verpleging als dank een wandelpad aanlegden: The Belgian walk heet dit nog steeds, onderdeel van de wandelroute die een toerist rond de kasteeltuinen kan lopen.

Mount Muckish

Royal
In dit natte deel van Ierland kan geen wandeling zonder paraplu. Bergen als de Errigal en Mount Muckish vangen vrijwel iedere depressie op die van de 10 kilometer verder liggende oceaan komt waaien. Dit resulteert in regen op vier van de zeven dagen, meer dan twee meter per jaar.

In december schijnt dagelijks maximaal één uur zon, en zelfs de zomer brengt niet meer dan 5,5 uur. In de droogste maanden mei en juni wordt het water vervangen door miljoenen kleine mugjes die de huid aanknagen.

Glenveagh is dus niet voor niets één van de dunst bevolkte stukken Ierland en juist daarom werd het gebied voor de arenden uitgekozen. Bij gebrek aan lokale bevolking zou er dan ook weinig weerstand tegen de grote roofvogels zijn. Een troebel natuurverleden maakt dit noodzakelijk.

In tegenstelling tot hun Keltische voorouders die arenden vereerden, hadden hun nazaten de katholieke arme boeren een hekel aan alles met een kromme snavel. Gif, klemmen en geweer, alles werd ingezet zodat het groene Ierland bij vogelaars nu bekend staat als ‘Europe’s worst Raptor Country’. De helft van alle 15 soorten stierf in de afgelopen eeuwen uit.

…Keltisch, de taal van het naar het Westen verdreven volk

“Vooral de 50+-generatie in Ierland staat nog steeds sceptisch ten opzichte van roofdieren en eigenlijk alles dat met natuurstudie te maken heeft”, zegt O’Toole. “Dat heeft deels een anti-Britse oorsprong. Toen Ierland in 1922 onafhankelijk werd, was het schoolvak Natural History samen met Drama het eerste dat in het curriculum sneuvelde omdat het typisch Brits en elitair zou zijn.”

Toen O’Toole met zijn arenden werd hij wantrouwend gevolgd, ook omdat de Britse Royal Society for the Protection of Birds hem hielp. Alleen al het woord ‘Royal’kan voor sommige Ieren bezwaarlijk zijn. Dit anti-Britse galspuien verdwijnt niet snel, zoals al te zien was langs de weg van Belfast naar Donegal. Maar aan het imago van de arend viel wel wat bij te spijkeren, essentieel om te zorgen dat boeren niet naar geweer en gif grijpen.

De Atlantische oceaankust van Donegal

Met de nodige arend-PR overtuigde O’Toole ze dat de vogels via toerisme zelfs geld kunnen opleveren, veel meer dan een incidenteel lammetje dat in de klauwen van een arend kan sneuvelen. “Dat zie je ook bij zeearenden op het Schotse Mull”, zegt hij.

“Een studie van de Schotse vogelbescherming liet zien dat eaglewatching daar zoveel bezoekers als natuurfotografen brengt dat het anderhalf miljoen pond voor de lokale economie oplevert. Je ziet nu al dat Donegal en het nationaal park dankzij de arenden regelmatig in het Ierse en Britse nieuws is verschenen. Glenveagh is veel bekender geworden.”

Hier aan de kust tref je ook verkeersborden in het Keltisch

Voor andere roofvogelsoorten wil de regering onder andere meewerken omdat dan samenwerking tussen Noord Ierland en de rest van Ierland nodig is. Natuurbescherming werkt nu eenmaal over grenzen heen. “Een politieke reden dus”, zegt O’Toole. Wat mij betreft zou de ecologie voorop staan maar in een land als Ierland werken economische en politieke argumenten beter .”

Die aandacht voor politiek is niet verwonderlijk. s‘Avonds in de B&B; in Church Hill vechten dominee Ian Paisley en Sinn Feinn-voorman Gerry Adams op het Ierse nieuws gewoon weer door om het Grootste Gelijk. Affiches langs de weg als ‘Free John Brady’ vormen een nieuwe aanklacht tegen de Britse heerschappij in Noord Ierland. De man uit Strabane, twintig kilometer onder ‘Derry’ zou sinds 2004 onterecht gevangen zitten voor moord op een soldaat.

Het Ierse getroetel met arenden en zeldzame roofvogels zou je dus als luxeprobleem kunnen uitleggen.

  • Update: de grootste bedreiging komt nu van de exploitanten van windmolens, die het nationaal park bedekken met de gehaktmolens.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *