In dit zaterdagse archiefverhaal dat werd gepubliceerd in het valkerijtijdschrift ‘De Loer’ in 2007 gaan we op bezoek bij valkenier Henk Keuning, om de unieke band tussen valkenier en roofvogel te portretteren voor de rubriek ‘baasje en beestje’.
Roofvogels hebben een karakter dat het in een contactadvertentie slecht doet. Wispelturigheid is troef en liefde blijft vaak onbeantwoord. Toch zweren valkeniers bij zo’n partner. Zij bouwen een bijzondere band op met een vogel die zelf baas blijft: Henk Keuning en zijn naamloze leerling-valken.
“Eens even kijken of mijn vriendin er ook zit”, zegt Henk Keuning, glurend door zijn telescoop in de serre. De glazen uitbouw van zijn landhuis kijkt uit over de vallei van de Tjonger, een riviertje diep in de binnenlanden van Friesland. Binnenskamers staat zijn kijker opgesteld, permanent naar buiten gericht op een verre hoogspanningsmast. “Zit ze d’r, ja verrek, zie je dat gedrongen lijf, rechts van de mast, ze zit er weer!”
De Friese valkenier onderhoudt een aparte relatie met een wilde vrouwelijke slechtvalk, die al voor het zesde achtereenvolgende jaar overwintert in de vallei achter Keuning zijn boerenhoeve.
In dit stroomdal van een klein riviertje vinden wilde eenden, smienten en talingen een voedselplek. En zo vond ook de valk, waarschijnlijk ergens vanuit de Noorse toendra hier haar favoriete winterstek met voldoende kans om als jager rond te komen.
“Ik kan haar hier iedere dag zien zitten als ik zit koffie te drinken”, zegt Keuning. “Ook als ik ga jagen met mijn eigen valken kom ik haar tegen. In haar eerste jaar, toen ze nog een jeugdkleed droeg, kwam ze zelfs bedelen bij mijn valken als deze losvlogen. Dit omdat ze door de schoentjes met veters aan hun poten dacht dat mijn valken voedsel bij zich droegen.
Nu kan ik haar al naderen tot bijna 100 meter, en ik heb de indruk dat ze mijn aanwezigheid accepteert. Net als in de roman The Peregrine van John Baker, waar de schrijver steeds een wilde valk volgt tot het dier Baker in zijn wilde leven tolereert. In mijn beginjaren als valkenier heb ik dat boek wel tien keer herlezen.”
Bloedlijn
Keuning is in het dagelijks leven gewoon getrouwd met een menselijke soortgenoot, die bij het bezoek met familie het avondeten bereidt. Zijn woonkamer toont in alle hoeken beelden en schilderijen met valkerij als thema, en het hele huis ademt een klassieke sfeer. Buiten rond zijn huis staan slechtvalken, een enkele witte giervalk en een havik. Een energieke Epargneul Breton, een Franse staande hond springt en rent hier tussen terwijl donkere valkenogen het diertje volgen.
De Fries kan volgens adellijke mores valkenier zijn. Hij erfde geld van zijn voorouders, die in de drukkerijwereld fortuin maakten. Zo kon Keuning zich fulltime wijden aan valkerij, zonder al te veel doorsnee aardse zorgen die doorsneeburgers dagelijks bezighouden.
Ruim dertig jaar geleden bouwde de Fries zijn eigen burcht met uitzicht op de spaarzaam bevolkte Tjongervallei. Met vier hectare jachtveld en minimale menselijke verstoring creëerde hij hier zijn valkeniershemel op aarde. Ook bouwde Keuning een valkeniersbedrijf op waarmee hij ondermeer vuilstorten meeuwvrij houdt.
“Ik heb het huis zelf gebouwd”, zegt Keuning terwijl we richting zijn kweekhokken lopen. Hier klinkt tussen het gekek van de valken een deuntje kamermuziek met cello door de radio. “Meteen begon ik met het kweken van valken. De volières waren eerder klaar dan de kinderkamer. Die muziek die je hoort, ooh dat heb ik hier altijd opstaan overdag. Misschien vinden de vogels het wel mooi. Tenminste, dat is gewoon een iets dat ik mezelf wijsmaak.”
Keuning fokt zijn valken op jagerseigenschappen. Voor hij de vogels laat broeden, moeten ze zich eerst als eendenjager bewijzen. De valken van Keuning krijgen ook pas hun naam als ze volleerd jager zijn. Ongeveer zoals dat bij Indianen ging. De jongere indiaan moest een inwijdingsritueel ondergaan om zijn kindsheid kwijt te raken, en kreeg dan een volwassen naam.
“Twee jaar terug verloor ik een slechtvalktarsel”, zegt hij. “Je kon hem tijdens training op de loer hier in de tuin loslaten. Hij schoot dan weg en verdween aan de horizon. Wanneer je zijn zendertje dan peilde met telemetrie, bleek de valk vervolgens zo hoog boven huis te cirkelen dat je hem nauwelijks zag. Draaide je de loer, dan kwam hij met een klassieke stootduik naar beneden. Prachtig, dat spel. Hij is verdwenen toen hij in de tuin zat, zijn schoentjes waren doorgesleten, voor hij zijn naam kreeg. Mijn beste valk met naam was een wijf, Felicitas. Met haar heb ik acht jaar lang op eenden gejaagd, hier achter in de vallei. Ze kon zelfs ganzen vangen.”
Vlieger
De drie jonge slechtvalken die Keuning nu traint voor de eendenjacht zijn nog anoniem. Eén van de manieren waarop de vogels hun naam verdienen is met vliegtraining. Om goede eendenjagers te worden, moeten de valken hoogte kunnen winnen en spelen met de wind. Achter in zijn trainingsveld, laat de Fries daarom een vlieger op tot ongeveer honderd meter hoogte. Aan de vlieger hangt de prooi: een loer met duivenvleugels en een stukje vlees. “Ik zal de jongens even halen”, zegt Keuning als hij het vliegertouw strak heeft verankerd tegen de harde wind.
De vlieger wiegt van links naar rechts op de windstoten, terwijl beneden Keuning een pupil in donker jeugdkleed trainingsklaar maakt. De Fries traint zijn valken zo jong mogelijk, vanaf de gevoelige periode in de nazomer. In het wild leren de dieren dan zelfstandig jagen, vaak met hulp van de ouders die een verminkte prooi voor hun jongen loslaten in de lucht. De jonge valk leert dan op die prooi stootduiken. Keuning haakt bij de training op dit natuurlijke gegeven in. “In die periode leren ze het snelste jagen, een jonge valk heeft daarom de hoogste waarde.”
De handschoen gaat open en de donkere valk lanceert zich van Keuning zijn vuist. Bellen rinkelen en de valk roeit met pompende vleugelslagen omhoog tegen de wind in. Al snel is de valk een klein ankersilhouet geworden in de met regenwolken verzadigde lucht. Met woeste vluchten valt ze de kunstprooi aan die vast aan de wiegende vlieger zit, en windstoten doen de nepprooi steeds ontsnappen. Maar dan heeft ze beet. Valk en vlieger tuimelen naar beneden en boven de grond trekt de vogel haar parachute open door de vleugels uit te slaan. Ze spreidt haar stijve slagpennen over de prooi, en lijkt bijna verbaast om zich heen te kijken.
“Kijk, daaraan kun je zien dat het een goede jager kan worden”, zegt Keuning. “Ze stopt zich niet meteen vol als ze de prooi heeft. Een valk die alleen jaagt uit honger heeft geen tactiek, die wil alleen maar zo snel mogelijk en zo makkelijk mogelijk de prooi hebben. Deze valk gaat voor de jacht op zich, ze kient haar vluchtpad uit, gebruikt verschillende vliegtechnieken. Dat is wat ik bij een valk wil bereiken, hij moet door training de vliegkunst evenaren die hij in het wild bereikt. Als je dan ziet hoe ze tijdens de jacht paniek maken onder vogels. Die gratie in combinatie met het vliegbeeld maakt valken optisch mooier dan andere roofvogels. ”
Regen
December in combinatie met donkere wolken maakt de middag kort. Keuning verdaagt de training voor de andere twee valken daarom tot de ochtend. Hij vertrouwt de jonge dieren niet los nu de wind steeds harder aanwakkert en de regen neervalt. “Ze zijn nog niet genoeg bekend met het terrein, en het wordt al donker”, zegt Keuning. “Maar we kunnen wel even bij mijn vriendin gaan kijken, misschien jaagt ze wel.”Hij bergt de vlieger, stalt de valk en start de auto richting Tjonger.
Het fluitende geluid van smienten klinkt in de vallei van waaruit Huize Keuning zichtbaar is als een klein wit vierkantje tussen de bomen. Een buizerd wiekt traag richting roestboom.De spanning onder de zenuwachtig rondvliegende eenden verraadt dat de valk ergens op een uitkijk zit. Ze volgt waarschijnlijk uit de verte de twee menselijke gestaltes die haar jachtveld bezoeken. Maar hoe deze ook gespannen turen, ze kunnen haar gedrongen contouren niet vinden en de hoogspanningsmast is leeg. Prooiresten zullen Keuning morgen vertellen of de valk haar naam als eendenjaagster opnieuw heeft waargemaakt.