Eten van vreemde smetten vrij…

Met Boerse taal als moerstaal

In dit zaterdagse archiefverhaal mijn omslagartikel voor HP De Tijd van 21 februari 2007 over de toen al jaren aanwezige trend om streekvoedsel te omarmen, dat je voedsel op basis van afkomst discrimineert en de afgelegde voedselkilometers. Het lokale kwaliteitsproduct veroverde 15 jaar terug al de horeca en bewuste consument in reactie op globalisering en massaproductie. Hoe goede smaak en gezond provincialisme de Hollandse boer en zijn platteland zou helpen. Niet mijn sterkste verhaal ooit, maar toch leuk zo anderhalf decennium na dato.

1 van de getroffen boeren bij z’n koeien

Slow food
Wat dierwelzijn en het milieu betreft, is een beetje discriminatie op afkomst zo slecht nog niet. Want moet een varken uit de vaderlandse bio-industrie beslist naar Italië reizen om hier als lowbudget-Parmaham in plastic terug te keren? Dat kost maar dierenleed en diesel, en bovendien verpest stress tijdens de reis bij varkens de smaak van vlees. En waarom moeten sperzieboontjes uit het verre stoffige Marokko overvliegen als de koude poldergrond direct een heel pakket wintergroenten levert?

Wat van dichtbij komt is vaak lekkerder en verser. Vooral de Nederlandse horeca en cateraars hebben daarom het eigen zuivere streekproduct ontdekt als manier om zich van de massa te onderscheiden. Retailketen La Place neemt streekproducten op haar kaart, en ook in de kookboekenexplosie van de afgelopen vier jaar winnen streekproducten terrein.Op de European Fine Food Fair in Maastricht, dé exclusieve horecabeurs krijgt het Hollands product eindelijk naam na jaren dominantie van de Fransen en Italianen.

Het bekendste streekproduct is misschien wel Champagne, wijn met bubbels uitgevonden door Franse monniken.

Boer op menselijke schaal

Producenten spelen hier op in. Het aantal nationaal erkende streekproducten groeide in ons land in vijf jaar met 50 procent. Terwijl supermarkten blijven prijsvechten, groeit de omzet van die producten in sommige zogeheten Landwinkels op het Nederlandse platteland met 30 procent per jaar. De nieuwe boer sluit aan bij de Slowfood-trend. Onthaast authentiek voedsel scoort als reactie op de fastfoodstrips met schoenzoolburgers.

Steeds meer regio’s, van Groene Hart tot Westerwolde laten via websites en acties zien dat ze groen zijn, rustgevend en lekker smaken. De boer is hier de bio-industrie en de boterberg voorbij, hij is plattelandsbewaarder geworden die de welgestelde stedeling helpt onthaasten via delicatessen en teambuilding tussen de koeien. Niet alleen eten, ook lokaal hout en producten als wol zijn in opkomst. Of de zorgboerderij, waarvan afgelopen jaar nog eens 100 extra bij de al 600 zorgboeren kwamen.

Naast de behoefte aan authenticiteit en onthaasting is de hang naar lokaal een logische reactie op de negatieve kanten van globalisering. Neem energieverbruik; door al het gesleep met voedsel over de aardbol ligt de energetische waarde van veel voedselproducten in de supermarkt lager dan de hoeveelheid energie die voor transport is verstookt.

Saksische boerderij

Vitaal platteland
Daarnaast is een duidelijke herwaardering van de eigen achtertuin begonnen. In reactie op Europeanisering is binding met de eigen streek een manier geworden om niet te verzuipen in grenzeloosheid. Zelfs de milieubeweging, ooit klassiek boerentegenstander heeft de waarde van het platteland ontdekt en werkt actief met boeren samen voor bescherming van het ouderwetse weiland en haar koeien. Via kleinschalige productie en landschapsbeheer zou de boer nieuwe stijl het natuurrijke boerenland behouden.

Via het actieprogramma Vitaal Platteland krijgen plattelandsregio’s de komende jaren ook nog eens subsidie van de overheid, onder andere om met groen ondernemerschap de stedeling van dienst te zijn. Met het kwalitatief hoogstaande streekproduct heeft het landbouwministerie een milieudoel gevonden waar iedereen al etend aan kan bijdragen.

Met de slogan eigen aardappel eerst kan iedere consument op bescheiden schaal energie besparen en zijn eigen platteland met boer behouden. Zonder schuldcomplexen over milieuproblemen die in een leven zonder NOS-journaal nauwelijks merkbaar zijn.

Of u nu wel of niet in een door mensen veroorzaakte aardopwarming gelooft: energie besparen is altijd een voorbeeld van ‘geenspijtbeleid’. Maar klimaatpresident Al Gore laat met al zijn Airmiles al zien hoe moeilijk dit is. Zeker bij voedseltransport. Zo leggen de ingrediënten van een potje Duitse biogardeyoghurt 8000 kilometer af voor ze bij elkaar in een plastic bekertje belanden.

Carola-spotprent, door boeren op spandoeken uitvergroot

En een land als Duitsland exporteert evenveel aardappels naar de Engelsen als de Duitsers uit Engeland ontvangen. En omdat vliegen zo goedkoop is komen tulpen op de veiling niet uit Amsterdam maar Tasmanie.

Juist bij transport van voedsel en agrarische producten valt veel energiewinst te halen, simpelweg door voor lokale producten te kiezen. Volgens onderzoek van LTO Nederland en de stichting Streekeigen Product Nederland in Wageningen in 2005 kan regionale productie van ingrediënten en verwerking tot product 70 procent op transportkilometers en dus energie besparen.

Nu maakt subsidie op vliegverkeer in de vorm van BTW-vrijstelling het transport vaak goedkoper dan de grondstoffen. Maar eigenlijk zou een lokaal product, bijvoorbeeld een milieuvriendelijk gekweekt Zeeuws schaaldier minder moeten kosten dan een blik met tropische gamba’s.

Wie voor Al Gore is weert dus de buitenlandse rassen, waar controle op milieuregels bovendien slechter is dan hier. Al is dit een beetje zielig voor de Latijns-Amerikaanse Fairtrade-boer met zijn rietsuiker, de Hollandse suikerbiet is toch echt milieuvriendelijker.

In plaats van meteen het hele wereldweer te willen veranderen via onhaalbare klimaatverdragen, kiezen steeds meer bedrijven voor behoud van eigen regio via het lokale product. In het afgelopen maand verschenen boek ‘Een wereld te winnen’, over maatschappelijk verantwoord ondernemen laten bedrijven als bierbrouwer Gulpener zien wat zij op sociaal terrein en milieu voor de eigen omgeving kunnen betekenen.

Brouwmeester Steven de Jong bij Hop-veld Gulpener Reimerswaal

Gulpener
De Limburgers uit Gulpen hanteren het principe ‘eigen boer eerst’ bij de aankoop van biologische bieringrediënten als brouwgerst. Op de site van Gulpener is zelfs een pasfoto van iedere gerstverbouwende Limburgse boer opgenomen, die aan de bierbrouwer levert en de locatie van zijn boerderij.

Voor Gulpener helpt dit marketingtechnisch om haar bier als streekproduct te onderscheiden met een biologisch boerengezicht. De Limburgse boeren hebben ondertussen inkomensgarantie, in een tijd waarbij de inkomenssteun aan landbouwers tot 2013 met 30 procent afneemt. Een trekkerloos bestaan ergens op een flatje blijft ze nu bespaard.

Landelijke herwaardering van het eigen landschap en haar gemeenschap is dus een andere reden om voor het streekproduct te kiezen. De provincie heet weer authentiek en iedere vorm van afwijkend Nederlands kent nu zijn eigen streektaalwoordenboek, een soapserie in eigen dialect en zelfs een streektaalconsulent om hierbij te adviseren. Plattelandsdagen, zoals de stichting Vrienden van het Platteland organiseert trekken honderdduizenden bezoekers en de provincie heeft ook politieke macht zoals bleek uit de Kamerverkiezingen.

Volgens één van de voortrekkers van boerenbedrijf met zorg en streekproduct, Jan Huijgen van de Eemlandhoeve is minister Veerman van LNV belangrijk geweest bij het hernieuwde boerenzelfvertrouwen, na jaren stigmatisering als stankproducent en dierenkweller.

De 40 eigenaars van Landwinkels zijn dan ook niet langer zielig maar zelfs ‘trotse boeren’, die met de borst vooruit hun plattelandsproduct verkopen aan kritische consumenten. Al zal een cd’tje van Normaal deze superboeren al 20 jaar voor Veerman hebben opgebeurd.

Zelfs de milieubeweging, ooit klassieke tegenstrever heeft de eigen boer en zijn platteland in positieve zin ontdekt. Ons in duizend jaar gevormde polderland met haar koeien en weidevogels is vele malen zeldzamer dan de gebieden waar klassieke milieuzorgen zich op richten als het regenwoud. Er is geen land uit de lucht zo herkenbaar als Nederland en de erkenning van de Beemster als Unesco erfgoed is al een indicatie voor de landschappelijke en historische waarde.

Sfeertje Westhoek, het boerenland

Stoppende boeren
Vogelbescherming ondertekende afgelopen najaar samen met landbouworganisaties een actieprogramma voor behoud van weidevogel én boer. Jan Dirkmaat, bekend van de korenwolf hief afgelopen najaar zijn stichting Das en Boom op om zich nu op bescherming van het boerenland te richten. Nu in duizend jaar tijd gevormd landschap in 30 jaar verandert in één groot Zoetermeer wil hij het opnemen voor een diersoort die veel zeldzamer dreigt te worden dan de das; de kleinschalig opererende boer.

Geknecht door prijsvechtende supermarkten en EU-regels moet jaarlijks nog één op de drie boeren zijn bedrijf stoppen. De twee overblijvers hebben de keus; vergrootschaliging met de koe op stal, en ruinering van traditioneel landschap of een duurzaam alternatief met nadruk op kwaliteitsvoedsel en onthaasting.

Waar de boer verdwijnt, verschijnen de bedrijventerreinen, zoals de 20 procent groei van blokkendozenparken in 15 jaar tijd aantoont. En waar de boer grootschalig gaat verdwijnen weidevogels, terwijl de overheid jaarlijks tientallen miljoenen euro’s uitgeeft om vogels als de grutto hier te houden in verband met Europese verplichtingen op natuurgebied.

De boer die duurzaam kiest, lijkt eindelijk wind mee te hebben. Met de golf van 60 plussers ontstaat steeds meer behoefte aan zorg. En kwaliteit mag wat kosten omdat de babyboomgeneratie haar pensioen goed geregeld heeft. Gezondheid is een thema waar iedere aanbieder van etenswaar mee scoort, supermarkten als Moberg’s melkkoe Albert Heijn maakt nu reclame voor haar Gezonde Keuze-label. Maar ook de groeiende behoefte aan Slowfood met herkenbaar gezicht biedt de boer weer kansen.

In het Vlaamse boerenland van de Westhoek, waar de Eerste Wereld Oorlog werd uitgevochten

Met goed gevoel voor zaken spelen veel boeren en provinciegenoten handig in op de behoefte aan een authentiek verhaal bij consumenten. In korte tijd zijn dan ook 3000 producenten in Nederland de markt op gegaan die artikelen leveren met een verwijzing naar de herkomst. De traditie achter het product is niet altijd even duidelijk.

Zo adverteert een boer met zijn Fries Edelhert, dat als scharrelvlees op de bosloze klei rondloopt als vervanger voor verliesgevende koeien. De monniken die de Limburgse kloostervarkens, een op smaak geselecteerd varkensras laten opvetten met graan zijn in de praktijk vervangbaar door een niet-katholiek maar voor de marketing is de abdij van levensbelang.

Een officieel streekkeurmerk van de stichting Streekproducten Nederland in Wageningen snoeit in de authenticiteitsclaims. Zij hebben nu 150 producten officieel erkend. De stichting verleent het keurmerk op basis van duurzame productie en aantoonbare streekgebonden traditie. “Er zijn ook producenten van struisvogelsteaks die zichzelf als streekproduct willen afficheren”, zegt René van Duin van de SPN. “Je kunt je afvragen of zo’n struisvogelfarm wel een oud-Nederlandse traditie is.”

Of een product nu echt van de eigen bodem afkomstig is kan muggenziften zijn. Bij een goed product telt meer dan de afkomst mee. Zo voorzien de Friese herten en Limburgse varkens in de behoefte aan vlees met oog voor smaak en dierwelzijn. Ook mag een Waterlandschaap dan een Texels ras zijn, boeren van het Waterlandcoöperatief die het wollige dier telen dragen wel bij aan weidevogelbescherming. Landschapsbehoud kan ook een belangrijke motivatie zijn.

Landgoed Bylaard (of iets in die geest) met typische Saksenboerderij

Hollandsche Grond
Behalve een leuk verhaal zijn kwaliteit en smaak voor horeca belangrijk om voor eigen streek te kiezen. Exclusieve cateraars als Hollandsche Grond Catering, Groene Hoed en Anna Haen stappen over op waar van de eigen Hollandse kwaliteitsboer, die zo weinig mogelijk gif spuit. Zij verkiezen de ouderwets kruimelende Irene-aardappel boven gladde Franse krieltjes en zeldzame Boeren-Edammer Kaas boven brie en andere buitenlandse binnendringers.

Naast een luxe boerderij aan het riviertje het Gein bij ’s lands duurste dorp Abcoude, verrijst een restaurant en regiowinkel waar uitsluitend regiospecialiteiten verkocht en geserveerd worden. Inclusief boomgaarden een kruidentuinen waaruit luxe restaurants uit Amsterdam als De Kas hun ingrediënten komen scoren.

Vlakbij de plaats waar de omstreden A6-A9-verbinding zou worden aangelegd, een stuk klassiek polderland onder de rook van Amsterdam, kunnen bezoekers straks met getrainde smaakpapillen smaaktests doen en krijgen ze kookworkshops met grondstoffen die uitsluitend uit de eigen regio komen.

De catering levert niet meer aan de gebruikelijke wollensokkenwinkel, waar veel streekproducten toe zijn veroordeeld maar aan hippe clubs en restaurants in Amsterdam. Ieder restaurant in Nederland dat zichzelf tot de betere keuken rekent heeft één of meerdere eigen streekgerechten om zich te onderscheiden.

De meest obscure autochtone rassen worden weer op tafel getoverd, met duidelijk historische oorsprong. Het Chaamse hoen is bijna van uitsterven gered om het Brabantse land weer een exclusieve consumptiekip te geven. Slowfood neemt het ondertussen op voor de Utrechtste Sint Jansui, Amsterdamse Ossenworst als Joodse vleesfavoriet en het Drents Heideschaap, Nederlands oudste ras.

De Beemster Blauwschokker, een echte zomerkapucijners duwt de allochtone blikerwt langzaam uit het schap van de specialiteitenwinkel. De fijnproevers, waaronder topkoks menen in dit ras nog iets van de grond te proeven waaruit de kapucijner afkomstig is.

Niet alleen akker en weiland leveren streekproducten, ook het eigen bos. Wie dacht dat Nederland te weinig woud had voor een zuiver autochtone parketvloer vergist zich. De Veluwse vloer biedt een duurzaam alternatief voor illegale planken uit Roemenië. Lokaal hout met FSC-keurmerk dat duurzame productie garandeert is namelijk in opkomst.

Productiebos van Staatsbosbeheer

Staatsbosbeheerhout
Staatsbosbeheer moet van de overheid namelijk de inlandse houtoogst opschroeven naar 300.000 kuub om voldoende duurzaam hout binnen de grenzen te krijgen. Van de tien miljoen kuub importhout was in 2005 slechts 12 procent aantoonbaar duurzaam geproduceerd. Volgens overheidsdoelstellingen moet dit in 2009 groeien tot 25 procent en eigen hout kan hieraan bijdragen.

Staatsbosbeheerhout is gewoon bij de Praxis en Gamma te krijgen en aan het SBB-stempel te herkennen. Onder het motto eigen bos eerst weet een consument dus zeker dat hij niet andermans woud sloopt. En in tegenstelling tot het buitenland is bij ons de wetgeving rond natuurbescherming veel strenger. Al zal een enkele inlandse pimpelmees minder blij zijn met uw keus voor Drentse Douglas, want ook in het broedseizoen gaat de kap door om constant aanbod te garanderen.

In de afscheidsrede die minister Veerman van Landbouw afgelopen december gaf, schetste hij de nieuwe boer van de 21ste eeuw. De multifunctionele zorgboer met streekproducten die natuur beheert en zelfs bijdraagt aan gemeenschapszin. Lokaal en authentiek consumeren moet zo bijdragen aan behoud van het bedrijf en daarmee van een groen platteland. Via de overheid en EU krijgen plattelandsregio’s met ingang van dit jaar 7,5 miljard euro ontwikkelingsgeld, via het Actieprogramma Vitaal Platteland. Dit geld moet via groene ondernemersinitiatieven in de regio extra ondersteuning bieden.

Lokaal initiatief dient meer dan de maag. Plattelandsstichtingen als Het Groene Woud in Brabant verbeteren de kwaliteit van eigen achtertuin door samenwerking met de ASN-bank. Via een streekrekening investeert de bank de rente van gestort geld van bedrijven en overheid in de eigen achtertuin.

Achmea – ooit als boerenverzekeraar ontstaan in het Friese dorpje Achlum- werkt samen met zorgboeren aan een agrarisch zorgsteunpunt voor kurende stedelingen die willen onthaasten. De stichting Landzijde richt zich exclusief op boeren die naast koeien ook junks en bejaarden op hun bedrijf willen laten scharrelen.

Het eetbare kwaliteitsproduct is één van de belangrijkste peilers van het nieuwe landbouwbeleid. Een werkgroep Multifunctionele Landbouw bij het ministerie van Landbouw moet het streekproduct daarom verder uit de wollensokkensfeer trekken van de natuurvoedingswinkel, zodat ook de supermarkten volgen met een eigen streekschap. In de afzet aan grootverbruikers zit namelijk nog een groot knelpunt voor onbespoten Hollandsche waar die zonder energieverspilling en met zuivere ingrediënten is gemaakt.

Aan boeren hebben we veel meer dan al die volstrekt nutteloze wetenschappers

Prijsvechters
Komt de streekproducent in toeristische regio’s zoals de Waddeneilanden en Drenthe nog wel via de achterdeur binnen, de C1000’s en de Albert Heijns zijn meer met prijsvechten bezig dan met producten. De consument die zondag een exclusief Chaams oerhoentje verorberde, racet op maandag namelijk in sneltreinvaart langs de reclame-aanbiedingen om de rest van de week zo goedkoop mogelijk zijn koelkast te vullen.

Hoeveel kans heeft het kwaliteitsproduct dus om blijvend door te dringen tot de schappen van de gewone supermarkt? Een gebrek aan overheidssteun kan met Veerman’s miljarden geen struikelblok meer zijn. Als energieverbruik op een eerlijker manier in producten wordt verrekend, en energie ook nog schaarser wordt concurreert kwaliteitsvoedsel vanzelf makkelijker met het massaproduct. Is lokale kwaliteit bij iedereen in de super verkrijgbaar, dan stappen vanzelf meer producenten over op duurzaam diervriendelijk.

Een boer is namelijk niet principieel voor diermishandeling, hij wil gewoon voldoende kunnen verkopen. Die kans krijgt hij als om de hoek in Amsterdam naast de bonusshoarma ook zijn Waterlandschaap verkrijgbaar is. Meer dan bij een Partij voor de Dieren ligt de oplossing voor dierwelzijn bij meer lokale consumptie met duidelijke productherkomst.

Het is best begrijpelijk dat Links weer nieuwe underdogs nodig heeft ter morele zelfprofilering, nu de allochtoon uit de mode is. Maar het platteland blijft geen grasspriet groener door Thieme haar behoefte aan moreel superioriteitsgevoel.

Dat het lokale kwaliproduct altijd iets duurder blijft hoeft geen belemmering te zijn. Nationaal Park de Hoge Veluwe is al voor het eind van het jachtseizoen door haar wildpakketten heen, die iedereen via internet kan bestellen. Die pakketten zijn niet goedkoop en het gros van Nederland is niet arm. Mensen willen en kunnen dus best wat betalen als het product maar goed en echt is, en geen holle marketingstunt.

Bovendien geeft het restaurant al een voorschot op de consumptietoekomst.“Je ziet dat de horeca altijd vooroploopt in smaaktrends die later door gewone consumenten worden opgepikt”, zegt Andy Verdonk die bij de Groene Hoed en Anna Haen werkzaam is. “Als mensen in een restaurant iets lekkers eten vragen ze zich af of dit ook in de supermarkt is te krijgen. Het heeft dus gewoon tijd nodig.”

Met een gezonde dosis boerenboter op zijn hoofd kan de consument dan geloven dat zijn eetgedrag bijdraagt aan een betere wereld.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *