Kernkerkhof (waar slaan we kernafval ijstijdbestendig op?)

Greenpeace bepaalde decennia het beleid tegen kernenergie; in de jaren ’80 geloofden ze nog dat ‘klimaatopwarming’ een verzinsel was van de atoomlobby.

In dit zaterdagse archiefverhaal mijn uitputtende publicatie  (‘dossier’-verhalen) voor De Ingenieur van 15 juni 2007 over de zoektocht naar een goede manier om kernafval op te bergen. Door de Duitse ‘Atomausstieg’ (2009) is de situatie nu op enkele punten anders dan in het artikel toen geschetst.

Ieder Europees land moet zelf uitzoeken hoe het zijn hoogradioactieve kernafval voor de komende millennia buiten de biosfeer houdt, en landen als Finland zijn hier al voortvarend aan begonnen. Nucleaire dwergen als Nederland zouden juist baat kunnen hebben bij een gezamenlijke Europese oplossing. “Het is onzinnig om voor ieder klein beetje afval een eigen berging aan te leggen.”

Herwaardering kernenergie dankzij de CO2-hysterie

Groeiende afvalberg
Klimaatzorgen en toenemende energiehonger hebben kernenergie weer op de kaart gezet (Actualisatie van 2007: Kernenergie kwam zelfs voor in het coalitieakkoord in 2022), en dus mag de centrale in gemeente Borsele openblijven tot 2033. Toch krijgt geen enkel onderwerp zoveel spandoeken in de lucht als kernenergie.Het afval dat na gebruik van splijtstoffen ontstaat, is hierbij de grootste boosdoener.

In een kernreactor wordt namelijk splijtstof met uranium 235 /238 beschoten met neutronen. Door invangen van die neutronen ontstaan restproducten als americium, plutonium, neptunium en curium. Deze zogenaamde actiniden, 2 procent van het splijtstofafval blijven nog honderdduizenden jaren hoogradioactief en moeten voor die periode buiten bereik van mensenhanden blijven. De overige 3 procent splijtingsproducten met Jodium 129 blijft meer dan 10.000 jaar radioactiviteit uitzenden in letale doses.

Hoe groot is dat probleem? Qua volume verhoudt de nucleaire afvalberg zich tot ander chemisch afval als een flinke fietsenschuur tot een Airbushangar. Maar de langdurige radiotoxiciteit valt niet te bagatelliseren en de mondiale ophoping van 270.000 ton (ongeveer 27000 kuub) hoogradioactief afval uit splijtstoffen valt niet zomaar voor 100.000 jaar onder het tapijt te schuiven. Er ligt dus een radioactieve afvalberg over de wereld verspreid in bunkers te wachten op een eindoplossing, en daar helpt geen spandoek meer tegen.

Die afvalberg blijft nog wel even groeien. Wereldwijd produceren 400 kerncentrales nog 12.000 ton extra afval, waarbij Europa 5000 ton voor haar rekening neemt. Dit mede dankzij Frankrijk dat voor 77 procent op nucleair draait. Bij de ontmanteling van oude centrales komt bovendien tonnen middelhoog radioactief afval vrij, en alleen al in Frankrijk met haar 59 centrales nadert de eerste generatie haar houdbaarheidsdatum.

Kernie’s theater, de snelle kweekreactor van Kalkar werd omgebouwd tot pretpark

De totale nucleaire afvalberg ligt nog eens 90 procent hoger als je het laagradioactieve afval meerekent. Dit kan al het bedrijfsafval uit kerncentrales omvatten, van gereedschap tot handschoenen maar ook medisch afval. Na 100 jaar heeft het leeuwendeel hiervan echter zijn toxiciteit verloren.

Zal ieder land zijn verantwoordelijkheid wel nemen om tenminste het hoogradioactieve afval voor de komende honderd millennia onschadelijk te maken? Nog niet eerder is wetenschap en mensheid uitgedaagd om over zo’n lange termijn te denken en een oplossing te vinden. De nucleaire branche lijkt nu haar verantwoordelijkheid deels te ontlopen. (Zie kader)Maar ook de techniek die het afval zou moeten kraken wil maar niet het laboratoriumstadium ontstijgen.

Het in 2003 geopende Habog van de Covra in gemeente Borsele zou 100 jaar moeten functioneren als opslagplaats voor het Nederlandse hoogradioactieve afval. Jaarlijks wordt hier 10 ton splijtstofafval uit Borssele opgeslagen. Tussen betonnen muren koelt het afval verder af doordat kortlevende splijtingsproducten als cesium en strontium vervallen

Het gebouw kan 350 ton verwerken en zit nu al halfvol. Nu Borselle tot 2033 openblijft zal het Habog moeten uitbreiden, maar hiervoor is een aanpassing van de kernenergiewet nodig. De politiek wil zich hier nog niet aan branden. Nog een probleem is het plutonium en uranium, dat Nederland nu in opwerkingsfabriek Cogema in La Hague van bestraalde splijtstof laat afscheiden.

Als de Kamer besluit dat opwerking niet meer mag (zoals de Amerikanen, Duitsers maar ook Finnen en Zweden doen), bijvoorbeeld om proliferatieredenen van plutonium, heeft het Habog een dubbel probleem. Bij opwerking wordt namelijk 95 procent van de splijtstof teruggewonnen, maar wanneer dit achterwege blijft vergroot de afvalberg naast Borselle plotseling met dat percentage. De niet opgewerkte splijtstofelementen zijn bovendien te groot om te bergen in Habog. De vraag is dus opnieuw actueel waar Nederland, relatief gezien een nucleaire dwerg op lange termijn haar kernafval bergt.

Een kernreactor die nooit in bedrijf kwam maar die meer rotzooi maakt dan een reactor die wel in bedrijf komt

Berging in graniet
De enige optie met de goede kaarten op onderzoeksgebied is nu langdurige opslag in diepe geologische lagen als klei, zout en graniet. Al vanaf het in bedrijf gaan van veel kerncentrales in de jaren zeventig is deze optie als meest haalbare kaart ingezet. Op plaatsen in de aardbodem waar de afgelopen miljoenen jaren geen geologische activiteit plaatsvond, kan afval millennialang langzaam zijn radiotoxiciteit verliezen, zonder in contact te komen met de biosfeer.

Inspiratie voor geologische berging komt mede uit de natuur. Zoals de ‘reactor’die de aarde zelf 2,5 miljard jaar geleden ontwierp in diepe aardlagen in het huidige Gabon. Bij Oklo ontdekten Franse geofysici in de jaren zeventig hoe hier in de aardkorst een spontane nucleaire splijtingsreactie was opgetreden in een uraniumertslaag.

Die natuurlijke kernreactie was mogelijk omdat het gehalte uranium 235 ten opzichte van uranium 238, dé kernbrandstof in de oertijd nog op de voor splijting benodigde 3 procent lag. Het gehalte is nu vervallen tot 0,7 procent, en al het natuurlijke plutonium is vervallen. Doordat water binnensijpelde dat als moderator diende (remde neutronen af), bleef de reactie op gang tot het uranium 235 was omgezet.

Alle splijtingsproducten ontstonden die ook in een kerncentrale gevormd worden. Het goede nieuws was dat het gevormde plutonium sindsdien zich maar enkele decimeters door de aardkorst verplaatste. Er zijn dus plekken in de aardkorst waar het verantwoord bergen is, en waar het afval dus ongestoord blijft liggen. Het geval in Gabon is nu ook op meerdere plaatsen in Canada aangetoond.

Het best onderzocht is de berging in graniet, en hierin loopt Finland samen met Zweden voorop. De Finnen hebben als enige Europese land al de definitieve locatie geprikt. Zij boren nu bij het West-Finse Olkiluoto de transporttunnel en de ventilatieschacht van een eindberging die in 2020 moet openen. Hier, vijfhonderd meter onder de grond belandt het hoogradioactieve afval afkomstig uit haar vier kerncentrales, met de vijfde in aanbouw en een mogelijke zesde als het Duitse EON toestemming krijgt om een nieuwe centrale te bouwen.

Het gebruikte bergingsconcept KBS3 is van Zweedse makelij. KBS3 is berekend op berging in graniet en gaat uit van een zogenaamd multiple barrier systeem. Meervoudige lagen dus, waarbij iedere afzonderlijke laag binnendringend grondwater moet weren. Water mag niet binnendringen omdat dit roest van het omhulsel en uitloging van radioactief afval kan veroorzaken, en dus verspreiding buiten de berging.

Het meer van Nokia, zo ziet ongeveer heel Finland er uit

Vijfhonderd meter diep
Het eigenlijke afval, gebruikte splijtstofstaven worden in een gietijzeren koker geschoven dat tegen mechanische schokken beschermt. Die gietijzerkern is omringd door een vijf centimeter dikke koperen huls, die in totaal vier meter lang is en het geheel weegt door al dit metaal 25 ton zwaar. Het koper is gekozen vanwege de corrosiebestendigheid. Vijfhonderd meter diep in een stabiele laag graniet zijn galerijen geboord.

Om de 10 meter is in deze galerij een verticaal gat geboord, als een grafkamer waarin de huls als een doodskist kan worden geplaatst.

De koperen huls met splijtstofstaven komt uit de kerncentrale en wordt bovengronds in een cilindervormige metalen container geladen. Een vrachtwagen rijdt die container naar beneden door de transportgang richting horizontale galerijen. Precies boven het verticale gat kantelt de cilinder en plaatst zijn uiteinde hermetisch boven de ‘grafkamer’.

De laadklep schuift open en de koperen huls wordt langzaam in de berging getakeld, met een hydraulisch systeem dat in de cilinder zit. De chauffeur blijft in de cabine en kan na plaatsing van het kernafval met deze cilinder weer terugrijden en de volgende kandidaat ophalen.

Voor plaatsing van de koperen huls wordt de‘grafkamer’ eerst deels gevuld met bentonietklei. Deze klei zwelt bij eventueel binnendringen van grondwater waardoor watertransport stokt. Na plaatsing van de huls wordt de overgebleven ruimte verder gevuld met klei. Als een soort mummies in een dodengalerij doorstaat het afval hier de tijd uit tot de straling is afgenomen beneden het niveau van de normale achtergrondstraling op aarde. Zijn de dodenkamers in de galerij vol dan wordt ook deze gevuld met bentonietklei.

Omdat radioactief afval bij verval veel warmte afgeeft kan die warmteproductie de zweleigenschappen van klei beïnvloeden. De afstand tussen galerijen, veertig meter en de koperen hulzen is daarom zo berekend, dat de maximum temperatuur op 70 graden Celsius blijft. “Boven de honderd graden Celsius verhardt de bentonietklei”, zegt Nils-Christian Wikstrom, hoofdingenieur opbergingstechnologie bij Posiva.

“Die klei moet juist zacht blijven om water te kunnen absorberen. Daarom hebben we de warmteproductie van het afval en de afstand tussen galerijen en koperen hulzen zo berekend dat de temperatuur niet verder stijgt. Ook de granietsoort waarin je bouwt is hierbij van belang bij warmte en watertransport. Je kunt ons ontwerp dus niet zomaar in een andere plaats toepassen.” Een ventilatieschacht is nodig om de eerste eeuw de warmte af te voeren, tot het hoogradioactief afval het grootste deel van zijn energie heeft verloren.

De Finse modelberekeningen zijn mede gebaseerd op de proeven die het Zweedse SKB uitvoert in haar Aspo Hard Rock Laboratory aan de Botnische Golf. “Wat locatiekeus betreft zijn wij verder dan de Zweden maar qua concept en onderzoek zijn zij verder dan ons, dus werken we nauw samen”, zegt Wikstrom.

“Wij gebruiken andere afstanden tussen galerijen en hulzen omdat we in een andere granietsoort werken, maar het basisidee hebben we van SKB.”De locatie van het lab van de Zweden wordt niet de plek van de eindberging. De regering moet hierover nog een keus maken uit twee locaties in Oost Zweden.

….keileem van de Weichselien-Ijstijd

IJstijdbestendig
De eindberging moet niet alleen op water en warmte berekend zijn. Vanwege de bergingsperiode van 100.000 jaar moet hij ook ijstijdbestendig zijn. Want binnen enkele millennia, als een nieuwe ijstijd de wereldtemperatuur doet dalen zal Finland onvermijdelijk weer bedekt raken door een gletsjer. De bunker moet daarom geboord worden in een stabiele geologische laag, die ook bij de druk van twee kilometer dik ijs geen krimp geeft. Ook moet hij op een plaats liggen waar geen scheuren in het graniet zitten zodat water kan doordringen in de berging.

In de huidige fase van het project vindt daarom in de diepte geologisch en hydrologisch onderzoek plaats. Dit moet uitmaken welk volume aan gesteente scheurvrij is, want breukzones vormen namelijk de weg waarlangs water loopt. De beste lokatie voor eindberging is dus een blok graniet met een minimaal gehalte aan scheuren. De geofysici bepalen nu op welke afstand dit granietblok ligt van de nu geboorde tunnel.

Geofysische ingenieurs hebben nu eerst 43 gaten geboord tot 800 meter diep op de site in Oikiluoto. Zo konden zij met hulp van akoestische metingen dit jaar het eerste nauwkeurige model van de ondergrond leveren die mogelijk scheurvorming in kaart brengt. Scheuren zijn van belang voor watertransport, en dit water moet zo lang mogelijk buiten de berging blijven. De berging is gepland in een solide brok graniet tussen zogenaamde deformatiezones, waar wel scheurvorming optreedt.

“Wij moeten precies lokaliseren waar het juiste gesteente zit voor de eindberging zit en hoe groot het volume is”, zegt Ismo Altaanen, geofysicus bij Posiva. “Met de meetgegevens hebben we een nieuw geologisch model gemaakt waarmee de ontwerpers kunnen controleren of ze de bergingsgalerijen op de goede plaats plannen, dus in de scheurvrije zone.” Voor bescherming tegen de beweging van gletsjerijs heeft een bovenliggende deformatiezone met kleine scheurtjes juist een beschermende functie. Het kan horizontaal gerichte krachten absorberen die het schuivende gletsjerijs veroorzaakt

Tot 2009 vindt het uitboren plaats van de belangrijkste transporttunnel en een ventilatieschacht tot een diepte van 420 meter. Na uitvoeren van alle geologische en hydrologische tests moet de regering een definitieve constructievergunning geven. In het volgende stadium tot 2011 moet de einddiepte van 520 meter gehaald worden. Vanaf 2015 wordt dan de bergingsruimte uitgeboord en er volgen proeven met het bergingssysteem. Van 2020 tot 2100 vinden hier dan 3000 hulzen met in totaal 6500 ton gebruikte splijtstof hun laatste rustplaats.

Kerncentrale Doel (BE) de Belgen hebben er 7 in bedrijf. En dus hebben ze ook al die windmolens niet zo nodig in dat kleine landje

Boomse klei in Belgie
Een klein land als België experimenteert met ondergrondse opslag in Boomse klei, vernoemd naar de Belgische stad en landstreek. Deze 100 meter dikke kleilaag is al 30 miljoen jaar geologisch stabiel loopt onder het noorden van Vlaanderen door en Nederland. Een eventuele Belgische eindberging van radioactief afval uit de centrales van Doel en Tihange zou in deze kleilaag moeten komen. In 2035 moet in principe een eindberging klaar zijn voor het Belgische afval.

De klei is de meest geschikte kandidaat vanwege twee gunstige barrière-eigenschappen. Het watertransport ligt op maximaal een millimeter per 1000 jaar. Bovendien sluit de klei door plastische werking vrijwel iedere holte meteen af. “Als je een gat in Boomse klei boort sluit deze bijkans achter je rug terwijl je er langs loopt”, zegt Geert Volckaert, leider van het afvalbergingsonderzoek van het Studiecentrum Kernenergie SCK-CEN. “Scheuren die bij uitgraving ontstaan zijn binnen een maand weer afgesloten, wat dus gunstig is omdat dit het afval omsluit.”

Het SCK-CEN heeft vlak over de Nederlandse grens bij Mol in 2002 een nieuwe galerij gebouwd op 225 meter diepte, als onderdeel van haar Hades-laboratorium. Hier in Hades herhalen de Belgen op grote schaal tests die zij voorheen alleen op kleine schaal uitvoerden. In het nieuwste experiment wordt een betonnen galerij van 30 meter lang nu tien jaar verhit met verwarmingselementen. Die verwarming moet de warmteproductie van afvalcontainers simuleren.

“Die tien jaar is nodig om de omringende klei voldoende op te warmen om de warmteproductie van echt afval na te bootsen in een echte eindberging”, zegt onderzoeksleider Geert Volckaert. “De temperatuur in de omringende kleilaag stijgt dan met tientallen graden waardoor de waterdruk toeneemt met 10 bar, op een totale gronddruk van 44 bar. Het water in omringende klei zet uit door de opwarming en kan nergens naar toe want klei transporteert water nauwelijks. In het lab levert die druktoename geen problemen op voor de stabiliteit van de berging maar dat willen we nu op grote schaal bevestigd zien.”

De reactor van NRG in Petten

Alle testresultaten in Hades leveren een papieren onderzoeksberg die de regering in 2013 helpt beslissen over definitieve eindberging. Wat het bergingssysteem betreft kiezen de Belgen voor een ander concept dan de Finnen. “Er zijn ruwweg twee manieren om je afval te transporteren naar de eindberging”, zegt Volckaert.

“De Finnen gebruiken een transportcilinder op een vrachtwagen die ze weer mee terugnemen. Het voordeel is die terugneembaarheid van de cilinder maar je kunt niet meer met personeel bij de huls met afval komen. Wij kiezen een systeem waarbij je in noodgevallen toch nog met personeel de container kunt bereiken. De consequentie van ons concept is wel dat je een veel dikkere afscherming rond het afval nodig hebt, die tonnen zwaarder is.”

Het Belgische kernafval dat na opwerking uit de Franse opwerkingsfabriek Cogema komt zit verpakt in cilinders van 150 liter. Bij de Fransen wordt het splijtstofafval in een glazen matrix gegoten, immobiliseren heet dat. Die staven met afval komen in een huls gietijzer met een buitenwand van 3 centimeter dikte. Daarom heen komt een betonlaag van 70 centimeter om straling te weren tot voor mensen onschadelijke proporties. Hierdoor krijgt de totale container een lengte van ruim 4 meter en een gewicht tot 60 ton.

Om dit gevaarte veilig op 200 meter diepte te krijgen gebruiken de Belgen een draagstoel, die de container via een transportschacht naar beneden laat. Het traject door de galerij naar de eindberging wordt met een luchtkussenrail afgelegd. “Dat zware transport is vrij standaard techniek”, zegt Volckaert. “Airbus gebruikt ook zo’n luchtkussenbaan om bijvoorbeeld de romp en vleugel te transporteren. Het is afgeleid van wat de Duitsers in de zoutmijn gebruiken bij Gorleben.”

HEt boren van de galerijen in klei is eveneens standaardtechniek, vergelijkbaar met hoe metrogangen en ondergrondse tunnels worden geboord zoals in kleilagen bij tunnels onder de Schelde. De versteviging van deze galerijen vindt plaats met 30 centimeter dik beton. Als de bergingsgaten in de galerijen vol zitten met afval worden die galerijen verder gevuld spuitbeton zodat de gronddruk ook over duizenden jaren de betongalerij niet kan platdrukken.

Snelle kweek-reactor Kalkar, vorige generatie, nu pretpark

Zout
Al sinds de jaren zeventig hebben Europese landen de optie onderzocht van eindberging in onderaardse labs in zoutmijnen als in het Duitse Asse. Hier, 800 meter onder de grond werd tot 1978 ongeveer 24.000 ton laag en middelhoogradioactief afval opgeslagen in galerijen die in het zout waren geboord.

“Zout is geschikt omdat het droog is, waterwerend en het sluit zich rondom de berging zodat het afval van de buitenwereld geïsoleerd wordt”, zegt André Versteegh, directeur van nucleair onderzoeksinsituut NRG in Petten. De kans dat afval uitloogt en in schadelijke concentraties in de biosfeer komt is verwaarloosbaar. De Cora-commissie heeft dan ook in 2001 al de regering geadviseerd dat eindberging in zout voor ons de beste optie is, maar om politieke redenen is toen niets met dat advies gedaan en verder onderzoek naar een locatie is gestaakt.”

Wat het Cora-rapport al wel aanstipte is de invloed van straling op zout. Bij lange intensieve bestraling kan zout door radiolyse ontleden, waardoor natrium en chloor ontstaan. Deze stoffen kunnen in een explosieve reactie weer tot natriumchloride terugvormen, zo liet Gronings fysisch onderzoek dit voorjaar zien. Explosies zouden de stabiliteit van zoutberging kunnen aantasten, maar de daadwerkelijke gevolgen voor een zoutberging blijken omstreden.

Testreactor Petten

De mijn in Asse moet in 2013 sluiten. Sinds 1998 is het NRG daarom betrokken bij onderzoek naar veiligheid van die sluiting. Gek genoeg wordt de mijn namelijk niet alleen gevuld met zoutbrokken maar ook met water. Mijnschachten vullen met water is een standaard mijnbouwkundige oplossing om verzakking te voorkomen. Maar water is tegelijk de aartsvijand van nucleair afval over langere tijd, en dus niet een eerste keus van afvalexperts In de mijn worden daarom dammen aangebracht waardoor het water niet kan stromen. Toch zal het water het afval binnen enkele eeuwen bereiken waarna het corrosieproces en de uitloging van afval begint.

Het NRG onderzocht daarom voor de operator van de mijn hoeveel radioactieve stoffen op termijn in welke doses in de biosfeer terecht zouden komen. Ze keken naar de transportsnelheid van radioactieve stoffen, de stroming van het water en de tijd die nodig zou zijn om de stoffen buiten de mijn in de biosfeer te krijgen. Nu blijkt dat het afval dat in de biosfeer binnendringt in een periode van 1000 tot 100.000 jaar qua stralingsdoses niet boven de wettelijke norm komt.

Het NRG doet ook mee in een nieuw Europees onderzoeksprogramma naar zoutberging, waarbij de mogelijkheid om afval later terug te halen een rol speelt. “Al sinds de jaren negentig is terughaalbaarheid een Nederlands stokpaardje”, zegt Versteegh. “Dat was een politiek besluit waar technisch gezien nogal wat tegen valt in te brengen. Je wilt je juist dat je het afval onbereikbaar afsluit. Maar als in latere generaties een betere oplossing wordt gevonden moet de mogelijkheid bestaan om alsnog bij het afval te kunnen. Het idee, dat je afval moet kunnen terughalen is inmiddels door de meeste landen overgenomen.”

Normaal gesproken worden galerijen volgestort, of afgesloten met een bentonietplug zoals de Finnen doen. Bij terughaalbaarheid speelt de materiaalkeuze van die plug een rol, waarmee je de afvalgalerijen afsluit. Volstorten met spuitbeton zoals de Belgen doen maakt, dit een zware klus, maar een plug van zout en bentoniet maakt heropening mogelijk. De Finse bentonietplug kan door toevoeging van warm water week gemaakt worden.

…Steenmijnbouw Neanderthal…

Denken in tijdspan van millennia
Maar waar moet nu een definitieve berging komen? Het aanwijzen van een locatie blijft een lastige klus, vanwege de zoektocht naar gunstige geologie, én politieke gevoeligheid. Zo hebben de Fransen al wel een onderaards lab in Bure, maar nog geen definitieve locatie om de afvalberg uit 59 kerncentrales onder het tapijt te schuiven. In 2015 moet de regering een beslissing nemen. De Amerikanen kozen voorlopig voor één nationale eindberging in Yucca Mountain in Nevada, maar naast politieke weerstand blijft het hier letterlijk bezwaren regenen. (zie kader)

Rest nog de vraag wat Nederland als nucleaire dwerg nu doet, aangenomen dat de opwerking van afval mag doorgaan en dat Habog mag uitbreiden om het afval op te vangen dat Borselle tot 2033 produceert. Een eindberging in diepgelegen zoutlagen is veilig, en we hebben meer klei dan de Belgen. Maar een eigen berging is duur, tot 400 miljoen euro voor een zoutberging en bijna het dubbele bedrag voor klei.

Ook vraagt die eindberging 40 jaar voorbereiding zoals de Finnen laten zien. De Finnen kunnen de ruim 3 miljard euro betalen omdat de beheerders van de centrales bij de bouw meteen een potje geld reserveerden. Bij ons draait de belastingbetaler voor de bergingskosten op. Zou er voor Nederland en andere nucleaire dwergen geen betere oplossing bestaan?

“Het is eigenlijk vreemd dat ieder klein land zelf zijn eigen afval moet bergen”, zegt Covra-directeur Hans Codee, verantwoordelijk voor de berging van het Nederlands nucleaire afval. “De elektriciteitsmarkt is ook grensoverschrijdend dus waarom zou dat voor nucleair afval niet kunnen. Het lijkt een beetje middeleeuws, alsof ieder klein dorp zijn eigen afval moet verwerken, ieder huis zijn eigen mesthoop. Landen als Zwitserland en Tsjechië zijn ook nucleaire kleintjes die net als ons gebaat zouden zijn bij een gezamenlijke oplossing in plaats van miljarden te steken in een eigen berging.”

Codee is dan ook met acht landen, waaronder Zwitserland in onderhandeling over een gemeenschappelijke oplossing, in het kader van het door de EU gesponsorde SappierII programma, waarvan Covra de aanvoerder is.

“De onderhandelingen gaan expres nog niet over een locatie, dat ligt zo gevoelig dat het iedere discussie doodslaat”, zegt Codee. “We overleggen over de mogelijkheid om de verwerking gezamenlijk aan te pakken, en de manier waarop dat zou moeten. Met de milieubeweging is helaas geen gesprek mogelijk, die roept alleen maar dat ze teugen is, dus proberen we ons rechtstreeks tot het publiek te richten en zo open mogelijk informatie te geven over de bergingsopties.”

De Duitsers schakelden 9 kerncentrales uit, omdat Merken De Groenen de pas wilde afsnijden

Geen vooruitgang zonder risico’s
Maar ook nationale wetten staan in de weg, zoals de Franse Battaillewet uit 1991 die berging van buitenlands afval verbiedt. De veiligheid van bergingsconcepten hoeft het probleem niet te zijn, mits de geologie en het bergingssysteem goed in kaart zijn gebracht. In Finland, waar al sinds de jaren zeventig het onderzoek loopt zijn zelfs de Groenen in de regering om, zij hebben hun protest tegen nucleair laten varen. Niemand zal de komende duizenden jaren last krijgen van lekkende vaten.

Eindberging is tevens onvermijdelijk want het al geproduceerde afval is niet meer te behandelen. Gebruikte splijtstof wordt namelijk voor tijdelijke berging verglaasd in silicaten. Langlevende splijtingsproducten zijn dus niet meer af te scheiden, mocht transmutatie ooit een oplossing worden.

Eindberging in geologische lagen is dus hooguit de minst slechte oplossing, dankzij menselijk onvermogen en de onmenselijke tijdschaal waarin het afval bewaard wordt. Wat Neanderthalers ooit met elkaar afspraken in het Pleistoceen kunnen we ook nauwelijks meer achterhalen. De boodschap die wij nu achterlaten is voor latere generaties onleesbaar.

In de nucleaire dodengalerijen blijft een twintigste-eeuwse variant op de faraovloek hangen, die te ambitieuze mijnbouwers en archeologen in de toekomst tegemoet zal stralen.

Niet wetenschap met haar statistische waarschijnlijkheid, maar alleen hoop geeft de 100 procent garantie dat de toekomstige mens zo diep niet komt. “Oplossingen zonder enig risico bestaan niet”, zegt Codee. “Zonder risico’s was per definitie nooit enige technische vooruitgang geboekt. Je kunt daarom met nog meer rapporten komen en nog meer onderzoek, Maar dan krijgen we te horen, dat we ondanks al dat onderzoek nog steeds geen oplossing hebben gevonden. Het is nu dus tijd om stappen te zetten.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *