In dit zaterdagse archiefverhaal mijn publicatie voor HP de Tijd van 29 juni 2006: Natuurorganisaties claimen de rust van natuurschoon als heilzaam paardenmiddel tegen de ratrace van het Westerse welvaartsleven. Maar ze ontvangen ook jaarlijks honderd miljoen bezoekers die steeds mondiger en luidruchtiger hun wensen uiten.
Ook doen natuurclubs met bevriende LNV-ambtenarij alles om de tanende populariteit van natuurclubs te compenseren met publiekscampagnes voor ‘bewustwording’ en ‘draagvlak’. Ook verbouwen ze natuurgebieden tot recreatieterreinen, mountainbike-parcours en ‘smulbossen’ voor allochtonen.
Is er dus nog wel een officieel natuurgebied in Nederland waar je een uur kunt lopen zonder iemand tegen te komen?
‘Bijkomen van de hectiek van alledag’
Voor de door welvaartsziekten gekwelde werkende burger geldt maar een heilzaam paardenmiddel: rust in de natuur. Op dit punt bestaat bij zowel de natuur- als de vakantiesector met haar paradijselijke wervingsfoto’s een opvallende overeenstemming.
Een advertentie voor natuurcampings van Staatsbosbeheer vat het gezondheidsdogma van de natuur goed samen: “Het ochtendgloren brengt dauw op het gras. Een vogel begint aarzelend te zingen. Rust alom. Ruimte in je hoofd en tijd om bij te komen van de hectiek van alledag”.
Een gebrek aan natuur zou mensen zelfs ziek maken. Opvoedkundige bestsellers als ‘Last child in the woods’ van Richard Louv laten bijvoorbeeld geen twijfel over de oorzaak van de Amerikaanse ADHD-epidemie: kinderen leven teveel in cyberspace en komen te weinig met natuur in aanraking.
Louv introduceerde daarom de term Nature-deficit-disorder. Niet drie keer daags een dosis Ritalin maar dagelijks groen moet de geestelijke gezondheid van welvaartsjeugd redden.
Het dogma dat natuur de plek is voor een mens om zich te ontspannen wordt dus breed gedragen. De natuur is dan ook ’s lands meest favoriete recreatieplek. Het vaderlands natuurgerelateerde bezoek overstijgt al jaren de 100 miljoen dagjesmensen en recreanten. De trend is bovendien dat zij niet enkel meer op zondag of in de vakantie komen maar de hele week en op ieder uur.
Om kort te gaan: het wordt dringen in de natuur, een trend die sinds het schrijven van dit verhaal in 2005 (voor HP de Tijd) enkel versterkte.
Grijze duiven
Voor het huidige toegenomen natuurbezoek zijn verschillende verklaringen. De bevolking neemt toe, maar ook het aantal mensen met vrije tijd. Zo lijkt de vergrijzing bij te dragen aan een groeiende groep dagjesmensen op verschillende tijdstippen. De vergrijzende duif vormt samen met gezinnen en sportievelingen het leeuwendeel van het natuurpubliek.
‘De jongere’ is er overeenkomstig het boek van Louv bijna niet te vinden zo blijkt uit onderzoek van het Wagenings onderzoeksinstituut Alterra. Over dik 25 jaar is het dus weer bijzonder rustig in het vaderlands groen, als de grijze duiven naar de eeuwige jacht- danwel klachtenvelden zijn vertrokken.
Natuur en gezondheid is ook ín. Zo groeit het leger amateurfotografen dat de natuur in trekt voor populaire sites als Birdpix en Nederpix. “Met de inburgering van de digitale camera is hun aantal in vier jaar verviervoudigd”, zegt natuurfotograaf Ruben Smit die zelf veel in Nederlandse ‘wildernis’ fotografeert.
Als winnaar van de BBC-wildlife photographer of the year prijs geeft Smit workshops aan aspiranten. “Sommigen verschijnen met lenzen waar je vroeger jaren voor zou sparen en beschouwen zich dan ook meteen als fotograaf. Die rage komt mij niet slecht uit want mijn workshops zitten iedere keer vol.”
Het vogels kijken, een nationale sport in Engeland is ook in Nederland een geaccepteerde bezigheid geworden. Niet enkel bebaarde wollen sokken duiken achter de verrekijker, ook Bn’ers als tekenaar Peter van Straaten komen uit de kast als vogelminnaar. De vrouwenbijlage van het NRC, Leven & Cetera behandelt wekelijks zowel een favoriete vogel als een nieuwe wandelroute.
Joggen en de gezondheidscultuur jaagt steeds meer mensen naar buiten, en nu in Coronatijd ontstaan ware files voor toeritten in bos en natuur.
Mensen voor natuur, natuur voor mensen
Daarnaast is de toegankelijkheid van natuurgebieden verbeterd, mede onder druk van de overheid. Sinds in 2000 de nota ‘Mensen voor natuur, natuur voor mensen’ bij het ministerie van LNV verscheen verschoof het zwaartepunt bij beheer van vaderlands groen naar menselijk gebruik. Het politiek draagvlak voor ‘grand design’- natuurbeleid als de Ecologische Hoofdstructuur nam af, zo was de perceptie bij Andre van de Zande van het Ministerie van LNV.
Met meer mensen in dichter contact met natuur zou dit worden verholpen.
De recreant moest dus meer de ruimte krijgen en Staatsbosbeheer kreeg een streefcijfer voor 2005 opgelegd om tenminste 90 procent van haar ruim 200.000 hectare terrein (= 2x Veluwe) open te stellen.
In 2005 was bij ’s lands grootste terreinbeheerder dit door het ministerie van LNV opgelegde streefcijfer gehaald. En daarbij is nog eens 7,5 procent van de terreinen door middel van excursies toegankelijk. Het hardnekkige idee dat natuur in Nederland onbereikbaar achter een hek zit is dus lichtelijk overdreven.
Slechts 2,5 procent van het SBB-terrein is ontoegankelijk, meestal om dwingende ecologische redenen. Inmiddels is vanwege het SER Energieakkoord, en de lust van Sylvo Thijssen om met 87 miljoen euro subsidie ook nog eens een gelijk bedrag uit de markt te halen, ook voorheen ‘beschermd’ natuurgebied tot houtkapvlakte verbouwd.
Zelfs de 1 procent ‘Bosreservaten’- no take zones die 1987 werden ingesteld- zijn niet heilig of veilig meer.
Smulbossen
Ook ’s lands grootste particuliere gebiedsbeheerder Natuurmonumenten slooft zich uit om de bezoeker voorop te stellen. Om de allochtoon de natuur in te krijgen bezoeken bestuurders van de vereniging zelfs moskeen om de natuurliefde bij moslims aan te wakkeren. Serieuze plannen voor een heus allochtonennatuurpark met ‘bomen om in te klimmen en vruchten om te plukken’, het ‘smulbos’ bij Bergen sneuvelde 2004 nog maar net in al haar goede bedoelingen.
De strijd om de gunst van de bezoeker is een dagtaak geworden voor natuurorganisaties, en de reden mag duidelijk zijn. De inkomsten van natuurorganisaties zijn afhankelijk van subsidieverstrekkers.
Staatsbosbeheer drijft jaarlijks op 80-90 miljoen belastingeuro’s en ook Natuurmonumenten is bij een jaarbudget van ongeveer 100 miljoen euro voor 50 procent afhankelijk van overheidssubsidie. Laatstgenoemde moet ook leden aan haar binden.
Nederlandse natuurorganisaties hebben relatief veel geld nodig voor beheersactiviteiten. Dit is inherent aan het karakter van Nederlandse natuur. Op een klein landoppervlak willen we zoveel mogelijk afwisseling en dat vraagt om ingrijpen dat veel op tuinieren lijkt.
Zonder ingrijpen zou ieder gebied dichtgroeien met bomen, want bos is de natuurlijke staat van dit laagland in gematigde klimaatzone. Zo blijft een moeras als het Naardermeer enkel een moeras als je boomgroei en riet periodiek wegmaait. De stuifzanden op de Veluwe en in Brabant, uniek in Europa blijven enkel stuiven als beheerders vegetatie verwijderen.
Wanneer ze dus tegengaan wat de natuur van nature doet, dan noemen we dat ‘natuurbeheer’. Daarnaast besteden natuurclubs als Natuurmonumenten tussen de 20 en 30 miljoen euro aan marketing en lobby-activiteiten per jaar. Al het publieks-pleasen helpt echter niet, afgemeten naar de leegloop van natuurclubs.
Het ledental van Natuurmonumenten halveerde sinds het piekjaar 2001 naar onder de 500 duizend anno nu. Daarom sjoemelt Bjorn van den Boom met Marc van den Tweel nu met de definitie van wat een ‘lid’ is, om op papier te doen lijken dat nog 700 duizend mensen de club steunen.
Ondergetekende zegde 2010 op, vanwege het verval van de club tot ordinair marketingbedrijf en arrogant grootgrondbezitter, hoe zij zich opstellen naar familiebedrijven van boeren en vissers via misbruik van staatsmacht.
Mountainbikers en rolstoelpaden
Het zwaartepunt in de marketing ging weg van de klassiek aandacht voor de natuurlijke historie, plant- en diersoorten. En steeds meer op genot, ‘beleefbare natuur’ zoals Staatsbosbeheer dit noemt.
Die ‘beleefbaarheid’ werd gefaciliteerd met de forse uitbreiding aan kijkhutten, uitkijktorens, kunst in de natuur. De moderne natuurbezoeker laat de traditionele bammetjes met thermoskan thuis. De afgelopen vijf jaar openen natuurorganisaties dan ook steeds vaker horecagelegenheden binnen hun bezoekerscentra.
Natuurorganisaties proberen aan iedere doelgroep tegemoet te komen. Voor mensen die graag op slecht wegdek, of naast het fietspad fietsen heeft Natuurmonumenten een netwerk van mountainbikeroutes in het leven geroepen. Voor invalide natuurvrienden werden verharde rolstoelpaden aangelegd.
De wilderniszoekers kregen juist weer meer primitieve wandelpaden dwars door natuurgebieden, om zoveel mogelijk natuur te zien zonder al te veel menselijke soortgenoten.
Staatsbosbeheer legt een groeiend aantal natuurcampings aan op steeds nieuwe plaatsen om toch de honger naar rustgevend groen te faciliteren. Met voor de echte groene fijnproevers de paalcampings met een waterpomp als enige voorziening. Primitiviteit werkt hier tweeledig.
Marketingtechnisch voor het idee om op survival te zijn, en als afschrikmiddel tegen luidruchtige liefhebbers van Frans Bauer met nageslacht. Van 2001-2005 kwamen 20 GPS-wandelroutes bij het primitieve assortiment. Wandelaars mogen hier dwars door de natuur banjeren langs vastgelegde coördinaten, zoals dit in Engelse Nationale parken kan volgens het Common Grounds-principe.
“We waren in het begin wel bang of dit ook natuurschade zou veroorzaken”, zegt Staatsbosbeheer-ecoloog Meta Rijks. “Maar in de praktijk blijkt het mee te vallen. Er blijkt maar bij een selecte groep mensen de behoefte te bestaan om buiten de paden te wandelen, waar je maar modder hebt en prikkende braamstruiken.
Meer dan over ontoegankelijkheid krijgen we vaker klachten over wandelpaden die op regendagen onder water lopen. Veel mensen die in de natuur wandelen willen geen vieze schoenen krijgen.”
Is de liefde wederzijds?
Alle inspanning van de groene sector om de recreant te plezieren leidt niet per definitie tot wederzijdse liefde. Zo blijft het ledental van een organisatie als Natuurmonumenten paradoxaal genoeg dalen, zoals vermeld. Vandalisme bij natuurvoorzieningen als kijkhutten blijft een hardnekkig fenomeen. Menig vogelhut en informatiestand is al geofferd op de brandstapel van de groei naar volwassenheid.
Ook verschijnen er steeds meer Nederthalers in Nederlandse natuur, de Nedervariant op de beroemde oermens. Sinds 2001 komen boswachters daarom niet meer zonder cursus conflicthantering in het veld. Lag jarenlang de nadruk op ‘goed gastheerschap’, van deze vriendelijke meneer-benadering moeten natuurclubs noodgedwongen vaker afstand nemen.
“We proberen altijd met twee mensen op stap te gaan”, zegt Tom Visser die het toezicht in gebieden van Natuurmonumenten in Zeeland en Zuid Holland coördineert. “Als je bijvoorbeeld mensen aanspreekt, die in het broedseizoen hun hond laten loslopen kunnen ze volledig uit de stekker gaan.
Een nee nemen weinig mensen nog voor lief. Natuurpubliek in zijn algemeen wordt steeds agressiever, al ligt het ook aan de regio waar je werkt. De drank en strandrecreanten die ’s zomers in de Zeeuwse duinen komen zijn bijvoorbeeld van een heel ander slag dan bijvoorbeeld de Veluwe.”
Met het wegvallen van veldtoezicht door de afschaffing van de veldpolitie is natuurterrein ook definitief een criminele vrijhaven geworden, zo is de perceptie. Natuurterreinen zijn een favoriete dumpplek voor chemicaliën van XTC-labs, de branche waar een klein land groot in kan zijn.
Nieuwe wapenbezitters oefenen hun blaffer in het Amsterdamse bos, op beuken op de Utrechtse Heuvelrug, en boswachters moeten regelmatig uitrukken om de stekker te trekken uit illegale feesten en drankgelagen in beschermd natuurterrein.
“Verder is de stroperij in natuurgebieden uit de hand gaan lopen”, zegt Visser. “Ze weten dat de pakkans nihil is en in tegenstelling tot ons kunnen stropers zeven dagen per week actief zijn. We proberen dat gat op te vangen door samenwerking met wildbeheereenheden.
Sinds 2004 werken we in Zuid Holland met de milieupolitie samen, maar we merken dat wij voor de politie qua prioriteit een beetje half er bij hangen.”
Maar loslopende honden en hun ‘mondige’ eigenaren blijven bekeuringsitem nr 1 in natuurterreinen. Optreden is noodzakelijk om wild als herten in een gebied te houden. De tamme nazaat van de wolf is voor wild de belangrijkste stressfactor waar ze hun gedrag op aanpassen.
“Tijdens de MKZ-crisis waren onze natuurterreinen afgesloten en zag je plotseling midden op de dag herten lopen. Dat zie je normaal gesproken nooit meer.”
Sinds in Victoriaans Engeland het wandeltoerisme werd uitgevonden zoeken mensen de natuur op om hun ziel te zuiveren van de ‘vuile stad’.
De natuur wordt dan gedefinieerd als een afwezigheid van stad, moderniteit en haar bewoners. De mate van natuurlijkheid is dus meetbaar aan de mate van afwezigheid van moderne menselijke soortgenoten. Afgezien van het eigen gezelschap komt de ware natuurliefhebber pas tot rust bij de afwezigheid van medenatuurgebruikers.
Waar is het nog stil in natuurgebieden?
Wanneer je mensloosheid als uitgangspunt neemt kun je de legitieme vraag stellen of natuur in Nederland wel de geschikte heilskandidaat is. Is er dus nog wel een plaats in Nederland waar je met enige zekerheid de Neanderthaler en zijn jachthond kan mijden, al was het maar een klokuur? En kun je een leger grijze duiven ontlopen die gekleed in knalrode fleecejassen samen goed voor de conditie doen?
Want er zijn nu eenmaal welvaartsfenomenen die ieder stukje heilzame wildernisromantiek in luttele seconden de das om doen.
Het is mogelijk, maar er zijn zware middelen nodig. De ware zoeker naar wild en wildernis moet voor zonsopgang uit de veren, buiten het weekend en hij moet niet te beroerd zijn om flinke afstanden per benenwagen of racefiets af te leggen. Dan nog is deze combinatie geen garantie. Sinds de hardlooprage dit millennium ontstond, zijn veel gebieden rond woonkernen al om zes uur ’s ochtends het domein van puffende joggers.
De welvaartsmaatschappij laat zich lastiger afschudden dan sommige natuurfolders doen vermoeden.
Kijkend naar de bezoekcijfers van gebieden van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, ’s lands grootste groenvoorzieners valt in ieder geval op waar de no-go area’s liggen. Het Haagse Bos met 2,2 miljoen bezoekers lijkt in ieder geval af te vallen evenals. De duinen bevatten meer mensen dan konijnen.
Zo lijkt het Noord Hollandse Duingebied bij Schoorl lijkt redelijk overvol met 2 miljoen bezoekers en de Kennemerduinen tekenen ook al voor een anderhalf miljoen.
Enquêtes van Staatsbosbeheer geven aan dat het ‘gevoel van drukte’, de druktebeleving van haar gebiedsbezoekers vooral in het Westen jaarlijks toeneemt. De ware rustzoeker moet dus, enigszins voorspelbaar, weg van de Randstad en op onze weg terug naar de natuur is een goede auto dus essentieel.
Als meest geschikte kandidaat lijkt ons grootste natuurgebied, de Veluwe dan geschikt. Maar met jaarlijks 30 miljoen recreanten lijkt ook hier het heilige doel van een hondenloos uur tot mislukken gedoemd.
Toch is onze nationale bostrots volgens natuurfotograaf Ruben Smit een van de weinige plekken in Nederland waar de toerist die geen toeristen wil zien tot zijn recht komt. Smit bracht daarom dit voorjaar het fotoboek Verborgen Veluwe uit. Hierin legt hij de wilde kant van dit natuurgebied vast alsof de gletsjers van de voorlaatste ijstijd nog maar net zijn teruggetrokken.
“Het lijkt onwaarschijnlijk, maar toch is de Veluwe met 100.000 hectare daar nog groot genoeg voor”, zegt Smit. “Al moet ik wel toegeven dat ik meestal met slecht weer ga, dan heb je meer kans op betere foto’s en minder kans om mensen tegen te komen. Ook gebieden die alleen via water of met een extra inspanning toegankelijk zijn kun je nog zonder al te veel recreanten bezoeken.”
Andere desolate voorbeelden zijn volgens hem Oost-Groningen, wijkplaats van de laatste echte communisten en het uiterste oosten van het rivierengebied. “Dat zijn plekken die relatief onbekend zijn maar voor de rest denk ik dat je dan alle rustige gebieden in Nederland wel gehad hebt”, zegt hij.
“De Waddeneilanden bijvoorbeeld waren twintig jaar geleden nog een oase van rust buiten het hoogseizoen, maar nu zie je onafhankelijk van de tijd van het jaar continue mensen rondlopen.” De bezoekcijfers van de natuurgebieden van Staatsbosbeheer op Texel (2,5 miljoen) in 2005 bevestigen dit idee.
De Veluwe dus voor de wilderniservaring. Informatieborden aan de rand van de Veluwezoom laten in ieder geval al geen misverstand bestaan over de aanwezigheid van wilde dieren. Wild, zwijn, ree edelhert en vlakbij het bezoekerscentrum een dassenburcht. Het moet wel goed gaan.
Maar vandaag blijken de Jack Russell en labrador de meest voorkomende diersoort en al na vijftien minuten moet de stopwatch op reset. Mislukt, al blijkt de daaropvolgende 30 minuten redelijk hondenloos te verlopen.
Wiet wiet wiet
Na de Veluwe blijkt het beste advies een gesloten excursie in een beperkt toegankelijk gebied. Plotseling valt de Randstad weer binnen de mogelijkheden. Zoals de kern van Natuurmonumenten haar oudste reservaat het Naardermeer, dat met gids en fluisterboot toegankelijk is in tochten van ongeveer drie uur. Misschien dat hier de breed beleden rust dan toch eindelijk neerdaalt.
Aan de voor de te mijden doelgroep demotiverend klinkende combinatie -fluisterboot en moeras- kan het niet liggen.
‘Wiet wiet wiet’, zo horen we volgens onze natuurgids tijdens de vaartocht. “Dat is de roep van de fitis”, verklaart hij, maar een bootgenoot heeft hier andere interpretaties bij. “Wiet, een zak wiet lekker stoned worreh”, roept hij enthousiast. Het pokdalige jong is dan ook geen zelfverklaard natuurliefhebber, maar onderdeel van een gezelschap dat op het water een familiefeest wil uitvieren.
Volgens de gids komt dat soms voor. “Bij mensen die voor een familiefeest zich voor een boottocht intekenen zitten een paar mensen die in natuur geïnteresseerd zijn”, zeg hij. “Maar meer dan de helft kan het soms geen moer schelen”, zegt hij.
“Sommige mensen die we bij vaartochten ontmoeten nemen een hele picknicktas vol eten mee en verwachten dat we ergens midden in het beschermde gebied gaan liggen eten. Anderen nemen zelfs bierblikken mee. Het zijn zaken die je bij een boeking moeilijk kunt inschatten.”
Negenennegentig procent van de ongeveer tienduizend mensen die jaarlijks meevaren over het meer zijn niettemin van rustgevender makelij, verklaart de gids stellig. Het zal ook het tijdstip, de middag geweest zijn, en dus verhogen we de moeilijkheidsgraad.
Op een zondagochtendje dauwvaren door ’s lands beroemdste natuurgebied, zes uur ’s ochtends is inderdaad geen bierblik te bekennen, maar enkel ooh en aah-roepende vogelaars die bij zwarte stern en purperreiger achter de glazen van hun verrekijker verdwijnen.
Enige rustverstoorder tijdens deze tocht is de natuur zelf. Minuscule mugjes, die de boswachter knutten noemt, openen op windstille momenten de aanval en hangen als bijtende wolk om de bootbezoekers. Nerveus wuivend proberen gasten aan de plaag te ontkomen, tot een combinatie van sneller varen met de fluisterboot en een briesje verlossing biedt.
Alleen het monotoon geraas van de A1 op de achtergrond verraadt nog dat we midden in de Randstad zitten.
Pas terug op ons zonnige dakterras in Amsterdam Zuid verdwijnen zowel muggen als A1 op de achtergrond. Twee buizerds cirkelen boven het stadscentrum, een vogel op het dak begint aarzelend te zingen en het zojuist binnengelopen bezoek trekt een wijntje open. Eindelijk weg van de hectiek van alledag.
Wat kan je toch heerlijke stukken schrijven, werkelijk een genot ! zo ook voor je prachtige platen een lust voor het oog en brain. dank je wel…
Paulien heeft gelijk.