“..en uw gerechtigheid als golven van de zee”…(Jesaja 48)

God in de wolken, Hij is boos

Op de zondag geen profane boodschappen. Dan lezen we uit De Heilige Schrift, Het Boek zonder welke er geen Westerse cultuur was geweest. We gaan vandaag met zevenmijlslaarzen verder door Deutero-Jesaja, (hfdstk 30-55) dat speelt in de tijd dat de Perzische koning Cyrus/Kores Babylon verovert.

In Jesaja 52 vinden we vervolgens weer een serie Messias-projecties, die door christenen op Jezus werden geplakt. Zoals over ‘Mijn Knecht’ die zich zou laten slaan, bespuwen en de baardharen uittrekken.

Oftewel, zonder Jesaja was er geen Evangelie, terwijl onduidelijk blijft of Deutero-Jesaja (tweede deel Jesaja na Babylonische ballingschap) met ‘Mijn Knecht’ ooit Jezus had bedoeld. Ook het Zionisme zal met Jesaja in de hand haar eigen wereldbeeld weerspiegeld zien.

Foto Rypke Zeilmaker

‘Omwille van mijn Roem zal ik mij bedwingen’
Vorige weekpreek waren we tot Jesaja 47 gekomen. Het is een moeilijk boek, omdat Jesaja leest als de Koran: Een profeet die eindeloos doorgaat, op het eentonige af, steeds dat rancuneuze toontje.  In dit geval steeds met beelden van goddelijke straf, een soort apocalypse die leidt tot tuchtiging en dan restauratie.

Het verhaal van Deutero-Jesaja is dat HEERE/JHWH expres zijn eigen volk bijna liet vernietigen door de Assyriërs (rond 702 BC) en vervolgens de Babyloniërs. (586 BC) Vanwege de hardnekkigheid van zijn volk, moesten ze ter tuchtiging bijna uitgeroeid worden. En daarop volgt dan de Grote Restauratie van Sion en Jeruzalem.

Voor het laatste oordeel over de enige overgebleven stam van Jacob, Juda maakte JHWH de Babyloniërs tot zijn stok om mee te slaan. Dat motief las je nog in Jesaja 47 wanneer de profeet sprekend wordt opgevoerd tegen de Babyloniërs:

6Ik was zeer toornig op Mijn volk, Ik ontheiligde Mijn eigendom en Ik gaf hen over in uw hand, maar u bewees hun geen barmhartigheid, ja, zelfs voor de oude maakte u uw juk zeer zwaar.

Foto Rypke Zeilmaker: Zicht op La Gomera vanuit ons appartement

En in Jesaja 48 lees je dat de ballingschap in Babylonië de resterende stam Juda moest tuchtigen:

9Omwille van Mijn Naam stel Ik Mijn toorn uit, omwille van Mijn roem zal Ik Mij bedwingen, u ten goede, zodat Ik u niet zal uitroeien.
10Zie, Ik heb u gelouterd, maar niet als zilver; Ik heb u beproefd in de smeltkroes van ellende.
11Omwille van Mij, omwille van Mij doe Ik het, want hoe zou Mijn Naam ontheiligd worden! Ik zal Mijn eer aan geen ander geven.

Maar JHWH vindt vervolgens dat de Babyloniërs nu hun eigen ondergang verdienen. Vervolgens staat er dus een Perzische koning op, Cyrus/Kores die het lot van de resterende joden ten goede keert.

12Luister naar Mij, Jakob, Israël, Mijn geroepene: Ik ben Dezelfde, Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.
13Ook heeft Mijn hand de aarde gegrondvest, en Mijn rechterhand heeft de hemel uitgespannen. Roep Ik ze,
dan staan ze er tezamen.
14Kom bijeen, u allen, en luister. Wie onder hen heeft deze dingen verkondigd?
De HEERE heeft Kores lief, hij doet Zijn welbehagen tegen Babel, en Zijn arm zal tegen de Chaldeeën zijn.

Foto Rypke Zeilmaker: Zicht op La Gomera

‘Had u maar acht geslagen op mijn geboden’
Voor de vredesduiven onder de lezers heeft Jesaja ook uitspraken in de aanbieding. Het komt er andermaal op neer, dat het alleen goed met je gaat wanneer je maar Zijn geboden houdt. Hoewel het Bijbelboek Job deze vooronderstelling al ontkracht, net als het bijbelboek Prediker:

17Zo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige van Israël:
Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert wat nuttig is, Die u leidt op de weg die u gaan moet.

18Och, had u maar acht geslagen op Mijn geboden! Dan zou uw vrede geweest zijn als een rivier
en uw gerechtigheid als de golven van de zee.

19Dan zou uw nageslacht geweest zijn als het zand en uw nakomelingen als de korrels ervan. Hun naam zou niet worden uitgeroeid of verdelgd van voor Mijn aangezicht.

De Psyche van Israël/Jacob is dus steeds die van afvalligheid, zware straf en verdelging voor die ingebakken afvalligheid. En hierna volgt herstel na bekering. Vervolgens geeft Deutero-Jesaja 48 de oproep om uit Babel weg te gaan. Een beetje verweesd hangt onderaan Jesaja 48 dan nog dit zinnetje:

Voor de goddelozen is er echter geen vrede, zo spreekt de HEERE

Zon onder boven La Gomera

‘Zij zullen het stof van uw voeten likken’
Dan in Jesaja 49 lezen we hoe de teruggekeerde Israëlieten (alleen nog de stam Juda) tot lichtend voorbeeld zullen zijn voor het gojim/de heidenen. Dan lezen we over een ‘Knecht’ die de stammen van Jacob/Israël terugbrengt naar Jeruzalem/Sion.

6Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen.
Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.

Het nietige hoopje overgebleven Israelieten zal tot heerser zijn over alle volkeren, wiens koningen het stof van hun voeten zullen likken:

22Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Mijn hand opheffen naar de heidenvolken, naar de volken zal Ik Mijn banier omhoogsteken. Dan zullen zij uw zonen brengen in de armen, en uw dochters zullen gedragen worden op de schouder.

23En koningen zullen uw verzorgers zijn en hun vorstinnen uw voedsters. Zij zullen zich voor u neerbuigen met het gezicht ter aarde en zij zullen het stof van uw voeten likken.

..en allerlei gruwelen zullen over deze volkeren komen ter illustratie van de macht van JHWH:

26Ik zal hen die u onderdrukken, hun eigen vlees te eten geven, en van hun eigen bloed zullen zij dronken worden als van jonge wijn. En alle vlees zal gewaarworden dat Ik, de HEERE, uw Heiland ben, uw Verlosser, de Machtige van Jakob.

De Tempel van Salomo waarnaar de Tempeliers zich vernoemden

Mijn gezicht verberg ik niet voor smaad en speeksel
Maar ook de tweede tempel die na terugkeer uit Babel werd herbouwd, die werd verwoest. Door de Romeinen rond 70 BC. Vervolgens bouwden die Romeinen Jeruzalem om tot eigen heidense stad, Aelia Capitolina. Pas nadat Constantijn Keizer werd en zich tot het christendom bekeerde,  in de vierde eeuw zou de oude naam Jeruzalem weer terugkeren.

Dat herdopen van Aelia Capitolina tot Jeruzalem kan mede door de woorden van Jesaja veroorzaakt zijn. Want die spreekt over een ‘Knecht’ van God, die de restauratie zal inluiden van Sion. Daarin zagen de christenen immers Jezus. En de Evangelisten leggen Jezus meermaals beelden uit Jesaja in de mond.

Neem bijvoorbeeld Jesaja 50, waarin je het beeld herkent van Jezus die zich laat slaan en beschimpen, maar nu de ‘knecht’, de profeet die Jesaja beschrijft, die de rechtszaak voor het Volk van JHWH zal voeren na restauratie van Sion:

5De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam,Ik wijk niet terug.
6Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan,Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken.
Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel.

7Want de Heere HEERE helpt Mij.Daarom word Ik niet te schande.
Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden.
8Hij is nabij Die Mij rechtvaardigt. Wie zal met Mij een rechtszaak voeren?

De antieke Statenbijbel, voortaan Iedere Zondag

‘Zij die het niet gehoord hebben zullen het begrijpen’
En in Jesaja 52 zien we nog meer beelden, die later door christenen op Jezus werden geprojecteerd. We zien eerst, dat de HEERE terugkeert naar Sion. Alle joden zouden uit diaspora moeten terugkeren naar het verwoeste Jeruzalem:

9Breek uit in gejubel, juich tezamen, puinhopen van Jeruzalem, want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost.
10De HEERE heeft Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle heidenvolken; en alle einden der aarde zien het heil van onze God.

11Vertrek, vertrek, ga daar weg, raak het onreine niet aan, ga uit haar midden weg, reinig u, u die de heilige voorwerpen van de HEERE draagt!
12Maar u zult niet overhaast weggaan, u zult niet als op de vlucht gaan, want de HEERE zal vóór u uit trekken,
en de God van Israël zal uw achterhoede zijn.

Dus het zou best kunnen zijn, dat keizer Constantijn deze woorden van Jesaja kende, en vervolgens dacht: Laat ik Aelia Capitolina weer Jeruzalem noemen. Vervolgens maakt Jesaja melding van een ‘knecht die geschonden van gezicht was. Die zal ‘vele heidenvolken besprenkelen’.

13Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen, Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden.
14Zoals velen zich over U ontzet hebben – zo geschonden was Zijn gezicht, meer dan van iemand anders,
en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen –

15zó zal Hij vele heidenvolken besprenkelen, koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan. Want zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.

Zojuist bij schrijven, het eeuwige beeld van verbond en restauratie

Wie is nu ‘Mijn Knecht’? Deze teksten zijn geschreven in de context van Cyrus die de ballingen uit Babel laat terugkeren naar het verwoeste Jeruzalem; En Cyrus wordt ook ‘mijn gezalfde’ genoemd in Jesaja. (zie vorige weekpreek)

Uit profetieën als deze leidden de christenen af, dat er een nieuw verbond zou ontstaan en dus een nieuwe religie. Dat het volk dat door JHWH geroepen was niet luisterde, en ‘zij aan wie het niet verteld was’ nu aan de beurt waren, dus de heidenvolken waar Paulus zijn boodschap vervolgens aan bracht.

Constantijn zal het geloofd hebben. Of Jesaja dat ook werkelijk bedoelde is ieder’s gissing. Zekerheid heb je niet. De belangrijkste messiasprojectie voor de christenen uit Jesaja, Jesaja 53 bewaren we voor volgende weekpreek. Maar ook als je Zionist bent kun je met Jesaja alle kanten op.

Immers, de kernboodschap in Jesaja is dat de nazaten van Jacob terugkeren naar Sion en zullen heersen.

Heb een goede zondag.

  • Voor de collecte kunt U een duit in de collectezak doen, wanneer U vandaag weer iets opstak volgens het ‘nieuws’-motto van Interessante Tijden: Wat je niet eerder wist of zo had gezien…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *