De overheid kent aan veehouderij een CO2-last toe voor landgebruik, bijvoorbeeld voor teelt van het voer dat koeien gebruiken en bemesting. Terwijl de overheid voor de teelt van biobrandstof nul CO2-emissies rekent.
Dat is meten met twee klimaten.
Want of je nu koolzaad voor veevoer teelt of voor biodiesel, dat maakt voor het landgebruik en (kunst)mestgebruik niet uit. Zo krijgt veehouderij in media en overheidsvoorlichting wel milieulast toebedeeld per kg product (melk en vlees) versmald tot CO2-equivalenten. Maar biobrandstof niet, een liter biodiesel verbranden zou 0 CO2-emissie geven, de emissies uit teelt tellen niet mee.
Bij gelijke toerekening van CO2-equivalenten aan de energie-sector en de veehouderij, dus bij gelijke behandeling, zou bijvoorbeeld biodiesel niet meer als 0-emissie-energie per liter mogen gelden. Aan landbouw toegekende emissies, dienen dan op het conto van de energie-sector verrekend.
In dat geval zou het gehele duurzame energie-beleid op de helling kunnen. Omdat de overheid 50 procent van haar ‘groene’ doelen dekt met vele hectares biomassa. Wanneer de overheid die verrekening niet wil maken, dan dient de veehouderij een aanmerkelijke mindering toebedeeld te krijgen voor haar CO2-zonden.
Feedprint en Agrifootprint
Bij het vaststellen van ‘duurzaamheid’-doelen voor de veehouderij in 2017 zien we hoe een CO2-uitstoot per kilo eiwit is berekend. Dat gebeurde op basis van de Feedprint-methode van Wageningen UR en Hans Blonk Consulting en diverse versies van de Agrifootprint van Blonk. Een milieudoel in de ‘Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij 1.0’ van overheid en veehouderij zou dan zijn om die waarde van CO2/kg product verder omlaag te krijgen.
Die Feedprint-methode, kent een CO2-waarde van 1080 kg per hectare toe aan de teelt van veevoer-gewassen, vanwege Land Use Change (LUC). Dat is een eigen gekozen gemiddelde van emissie-waarden in de literatuur. Wanneer je natuur in landbouwgrond omzet, zou je op landbouwgrond meer CO2-emissies veroorzaken dan in een ‘natuurlijke’ situatie. Dat is LUC.
Via complex verpakte berekeningen, vertalen ze CO2-strafpunten uit LUC dan naar CO2/kg melk of vlees. Zo zien we dat ze voor de teelt van koolzaad voor veevoer op 1 kg CO2 per kilo (Duits) koolzaad komen.
Echter, als de emissie-waarden van Blonk, Wageningen UR en RIVM kloppen, dan moet je die LUC- ‘klimaatstrafpunten’ ook toekennen aan koolzaad dat je als biobrandstof teelt. Die hectares zijn evengoed aan de natuur onttrokken, volgens die zelfde redenatie. En dus moet je die CO2-emissie ook toerekenen aan biodiesel. In dat geval kom je niet op 0 CO2-emissie per liter biodiesel, maar al ongeveer 1 kg CO2 per liter.
En daar blijft het niet bij, zoals we zo dadelijk zien. Er zijn nog meer emissie-equivalenten die men de veehouderij toekent, die ook even goed aan biobrandstof zijn toe te schrijven.
Een bloemenweide omrekenen naar ‘milieuschade’
Aan de basis van de Feedprint staat eerder onderzoek van Blonk Consulting voor het Ministerie van VROM in 2008 en de Vegetariersbond. De kwantificering van CO2 per kilo vlees staat weergegeven in het rapport ‘Greenhouse Gas Emissions of Meat’’ dat Blonk Consulting dat jaar met oa Wageningen UR en RIVM opstelde voor de VROM/LNV-gefinancierde stichting Duurzame Voedingsmiddelenketen
Hans Blonk zat in de ‘klankbordgroep’ van die stichting, die CO2-waarden per product voor consumenten moest adverteren.
Van de in dit rapport aan veehouderij toegekende CO2-emissie van 12,4 Megaton (6 procent Nederlandse emissies), schrijven ze 4,6 Megaton (1/3de totaal) toe aan ‘land occupation’, dus ook een LUC-waarde als bij de Feedprint en Agrifootprint. De door Blonk geproduceerde 6 procent wordt ook door de website vlees.nl geciteerd.
Op basis van dergelijke berekeningen meldt de NOS dan op 28 maart onder de titel ‘HOE schadelijk is vlees eten’, dat een kilo rundvlees wel 30 kg CO2-emissies zou veroorzaken. De voorlichting van het volledig door de overheid gefinancierde Milieucentraal van Ed Nijpels ( 2,5 miljoen euro subsidie per jaar) slaat een zelfde toonaard aan, om je van vlees-eten af te helpen.
Hier is ‘milieuschade’ ook versmald tot CO2-equivalenten. En ook zij halen vooral Blonk aan als bron.
Hier zien we echter, dat louter de aanwezigheid van koeien op een hectare als ‘milieulast’ geldt. Want hoe meer ruimte scharrelkoeien innemen- dus hoe meer vrije uitloopruimte in de bloemenweide- hoe ‘schadelijker’ ze meetellen bij Blonk zijn rekenmethode van de CO2-voetafdruk.
Omdat Blonk ‘Geblokkeerde koolstof-vastlegging per hectare’ voor graslanden met koeien rekent, CO2-strafpunten. De aanname is hier opnieuw: de wilde natuur zou per hectare meer CO2 vastleggen dan een weiland met koeien. Het (papieren) verschil per hectare reken je dus in klimaat-strafpunten om.
En dus kunnen Braziliaanse runderen met hun vlees wel 60 kg ‘CO2’ per kilo vlees produceren: omdat per koe veel vrije graasruimte beschikbaar is op de Brazilliaanse Savanne (Cerrado).
Zo zien we dus dat ‘CO2’ gelijk staat aan ‘landgebruik’ bij CO2-voetafdruk-rekenaars. En dat je zo iets positiefs, scharrelkoe in een ruime weide- als negatief kunt uitleggen met een klimaat-jasje. Want er had op die hectare natuur kunnen groeien die in theorie meer CO2 zou vastleggen ( = LUC)
De Onlogische Voetafdruk
Volgens die zelfde simplistische aanname- landgebruik is milieuschade- komen ook beweringen tot stand van het Voedingscentrum (10 miljoen euro subsidie per jaar), over waterverbruik van vlees. Zij baseren zich op de Watervoetafdruk van de Universiteit Twente en Wereldnatuurfonds, om te beweren dat wel 15000 liter per kilo rundvlees nodig zou zijn.
Echter, neem een pink die in 16 maanden opgroeit tot de slacht in een weide. Als die 125 kilo vlees oplevert, zou zo’n Voedingscentrum-rund per dag (500 dagen lang) wel bijna 10 maal zijn lichaamsgewicht moeten drinken. Hebt U ooit een koe gezien met zo’n ongebruikelijke dorst?
Claims van wel 100 duizend tot 200 duizend liter per kilo rundvlees doen de ronde in de literatuur, en op campagne-sites. Kijk je naar de belangrijkste bron van dergelijke cijfers, de ecoloog David Pimentel, dan zie je ook hier: landgebruik staat gelijk aan ‘water’-verbruik bij de Watervoetafdruk van vlees.
Hoe meer ruimte een koe heeft om te grazen, iets positiefs, hoe hoger de Watervoetafdruk die ze toekennen. Het watervolume staat gelijk aan de hoeveelheid regen die op die begraasde hectares valt….
Met die aanname, wat zal dan wel de milieuschade zijn van de miljoenen hectares biobrandstof die geteeld moeten worden? En is er een reden die wel aan vleesvee toe te kennen, maar niet aan brandstof die men ‘groen’ noemt?
Andere landbouw-emissies: uit mest
Het lijkt dus tijd om eens eerlijker te rekenen met milieu-lusten en lasten van diverse sectoren. Nu lijkt men de toekenning van emissies op politieke keuzes te baseren, en zo sectoren te discrimineren. Dit hoofdpunt van gelijke behandeling blijft overeind, wat voor technische onzekerheden er in berekening verder ook mogen zijn.
Als je mest van koeien op grasland en veevoer-gewas omrekent in CO2-equivalenten, dan moet je dat ook doen bij hectares met biofuels, als je biobrandstof-land bemest. En dat is wat bijvoorbeeld bij snijmais ruimhartig gebeurt. En dan komt er een forse CO2-emissie aan biodiesel te hangen, die nu op het landbouwbordje landt.
Een groot deel van eerder vermeldde Feedprint-emissies ontstaan namelijk- naast LUC-emissies- door het omrekenen van mestgebruik per hectare naar CO2-equivalent. Een extra vorm van landgebruik in CO2 omgerekend.
Mest is ook de emissie-factor die het RIVM gebruikt, om CO2-schuld aan landbouw toe te kennen.
Wanneer je de emissies bekijkt die het RIVM jaarlijks rapporteert aan Klimaatpanel IPCC, dan bestaat hiervan 29 procent uit Soil Use. Dat lijkt op de zelfde ‘landgebruik’ als LUC, maar is het niet. Ook al komt die Soil Use-emissie ook ongeveer uit op 4,5 Megaton CO2-equivalenten, net als in het Blonk 2008-rapport.
We zien hier dat deze waarde totaal anders is berekend dan die van Blonk. Bij rapportage aan IPCC, rekent het RIVM in het geheel niet die LUC-waarde mee van landconversie (ten opzichte van natuurlijke situatie). Dat vermeldt RIVM expliciet (‘geen LULUCF’). Dus worden boeren bestookt met 2 gelijke waarden van 4,5 Megaton CO2-equivalent, die volledig anders zijn berekend.
Die van Blonk met LUC, die van RIVM hier plots zonder. Terwijl beide samenwerken, en beide voor hun werk door de zelfde overheden worden betaald. En alleen de door RIVM-gerapporteerde emissies tellen internationaal mee voor het IPCC.
Bij RIVM zien we dat het leeuwendeel van de ‘Soil Use’-emissies bestaan uit in CO2-equivalenten omgerekende N2O-emissies. En omrekening van andere stikstof-verbindingen.
Echter, het zelfde hoofdpunt van gelijke behandeling blijft ook hier staan: of je nu wel of geen LUC mee rekent. Los van de rekenmethode en alle onzekerheden, is er geen reden die Soil Use-emissie WEL aan landbouw toe te schrijven, maar ze niet te verrekenen met emissies door teelt van biobrandstof, die je nu als klimaatvriendelijk (0 emissie) mag opstoken.
En juist die emissies van biobrandstof-teelt zullen fors stijgen.
Stel dat de overheid daadwerkelijk bijvoorbeeld alle aardolie voor merendeels transport (39 procent energiemix 2017) zou vervangen voor biodiesel. In dat geval heb je wel 8-10 miljoen hectare landgrond nodig voor de teelt. (bij een biodiesel-equivalent per hectare van 3700).
Als je van 3 maal Nederland dan ook de LUC-emissies moet meerekenen bij biobrandstof, hoe ‘groen’ is ‘groene’ energie dan nog? En van alle mest-emissie per hectare die je omrekent in CO2-equivalent?
Is ‘natuurlijk’ gelijk aan ‘onschadelijk’?
Men haast zich overal- ook bij Milieucentraal- om te stellen dat er zoveel onzekerheden bestaan bij emissie-berekening. Dat klopt en klinkt heel wetenschappelijk verantwoord. Maar daarmee omzeil je- naast sectorale discriminatie- een ideologisch addertje onder het gras.
De grootste zwakte van LUC-emissies is: waarom is ‘natuurlijk’ gelijk aan goed, dus dat ‘de natuur’ met haar ‘natuurlijke CO2-emissies’, bijvoorbeeld methaan uit moeras, als ‘normaal’ moet gelden?
Dat lijkt op de naturalistische drogreden, dat ‘de natuur’ gelijk staat aan ‘goed’, en ‘cultuur’ gelijk aan slecht. Immers, een oerbos is het meest natuurlijke bos dat bestaat. Maar via rotting van dood hout, bladeren en respiratie kunnen CO2-emissies hier groter zijn dan opname.
Juist de veehouderij krijgt die naturalistische drogreden om de oren. Bijvoorbeeld wanneer RIVM met Wageningen Livestock Research wel 38 procent van de totale CO2-emissies toekent aan de befaamde koeienscheten: enteric fermentation door methaan, 500 kiloton in 2016. Maar wie beweert dat de natuur bij methaan-emissies vrijuit gaat, komt bedrogen uit.
In de literatuur vindt je enkel al voor de mondiale methaan-emissies van moeras- dus natuurgebied- een waarde van 250-450 maal de methaan-emissie van Nederlandse veehouderij. Plant-etende insecten als termieten kunnen volgens schattingen uit de jaren ’90 door Nijmeegse biologen wel 78 Megaton methaan uitscheiden per jaar.
Dat is evenveel als men nu de mondiale veestapel toerekent. (80 Megaton)
Conclusie: Gelijke monniken….
Waarom zouden die ‘natuurlijke’ methaan-emissies NIET bijdragen aan het broeikas-effect, maar die van koeien wel? Beide zijn immers kort-cyclisch, afkomstig van via fotosynthese opgenomen plantenmateriaal.
Het kan alleen lang-cyclische CO2 zijn, koolstof uit vroeger geologische periodes, dat bijdraagt aan het broeikas-effect door ophoping van CO2 uit de lange cyclus. Dat is wat fossiele brandstof toevoegt. De enige redenatie die 0-emissies van biobrandstof rechtvaardigt, is dat die emissie kort-cyclisch is. Maar dat geldt ook voor veel emissies van landbouw en veehouderij.
Zo niet, dan geldt opnieuw: het toeschrijven van 0 emissies aan biobrandstof in energiebeleid- zoals de overheid nu doet- is een politieke keuze. Daarmee discrimineert zij landbouw en veehouderij ten opzichte van de energie-sector en haar eigen energiebeleid. Die keuze steunt niet op wetenschap voor CO2-emissie door land- en mestgebruik om die biobrandstof te telen.
LUC-Emissies en mest-emissies (in CO2-equivalent) die je dan aan landbouw toekent, zou je dus eigenlijk aan de energie-sector toebedelen.
Mag biobrandstof WEL haar 0-emissie-waarde houden als klimaatvriendelijke ‘groene’ energie? Dan kunnen de emissies uit koeienscheten en landgebruik OOK op de helling. En is de milieulast van koeien – versmald tot CO2-equivalent- plots 1/3de tot de helft lager.
Zo zie je dat de boeren van alle kanten worden belazerd.Grootste lachertje 1 kg. rundvlees kost 15.000 l. water.
Rekenen ze het regenwater om het gras te laten groeien ha ha .Hoeveel kost dan 1 paartje weidevogels? daar moet de grond ook vochtig blijven voor de wormen,moeten die vogels somms ook weg?wat een water is daar wel niet voor nodig? (een even rare stelling als 15.000 l. water voor 1 kg. vlees.
De burger wordt hiermee op het verkeerde been gezet en kiest de kant van de milieu clubs. Het is zaak zelf je nuchtere verstand te gebruiken en een lekker stukje vlees te consumeren op z’n tijd.
Met dit commentaar willen we kort ingaan op de kernpunten van het betoog van de heer Zeilmaker, de biobrandstoffen en de veehouderij en het watergebruik in de veehouderij.
De broeikasgasemissies voor de teelt van gewassen voor biobrandstoffen en veehouderij worden op precies dezelfde manier berekend. Dat geldt voor de emissies van meststoffen, machinegebruik en de Land Use Change (de LUC). Als biobrandstoffen worden gebruikt in een machine of voertuig wordt CO2 geproduceerd, dat gebeurt ook als koeien voer vreten, ze ademen CO2 uit. Die CO2 is in de periode ervoor vastgelegd in het plantmateriaal en de vastlegging en het vrijkomen van CO2 worden tegen elkaar weggestreept. Dat stukje koolstofkringloop wordt ook wel de “korte kringloop” genoemd, het ene jaar vastgelegd in planten, het andere jaar of kort daarna alweer omgezet naar CO2. Datzelfde geldt ook voor de vastgelegde koolstof in dierlijke producten, via de consument wordt ook dat weer CO2.
Het grote verschil tussen veehouderij en biobrandstoffen zit in het feit dat koeien ook methaan uitademen en dat uit de mest nog methaan en lachgas vrijkomen. Dat zijn krachtiger broeikasgassen dan CO2 en moeten worden meegerekend.
Het is dus niet zo dat biobrandstoffen klimaatneutraal zijn, de teelt en verwerking ervan zorgen ook voor emissies door gebruik van meststoffen en machines. Maar de emissies bij het gebruik in de veehouderij zijn hoger.
Wat betreft het watergebruik, de dieren mogen blij zijn dat de redenering van Zeilmaker onjuist is! Zoveel water kan niet worden gedronken door een dier. Verreweg het grootste deel van het watergebruik in de veehouderij zit in de productie van gewassen. Voor alle planten op aarde geldt dat ze voedingsstoffen en water opnemen en het water vervolgens verdampen tijdens de groei. Een plant gebruikt voor de productie van 1 kilogram droge stof ongeveer 250 – 400 liter water onder Nederlandse omstandigheden. Onder droge omstandigheden kan het watergebruik zelfs oplopen tot 600 a 700 liter per geproduceerde kg droge stof. Als een koe 10 kg droge stof per dag eet, praten we al over 2500 tot 4000 liter water. Daarbij valt het drinkwater van 20 – 40 liter in het niet. Maar ook de productie van biobrandstoffen kost water, omdat er planten voor worden geteeld.
Theun Vellinga, Idse Hoving Wageningen Livestock Research
Hans Blonk, Blonk Consultants
Beste heer Vellinga,
ik heb nog een vraag aan u, welke ik maar niet beantwoordt krijg met de reactie van uw op het boven geschreven stuk van de heer Zeilmaker.
U stelt dat de een koe CO2 uitademt net als een mens omdat die ook verbrand en leeft en dat dat onderdeel is van de korte kringloop, en dus niet gerekend wordt net als bij biobrandstoffen.
En vervolgens stelt uw dat een koe methaan uitademt door pens fermentatie, en dat dat niet onderdeel uitmaakt van de korte kringloop.
Rest mij nu de vraag, waar komt dan die CO2 of wel C atoom vandaan die waar methaan door is gevormd?
Ik kan niet anders bedenken dat die C’tjes ook uit het opgegeten gras komen, die de koe in haar pens heeft verteerd. En daarmee is het toch ook overduidelijk dat methaan wat binnen de korte kringloop van 12 jaar ook onderdeel is van de CO2 kringloop. En dus Qua CO2 gehalte inde lucht ook geen verschil maakt. koeien en veevoer productie zijn immers altijd in evenwicht.
Meneer Vellinga, ik zou nog graag antwoordt krijgen op de vraag die ik uw stelde. Misschien wil Rypke zo vriendelijk zijn om u hierop nogmaals te attenderen.
Ik wil de vraag nog wel een keer aan u voorleggen.
U stelt in de web binair van agrifirm en ook in een artikel in de veeteelt dat methaan een bepaalde invloed heeft op het broeikas effect, maar dat na een termijn van een x aantal jaren dat effect weer is verdwenen. En daarom telt methaan 34 maal zwaarder in de broeikas emissie als co2. Maar als u stel dat het effect door afbraak weer zal verdwijnen, dan kun je toch ook stellen dat als er geen verhoging plaats vindt van de methaan emissies uit de pens van de koe over de afgelopen x aantal jaren. Dat het dan toch ook geen negatiever effect heeft op de broeikas emissies. Immers zal elk jaar een deel van het effect verdwijnen en een nieuw deel dat weer teniet doen. Dus zolang er niet meer emissies komen uit pens methaan dan al die x aantal jaren ervoor. is er ook geen reden om daartoe een broeikas effect verhoging toe te rekenen lijk mij.
En gezien het feit dat de veestapel al jaren kleiner is geworden in nerdeland, door o.a. productie verhoging. Wat op zich door krachtvoerder achtige producten een positief effect heeft gehad op de methaan emissie per kg melk. Lijkt het mij vreemd om voor de Nederlandse veestapel methaan reducerende maatregelen te treffen in de uitvoering van het Parijs akkoord.
Graag verneem ik u reactie.
Groet Engbert Dijkstra
Een gefundeert antwoord zal wel achterwege blijven, helaas….
@Dirk
Wat jij ‘gefundeerd’ noemt is niet meer dan ‘kijk mij eens de redelijke wetenschapsman’ zijn-deugsignalering. Een signaalwoordje om je ego te signaleren, je wilt niet werkelijk weten wat ik schrijf omdat je daar omheen lult, met als enig oogmerk; laten zien dat je ‘beter’ zou zijn.
‘Gefundeerd’ vertaald uit het Dirk Stolwijks betekent hier ‘voldoen aan mijn standaard, die eindeloos rekbaar is tot het in mijn straatje past’.