Het Zeeuwse vissers-stadje Arnemuiden aan het riviertje de Arne kreeg in 1574 stadsrechten van Willem van Oranje omdat ze zijn zijde kozen in de strijd tegen Filips. Het was een bloeiende handelsplaats (bv zout en vis) tot de Arne-monding richting het Veerse Gat dichtslibde. Een kanaal in de 19de eeuw moest Arnemuiden weer op de vaart der volkeren aansluiten, maar de vissersvloot was toen al verkast naar Vlissingen.
Daar vind je nog de scheepjes met ARM van ‘Arnemuiden’, en verder in de bakkerij waar je ARM-speculaas kunt scoren. Verder krijgt Arnemuiden die typische aanblik van een Europees gesubsidieerd openluchtmuseum, waar buiten het conjunctuurgevoelige toerisme alle economische dragers zijn verdwenen. Maar Sinterklaas wordt er nog wel onbekommerd met zwarte pieten gevierd zonder toegangspoortjes en ‘beveiliging’.
Dus de mensen zijn er nog normaal.
Het liedje over de ‘Klokken van Arnemuiden’ gaat zo:
Nogmaals, we moeten trots zijn op de vissers die ook bij het groeiende misantropisch regelwoud zo gek zijn, om die vis voor ons uit die vaak onstuimige Noordzee te halen. Al varen ze nu op gelikte kotters, je moet het maar eens doen. De echte kotters van Arnemuiden liggen nu dus in Vlissingen, maar ook daar lijkt de visserij weg te kwijnen, bij een decor van luxe jachten die Amels bouwt voor de superrijken der aarde.
De mensen van de Blue Marine Yacht Club en hun milieuclubs als Oceana, die met bijvoorbeeld de Prins van Monaco lobbyen voor visserij-vrije zeereservaten waar zij dan het rijk alleen hebben…