Komende donderdag bezoek ik een (privaat) zalmfok-centrum in het Ruhrgebiet voor de Visserijnieuws, dat met twee nabijgelegen zalmkweekcentra de uitzet van jonge zalmen verzorgt in zijriveren van de Rijn. Afgelopen jaar werden in het Duitse Rijnland zo 1 miljoen nieuwe zalmpjes losgelaten in zijriveren van de Rijn
De huidige terugkeerpercentages van die zalmpjes in zijrivieren van de Rijn in Duitsland waren afgelopen drie jaar volgens deze zalmkwekers ‘katastrofaal’ laag, slechts een half promille, 30 tot 40, veel minder dan tien jaar terug.
Terwijl er volgens het internationale actieprogramma Zalm 2000 al duizendtallen méér terug uit de Noordzee naar hun paaigebied hadden moeten komen. Voor de zalmfokkers nu de taak, om de ideale terugkeerzalm te fokken.
Al kweekzalm losgelaten sinds tenminste 1886
Jacco van Rijssel (Wageningen UR) noemde voor de afgelopen 10 jaar een terugkeerpercentage van Rijnzalmen van een half procent, terwijl 3 procent de norm moest zijn. De Amerikanen in Oregon hanteren een wenspercentage van 4 procent. Een vaste norm bestaat niet, omdat er geen natuurlijke – lees ‘pristiene’ (menselijke afwezigheid) – referenties zonder visserij zijn.
Overal waar de zalm veel voorkwam en voorkomt, werd hij altijd intensief bevist, in Oregon door de daar aanwezige Indianenpopulaties. Afke en ik eten ons ook ongans aan de zalmpizza en Sushi, en die met beukenhout gerookte zalm die ik van Urkers krijg met Oud & Nieuw: onovertroffen.
De van zee terugkerende zalm kon vroeger wel voor 50 procent in visnetten belanden, zo bleek uit een Noorse studie bij een zalmrivier. Dan is het uiteindelijke terugkeer-percentage alsnog 2 procent. Dus zelfs met zeer intensieve bevissing haalden ze vroeger een veel hogere terugkeer dan nu, zonder enige visserij.
Sinds 2008 is de visserij op de rivieren al gesloten van september tot november vanwege een Aalherstelplan. En daarnaast zijn sinds 2011 ‘dioxine’-gebieden aangewezen in het riviermondingsgebied waar geheel niet gevist mag worden. Dat gebeurde na gezamenlijke campagnes in 2007 van het toen net opgerichte Sportvisserij Nederland (voorheen een publieke Organisatie voor de Binnenvisserij), WNF en Stichting de Noordzee met hun Tinka Murk (Wageningen UR) bij ondermeer Zembla en BNN/Vara over ‘dioxinepaling’…
Dus terwijl de visserij verder afnam in het stroomgebied van de zalmtrek, ging het percentage terugkeerzalm juist omlaag. Andere oorzaken dan ‘de visserij’ lijken meer voor de hand te liggen.
Predatie door Snoekbaars werd al in 1887 gevreesd, ‘voor de zalm hoogst nadeelig’, toen nog bekend als invasieve exoot. Nu worden er zelfs beperkende visserijmaatregelen genomen voor de stand van de snoekbaars.
Zolang er op zalm gevist wordt, bestaat er ook al de kweek van zalm, tenminste in Zweden en Noorwegen. Die jonge zalmpjes werden dan opgekweekt tot voorbij het meest kwetsbare stadium (wanneer ze ook voer van forellen kunnen zijn) om de kans op terugkerende vette zeezalm te vergroten.
Ook het Nederlandse visserijministerie was tot vorige eeuw nog betrokken bij de uitzet van kweekzalmpjes in Duitse zijriviertjes van de Rijn. Het Nederlandse visserijministerie betaalde in de jaren ’20-30 daarvan 80 procent van de kosten, omdat gedacht werd dat Nederlandse zalmvissers de meeste zalm oogsten. Dat uitzetten was toen al bedoeld om de zalmstand te verbeteren, die na 1900 implodeerde.
Er werd in 1886 al een Zalmconventie gesloten tussen Nederland en Duitsland, met de afspraak dat de Nederlandse vissers niet alle intrek-zalm voor de neus van de Duitsers zouden wegvangen. Uiteindelijk zou de zalmvisserij in Nederland in 1933 geheel staken. Er trok bijna geen zalm meer de Rijn op om zich voort te planten.
De zalmpjes uit fokcentra die nu worden losgelaten, krijgen een knipje in hun rugvin (de vetvin) om herkenbaar te blijven bij terugkeer.
Doel voor 2020 misgelopen
In Duitsland en Nederland is de vangst van Atlantische Zalm verboden, en vissers zetten ze (idealiter) terug in zee als er bijvangst is. In ieder geval zou volgens het programma Zalm 2000 dat toendertijd (1999) door ministers van deelnemende landen werd ondertekend al een zalm of 10-20 duizend moeten terugkeren in het jaar 2020.
Dat doel – goed voor mogelijk een half miljard euro aan investeringen- blijkt nu glorieus mislukt.
De zalm ondergaat verschillende stadia voor hij naar zee trekt en weer terugkeert. Na dat de eitjes in zandige gravelbodemn van riviertjes uitkomen, blijven ze als larven met dooierzak dicht aan de bodem. Vervolgens komen ze in het Parr-stadium, wanneer ze 5 tot 15 centimeter zijn. Dan zijn het kleine zoetwatervisjes, die in de bovenloop van de riviertjes van het paaigebied blijven. Dat stadium kunnen ze een paar jaar vasthouden.
Ze kunnen ook al na een jaar ‘smolt’ worden, dat hun lichaam begint zich aan te passen aan de reis naar zee. Dan moeten ze hun fysiologie voorbereiden op het leven in zout water. Maar zulke smolts kunnen ook best nog enkele jaren in het geboorteriviertje blijven hangen, een beetje smolt zijn en chillen.
De trek naar zee kan na 1 jaar, maar ook na 2 of 3 jaar plaatsvinden, afhankelijk van de milieu-omstandigheden en fitheid van de jonge zalm. Daarin zit dus het onderzoek van het zalmfokcentrum: hoe krijg je krachtige smolts die succesvol de zee halen en die ook weer de plek terug weten te vinden waar ze werden uitgezet.
Ze zetten nu tienduizenden smolts uit in riviertjes in de Eifel, zoals in de Ahr waar ik in 2018 in de warme zomer nog in lag te chillen. Daar werden afgelopen jaar nog meer dan 60 duizend zalmpjes losgelaten.
Die Ahr is normaliter een rustige beek, maar op 14 juli 2021 kon deze na excessieve regenval ook uitgroeien tot alles verzwelgende watermassa, die huizen en auto’s meesleurde. Vervolgens kunnen ze 1 jaar in zee blijven opvetten tot een gewicht van 3,5 kilo, maar zalmen die langer op zee blijven, 3 jaar of meer kunnen uitgroeien tot ware zeemonsters van 5-15 kilo.
Vervolgens als ze klaar zijn met voor zeeroofvis spelen gaan ze terug naar de riviermonding waar ze ooit uitzwommen. De hele reis naar de paaigronden eten ze vervolgens niet meer. Dan teren ze op het vet dat ze in hun zeeleven verzamelden. Die gewoonte maakte de zalm ook tot zo’n gewilde consumptievis: hij is moddervet bij intrek.
Predatie en ‘meer onderzoek’
Onderzoek in Zweden bij de Bergeforsen Waterkrachtcentrale van Vattenfall – en eerder in de jaren ’80 al in Ierland- en in 2018 door Niels Jepsen in Denemarken– laat de invloed van een aalscholverpredatie zien op smolts.
Als onderdeel van een compensatieproject voor die Zweedse waterkrachtcentrale- negen kilometer stroomopwaarts van een rivier- laat Vattenfall sinds 2009 jaarlijks 330 duizend zalm-smolts los in de Baltische zee en 100 duizend zeeforellen. Meteen bij het loslaten vallen de aalscholvers aan van de bij de Waterkrachtcentrale gevestigde kolonie.
In de jaren ’70 waren er praktisch geen aalscholvers meer in Zweden, net als in Nederland. Nu leven er tienduizenden paren, ook bij Bergeforsen vestigde zich een kolonie, die zich in korte tijd in aantal vervijfvoudigde tot dik drieduizend paar in 2017. Iedere aalscholver kan dagelijks een halve kilo vis op. De studie analyseerde de magen van 183 geschoten aalscholvers (dat mag daar ter bescherming van de viskweek)
Bij de loslaatplek van zalmfokkerij bestond 68 procent van de maaginhoud van aalscholvers uit zalm.
Niettemin kan de aalscholver alleen natuurlijk niet ‘de’ oorzaak zijn, de studie noemt ook de opkomst van grijze zeehonden en vele andere factoren. Met een schot hagel aan oorzaken tref je als ecoloog altijd doel, zonder ongenuanceerd te klinken. En je houdt ruimte over om ‘meer onderzoek’ te kunnen doen tot de hel bevriest.
Kierbesluit en 1500 meter visserijvrije zone
Volgens de onderzoeksleider van het zalmfokcentrum in Duitsland (er zijn drie fokcentra, twee met publiek geld) zijn de oorzaken van lage terugkeer al jarenlang onderzocht. Van predatie door aalscholvers, tot de tot voor kort potdicht zittende Haringvlietdam die de hele hoofdstroom van de Rijn naar de Noordzee blokkeerde.
Sinds 2018 ging die dam uit 1971 bij vloed tijdens vistrektijd op een kier, begeleid door onderzoek.Hoeveel zalm daar dan door komt, zo’n spleet in een dam van drie kilometer is onbekend.Door druk van Duitse sportvisserijclubs en natuurclubs die miljoenen euro’s investeren in de fok van zalmpjes en aanpassingen van waterkrachtcentrales, zou dit jaar een visserijvrije zone achter de Haringvlietdam moeten komen van 1500 meter.
Dat kwam via een ‘brandbrief’ van 24 clubs in 2019 gecoördineerd door het WNF. Zij citeren daarin de belangenclub van Duitse sportvissers:
Stephan Spahn, Deutscher Angelfischerverband: ‘Maar al deze inspanningen kunnen voor trekvissen teniet worden gedaan als die rond de Haringvlietsluizen in een net belanden. Natuur en visserij kunnen prima samen gaan, maar op deze kwetsbare plek is bescherming nodig voor trekvissen. Met de brandbrief roepen wij namens 24 natuurbeschermings- en sportvisserijorganisaties de Nederlandse overheid daarom op om een ruime beschermingszone in te stellen rond de Haringvlietdam.’
Wanneer van die weinige terugkeerzalmen per ongeluk 1 in een visnet komt, dan is dat al veel op de totaal 40 die uiteindelijk in het Rijnland terugkwamen afgelopen jaar. Dat idee liep vervolgens vertraging op omdat Rijkswaterstaat die maatregel dan bij ALLE waterkeringen zou willen opleggen.
Neergaande trend afgelopen 10 jaar
Mogelijk lieten de Duitsers en Zwitsers zich te zeer leiden in een soort hetze tegen visserij, door de Nederlandse Rewilding-lobby van WNF. Het eerste advies voor zo’n 1500 meter visserijvrije zone komt van Bureau Stroming uit 2017, oftewel de evenknie van Ark Rewilding Nederland. We zien immers, dat de visserij op de rivieren en Voordelta enkel verder afnam in de tijd, dat de terugkeer van zalmen ook verder afnam..
Het belang van de laatste beroepsvissers bij HERSTEL van de zalm zou je beter benadrukken. Zonder de laatste binnenvissers kun je nergens zalmen vangen en monitoren. Ik sprak al diverse vissers die voor zowel Sportvisserij Nederland als voor Wageningen UR op jacht gingen naar zalmen.
Adri Vieveen (uit Woudrichem)die voor Wageningen UR jaarlijks de monitoring doet in de Merwede, ving bij de intrek in april dit voorjaar slechts twee terugkerende zeeforellen. Hij ziet de afgelopen tien jaar een afname aan terugkerende zalmen en (hun nauwverwante) zeeforellen. Zijn naamgenoot Vieveen uit Woudrichem, Visserijbedrijf Vieveen stelde, de enige visser met witvisrechten:
Vroeger waren hier 30 boten actief, nu nog maar 1, toch blijven wij de Boeman bij Sportvisserij Nederland (die met WNF samenwerkt RZ)
Hij vangt ook nooit zalmen of forellen, ‘en als het aan mij ligt zijn het er geen’…Want je kunt niks met bijgevangen zalm en moet ‘m direct weer loslaten. Hij stelde vrijwel nooit een zalm of forel in de netten te krijgen in het rivierengebied.
Zeeforellen worden ook in Duitsland, Frankrijk en Zwitserland losgelaten. De zalm kan hybridiseren met de zeeforel, die blank vlees heeft. De zalm ken je van z’n roze vlees.Dat een neergang plaatsvindt van intrekzalm was ook de observatie van Job Bout, die als beroepsvisser enkele malen (2018) voor Sportvisserij Nederland in het voorjaar met Ankerkuil viste op zalm en forel in de Waal. Die ving in twee weken in april twaalf visjes.
Zo lijkt het dus, dat de Duitsers nu al het vuile werk opknappen, en hun inspanningen in Nederland vast zien lopen.
‘De Rijn verbouwd tot industrieel afvoerkanaal’ (1900)
In 1900 was al duidelijk wat de hoofdoorzaak van de implosie van het Rijnzalm-bestand was. Dat kun je lezen in dit Wageningse RIVO-onderzoeksrapport uit 1989 van SJ De Groot dat de mogelijkheid van (hernieuwde) zalmherintroductie beschouwde. Zij halen Prof.dr. PCC Hoek aan in ‘De Staat van de Nederlandse Zeevisserij’:
The decline in the fishing industry over recent years has been brought about by a number of factors such as hydraulic engineering projects required for regulating the water discharge and improving navigability,the pollution caused by cities, factories and theminingindustry as well (steenkool. RZ) as shippingmovements and the fishing industry itself.
Man,in his efforts to control nature, must accept responsibility for allowing the Rhine – and to an even greater extent other West European rivers – to degenerate from a large natural watercourse with small islands,shallows, meandering sections, ox-bow lakes and creeks, its pure clear water supporting a wealth of flora and fauna, representing a veritable el dorado for spawning fish, into something approaching a discharge channel closed in between steep straight banks and dredged to the required depth for shipping purposes.
Whereas in the past, salmon ascending the river system to breed had access to all the tributaries in the upper reaches of the Rhine, nowadays, the building of weirs for wood mills and other industrial purposes has greatly reduced the opportunities for them to reach their natural spawning grounds.”
De tot industriekanaal verbouwde Rijn, zal nooit meer die zalmrivier van weleer kunnen zijn…Dat zagen ze in 1900 al, met een fractie van de huidige 1900 scheepsbewegingen met zware motoren op de Rijn in Duitsland en Nederland per dag.
Ook met de vele vispassages en verbeterde waterkwaliteit er bij, lijkt het een utopie dat de zalm ooit weer terugkeert.
Nu kan thermische vervuiling een negatieve rol spelen (het schijnt dat een derde van alle Rijnwater ergens fungeert als koelwater voor industrie), maar ook opwarming van de zijrivieren in Duitsland. De Zalm is een koudwatervis, die bij hoge watertemperaturen in zijn opgroeigebied een te hoog metabolisme (stofwisseling) ontwikkelt. Boven de 15 graden vinden ze er al niks meer aan, en de eitjes kiemen normaliter bij een temperatuur tussen 2 en 6 graden.
Wanneer een goed begin het halve werk is, dan beginnen