Wageningen UR en SOVON Vogelonderzoek verzonnen 13 maart het doemverhaal ‘broedvogels in de Waddenzee blijven het moeilijk hebben’, volgens de ‘glas-is-half-leeg’-methode.
Het persbericht ventileert de gebruikelijke ellende die je niet kunt afleiden uit de data in het eigenlijke onderzoeks-rapport. Want het gaat hier op zijn best om een zwak onderbouwde trend in slechts 2 % van de vogelsoorten die in het Waddengebied broeden.
Een voorbeeld: Niet alleen vertonen veel soorten als lepelaars een spectaculaire populatie-toename, en breidden grote sterns hun leefgebied uit in de Oostelijke Waddenzee.
Bij statistische middeling van de ’trends’ van broedsucces van de slechts 10 bekeken soorten, blijkt ook GEEN significante afname te concluderen in het broedsucces sinds 2005. Terwijl dat de claim ‘moeilijk hebben’ zou moeten ondersteunen in de media-berichtgeving.
Dat geven ze zelf toe op bladzijde 39 in het rapport, het zijn hun eigen woorden die de goede verstaander oppikt:
De boodschap is overigens de zelfde als die van Kees Koffijberg met Wageningen UR in 2012 in de wereld bracht, zie hier dit bericht van Wadden Sea Secretariat.
Let op, hoe ze een algemene neergang suggereren richting Jan Publiek. Een ’trend’, die langjarig zou zijn, en voor alle Wadvogels zou gelden. Terwijl het vermeende probleem gaat over tijdelijk laag en per locatie wisselend BROED-succes van 3 van in totaal 10 geselecteerde soorten, kluut, scholekster en noordse stern.
Dus een neergang in broedsucces, bij 3 van de minimaal 150 regelmatig en onregelmatig soorten broedvogels van het Waddengebied. Dat is 2 procent van de soorten van het gehele Waddengebied.
Die paar soorten moeten een nood-toestand suggereren die beleids-ingrijpen rechtvaardigt en ‘monitoring’ ( = baantjes voor SOVON/Wageningen UR).
Naast de eerder vermelde lepelaar: zie ook de Grote Stern wiens broedsels volgens het persbericht door zeespiegelrijzing zou moeten verzuipen:
Ik Lieg, Hij Loog, Wij Ecologen
Iedere stelligheid over ‘oorzaken’ en ’trends’ is hier op zijn best kort door de bocht.
Zo meten de onderzoekers niet eens ieder jaar op de zelfde locatie. Zo werden op Terschelling in 2015 van 3 soorten nestgegevens verzameld, maar in 2016 telde Terschelling in het geheel niet mee.
We zien bij de presentatie van Koffijberg kortom, alle 4 van de 4 basale kenmerken van pseudowetenschap, die ik in Elsevier Weekblad beschreef:
- a. data-selectie van soorten (Truc2: rotzooi er in rotzooi er uit truc + Truc 4:kersen plukken), er broeden minimaal 150 soorten vogels in het Waddengebied, het gewicht ligt op een zeer beperkt (10) aantal soorten die vanwege beleidsdoelen zijn gekozen. De keuze van die beleidsdoelen is gebaseerd op eerdere afname sinds 1990.
- b. die afname wordt vooral bepaald door 1 soort (Truc 4: kersenplukken), de scholekster die in het Waddengebied in populatie halveerde
- c. baseline selectie (Truc 1: IJkpunt): de trend sinds 1990 valt samen met de majeure milieuverandering door milieubeleid
- d. data zijn hap-snap verzameld, zelfs niet jaarlijks op de zelfde locatie (Truc 2: rotzooi er in rotzooi er uit ) en daarmee truc 3: valse concreetheid: eenduidige oorzaken suggereren die geen relatie met de realiteit tonen.
Van die afname van de scholekster die pas 1990 begon, is de hoofdoorzaak wel bekend (afgenomen fosfaat-toevoer die primaire productie+ schelpdiergroei doet afnemen), alleen hebben onderzoekers van SOVON financieel belang bij het zo lang mogelijk ontkennen van basale biologie (Redfield Ratio).
Omdat SOVON cs het CHRIP-project op overheidskosten in de lucht moeten houden, om zichzelf aan het werk te houden.
Scholeksters zijn nu weer net zo algemeen als in de jaren ’50.
Bij de mossel-etende eidereend (zie het Phd-onderzoek van Christensen 2005) geldt een zelfde verhaal. Die eend begon pas in de jaren ’50 op de Waddeneilanden in hoge aantallen te broeden. Na zich in 1906 in het Waddengebied te vestigen.
Eutrofiëring (fosfaat) die zijn schelpdier-voedsel hielp toenemen in groei, dat lijkt de grootste oorzaak van spectaculaire toename tot eind jaren ’80. Dat is geen mening maar constatering gebaseerd op basale biologie: Redfield Ratio, en experimentele schelpdiercultuur.
Zeespiegelrijzing? Nul (uitzonderlijke) invloed
Ook liegt Jenny Cremer van Wageningen UR in het persbericht van Wageningen UR – vrolijk door de Waddenvereniging gepapegaaid– wat over ‘zeespiegelrijzing’ die het- van jaar tot jaar zeer variabele- broedsucces zou beïnvloeden. Die bewering weerspreekt ten eerste het eigen onderzoek.
Sterke aanlandige wind in het vroege voorjaar met hoge waterstanden, werd begin april 2015 gemeten. Die had geen invloed volgens de onderzoekers op het broed-resultaat, en 2016 had stormvloed geen invloed volgens de onderzoekers:
De jaarlijkse zeespiegelstijging is al 120 jaar constant, ongeveer 1,5 mm.
Van de 10 gemonitorde soorten kunnen alleen visdief, grote stern en Noordse stern invloed ondervinden van een opdringerige zee. Wanneer gaswinning op Ameland bijvoorbeeld via bodemdaling (30 cm) niet veel meer invloed heeft op de relatieve zeespiegelrijzing.
Maar de Noordse stern neemt sterk in aantal toe in het Duitse Waddengebied, zo tonen de eigen data. Terwijl zeespiegelrijzing daar even snel verloopt als bij ons.
Ergo, zeespiegelrijzing kan– dat is niet mijn ‘mening’ maar constatering- geen oorzaak zijn voor jaarlijks zeer variabel broedsucces. En van dat succes is sinds 2005 geen statistisch significante afname te zien.
Wel zien we dat de gegevens voor een beleidsdoel worden verzameld: men moet iets roepen over klimaatverandering van de Haagse beleidsmakers die WOT-onderzoek betalen, zoals Henk Groenewoud (Directie Biodiversiteit).
Is het ‘onderzoek’ van Koffijberg en collegae dan volstrekt waardeloos?
Nee: we zien dat PREDATIE door bruine ratten en vossen een groeiend probleem is. Voor grond-broedende vogels is heel Fryslan Butendyks dankzij de combinatie van paarden- en koeienhoeven met vossen al geen broedgebied meer voor grondbroeders. Want natuurclub It Fryske Gea krijgt per hectare 150 euro pachtsubsidies van veeboeren. Dus krijgen koeien en paarden voorrang krijgen op vogels.
Maar nu vreten bruine ratten op Vlieland dus ook de legsels van eidereenden op.
En langs de Groninger Waddenkust vreten vossen zich een weg door de legsels. Daarom bouwde Noord Hollands Landschap bij Kuitje Den Helder ook dit fort omringd door water: dan kunnen daar nog bergeenden, kluten en andere vogels veilig broeden, beschermd tegen vossenpredatie.
Conclusie: ‘onderzoek’ voor beleids-prostitutie
We hebben hier kortom te maken met typisch ‘beleids-relevant’ onderzoek. Dat houdt in dat Haagse ambtenaren Wageningen UR en SOVON betalen om een wetenschappelijk ogende jas te breien rond beleids-voornemens.
- Zie ook mijn bericht over de fabricage van een trend’ (Boerenbedrog) bij ‘boerenland-vogels’ door SOVON/CBS/PBL die als pressiemiddel tegen boeren worden gebruikt, bij suggereren van een vals verband met pesticiden.
- En hoe SOVON goed vogelnieuws bij klimaatverandering (meer soorten, en ook meer noordelijke soorten in NL) verdraait tot slecht nieuws.
- En hoe CBS/WNF ecologisch negativisme over de Noordzee zaaien om visserij te belasteren.
- In dit geval van ‘slecht broedsucces Waddenvogels zoekt men een beleids-rechtvaardiging voor Co Verdaas (PvdA) zijn baantje bij de Wadden Sea Board, en een Joint Declaration om met academie-prostituees van 3 landen gezamenlijk nieuwe conferenties te organiseren en publieke gelden aan te boren. Met beroep op ‘de vogelstand’ .
Via stapels rapportverwijzingen (Blabla et al 2008, Leuter et al 2005) wekt men de suggestie van wetenschappelijke hardheid.
Daarvoor hebben we dan een ‘Netwerk Ecologische Monitoring‘, dat hap-snap data bij het CBS door Arco van Strien aan elkaar laat rijgen via het TRIM-model. Dat model maakt data waar er geen zijn.
Zo houdt de beleids-trein zichzelf rijdend met beroep op een permanente ecologische noodtoestand. Daarom roepen ze ook iets negatiefs over ‘DE’ visstand, want trilateraal project Swimways zoekt beleids-rechtvaardiging, en voor Arjan Berkhuysen (vm Waddenvereniging) zijn nieuwe baantje als ‘expert’ in Vismigratie (het is een marketeer/bedrijfskundige)
Alarmisme over de natuur levert (subsidie)geld op. Zo kunnen ze zulke vogelfortjes publiek gefinancierd krijgen, als hierboven. Het Waddenfonds moet op. CEO’s van multinationals en energiebedrijven kunnen zo hun geweten afkopen met geld voor milieuclubs.
Ook zaait men zo een sfeer van ecologische nood-toestand die dan publiek geld voor ‘natuurherstel’ losweekt, en ter rechtvaardiging van peperdure infrastructuur-projecten als de Vismigratierivier.
De marketing-afdeling van Vereniging tot Behoud van de Waddenvereniging heeft zo weer iets negatiefs te papegaaien:
De realiteit is: je kunt van alle 100-200 vogelsoorten altijd wel een paar vinden waarmee het tijdelijk weer eens minder gaat. Zo werkt de natuur.