Vechtmonniken Ludingakerke streden tegen klimaatverandering

Koetille, hier stond De Sint Martinus Abdij van Ludingakerke

Na afgelopen zaterdag voor het eerst te horen over een in 1158 gestichte Sint Maartensabdij van Ludingakerke bij Harlingen, vonden we de volgende dag de exacte locatie: Koetille City, een buurtschap aan een afsplitsing van de Ludingaweg in de Ludingapolder. Daar in dat stukje allemansland onder de rook en windmolens van de Friese havenstad stond de Abdij op een verhoging in het land. Dat relief kun je nog steeds zien.

Je ziet het land oplopen

Abdij van Rochefort, een Benedictijner abdij

Koeienbrug voor veedrijvende monniken
Een homegrown bewoonster van Koetille (nr 8), die de post rondbracht, vertelde een aardige anekdote uit de jaren ’70, toen ze nog een jonge meid was. Hoe de laatste tastbare restanten verdwenen na bijna 500 jaar. Er was namelijk nog een andere heuvel.

De aangrenzende boer liet een aannemer Maurits Westra toen die heuvel in zijn land egaliseren met een graafmachine. Maar bij het grondverzet kwamen toen allemaal skeletten boven. Dat waren de resten van de begraven monniken van het Ludingaklooster, en de heuvel was dus hun grafheuvel geweest. De boer liet de aannemer die skeletten met wat grond maar snel toedekken, niet verder vertellen.

Anders zouden er maar van die mensen met metaaldetectors komen. En voor je het weet claimen archeologen je grond voor onderzoek.

Restant Ludingastate

Zo verdween dus ruim 40 jaar terug een stoffelijk restant van het klooster dat in 1518 werd verwoest. Tot de Reformatie (1580) bleven de Abten van Ludingakerke in het klooster in Achlum wonen (hun dependance), tot ook dat met al haar bezittingen door De Staat werd ingenomen en verpatst. Van de abdij is nu dus verder niets meer te zien is, behalve dan de terp, het relief waarop de kloostergebouwen stonden.

Nog nooit van gehoord, Koetille en U waarschijnlijk ook niet. Terwijl uw Rechtse Hippie vroeger in Harlingen op school zat, en de omgeving als de broekzak meende te kennen.

De meeste auteurs plaatsen het klooster bij Midlum, maar dat ligt aan de overkant van het huidige Van Harinxmakanaal dat toen als zeearm bestond. De monniken hadden aan de andere kant van het water landerijen, dus kwam er een ‘Til’, net als bij Doods-til in Groningen betekent dat een brug, koeienbrug dus. Dan konden ze de landerijen aan de overzijde met het vee bereiken.

Gevelsteen Ludinga 1887

Het tramhuisje

Van een veel latere periode, de 19de eeuw staat daar nog het stationshuis van de paardentram. Daar trokken paarden een tram over de Koeientil via een spoor dat langs Mariengaarde tot Dokkum liep.

Om bij Ludingaklooster te komen volg je de Monnikenweg tussen Arum en Achlum, in die laatste plaats vestigde een dependance van het Ludingaklooster. Die monniken zijn nu weg. Dan stuit je op de Slachtedijk die in de 12de eeuw door het wereldlijk gezag werd aangelegd, als extra kering (in het land) tegen het groeiende gevaar van stormvloeden.

Die dijk valt dan samen met de Ludingaweg, die door de Ludingapolder kronkelt als restant van een andere zeedijk. Op de driesprong met de Slachte en Ludingaweg vind je dan de boerderij ‘Monnikenbild’.

Ludingaweg

Monnikebild, boerderij

Stormvloed-tijd
De monniken waren succesvolle veehouders met 1157 hectare grondbezit in de omgeving. De monniken hielpen volgens de Wikipedia-pagina ook Harlingen opstoten in de vaart der volkeren. Dat deden ze door grachten te graven voor de scheepvaart. Aanvankelijk grensde een dorpje Almenum aan wat nu de stadskern (binnen wallen) van Harlingen is.

Die havenplaats werd later vernoemd naar Harlinga-state, dus een Familie Harlinga, zo gelooft men. Harlingen kreeg alvast eerder (1224) stadsrechten dan bijvoorbeeld Leeuwarden en Franeker maar ook Amsterdam.

We zitten dan in de 13de eeuw, de bloeitijd van de Hoge Middeleeuwen met enerszijds een warm klimaat en stijgende zeespiegel, en anderszijds steeds stormvloeden die het land opeten tussen de barriere-eilanden (de huidige Waddeneilanden van NL tot Noord Duitsland) en de kwelders in de ‘Seascapes‘ van de huidige waddenregio.

Al snel vergaarden de monniken van Ludingakerke ook landerijen overzee met zogenaamde ‘uithuizen’ en ‘uithoven’, zoals op Texel bij Den Burg (een versterkte ‘stede’). Daarover verhaalt een schrijfster Irene Maas. Maar ook op het deels aan kwelderland vastzittende Griend waren de monniken van Ludinga thuis.

De monniken zijn nu weg uit Achlum, dependance van Ludingakerke

Halte Monnikenweg bij Achlum, van 1518 tot 1580 zouden de resterende kloosterlingen van Ludinga hier huizen

Griend verdween grotendeels in zee bij de Sint Luciavloed van 14 december 1287. Eerder in 1170 had je de Allerheiligenvloed die het begin schiep van wat je nu de Waddenzee noemt. Toen brak een vloed door de duinenrij die Texel nog aan Holland vastklonk. Zo sleet het Marsdiep uit tussen huidig De Helder en Texel en ontstond de Zuiderzee. Maar ook Wieringen werd toen een eiland.

Zuiderzee, dus geen Waddenzee

Op een kaart uit 1664 van Harlingen zie je ook dat ze niet de naam ‘Waddenzee’ gebruiken maar ‘Zuiderzee’, als spiegelbeeld van de toen al gebruikte Noordzee. Die Zuiderzee sleet dus uit als verlengde van de Vliestroom, en zou uiteindelijk in de 15de eeuw ook het Benedictijner Sint Odulfus-klooster voor Staveren opslokken, de Benedictijner Abdij bij de Friese vrijheidstrijd van 1345 nog zo’n heroische rol speelde.

Vogeleiland Griend, ooit in beheer bij Ludingakerke, nu van gesubsidieerd grootgrondbezitter Natuurmonumenten

Het Sint Odulfus Klooster werd na beschadiging in 1413 niet herbouwd. Al in 1307 was dit klooster door stormvloeden in het water komen staan van de groeiende Zuiderzee.

Wat toen op de kaart uit ‘Wadden’ bestond, dat waren toen nog echte kwelders, meer land dan zee, maar ook vaak zee. Het Westelijke Wad, de Zuiderzee dus werd een steeds betere vaarweg,. Aan de oostzijde in Oostergo bij Dokkum slibde de zeetoegang steeds meer dicht. Dus kreeg Harlingen de admiraliteit (marine) in de 17de eeuw van Dokkum als vroeger zeehavenstad aan het dichtslibbende Dokkumer Diep. Al viert Dokkum nu nog steeds ‘admiraliteitsdagen’.

Grondbezit Ludingakerke tijdens inbeslagname door De Staat in 1580 uit presentatie J.A Mol 2013 Waddenacademie, Oerol-college Terschelling

Offensieve Bedijking en Defensieve bedijking
Toen de monniken van Ludingakerke zich ondermeer vanuit Limburg (Koosterrade/Rolduc) vestigden in 1158 was de Middelzee die Westergo van Oostergo scheidde net aan het dichtslibben.

De (cistercienzer) monniken van het klooster Bloemkamp bij Hartwerd/Bolsward hielpen dat proces verder met zogenaamde ‘offensieve bedijking’. Dus via het afdammen van aangeslibd terrein van zeearmen als de Marne en Middelzee. Die monniken maakten waarschijnlijk ook de dijkverbinding dwars op de Middelzee die Easterwierrum met Raerd verbindt (tussen Leeuwarden en Sneek), die men nu ook abusievelijk ‘Slachte’ noemt.

Want daar loopt de moderne Slachte-Marathon nu wel over met Raerd als eindpunt. Dan steken ze dus de Middelzee over, en haar laatste restant dat nu de Zwette heet. Terwijl de echte Slachte op de kaart van Nicolaas Geelkerken (1665) dus doorloopt naar boven richting Het Bildt.

Slachtedijk bij Achlum met scherpe boterbloem en veldzuring

Wonnen de monniken de Middelzee en haar zijarmen voor de landbouw. Aan de Westelijke kant van Westergo kreeg de zee steeds meer greep op het land, en waren hogere defensieve dijken nodig. Zo was ook de Slachte al opgeworpen in de 12de eeuw als tweede ring rond het boerenland. Het is niet duidelijk of de monniken van Ludingakerke ook aan de bouw van die Slachtedijk meewerkten.

De zee kon steeds verder oprukken omdat veenpakketen van soms wel twee meter dik wegsloegen (je vindt die pakketten nog met vissers in het Marsdiep, net als hout van vroeger bos), en daarin hadden mensen (ook monniken) een grote rol. Want die staken het veen voor turf als brandstof, ondermeer als verwarming voor de opkomende steden.

De Slachte: tussen Oosterwierum en Raerd is het niet de Slachte maar een door de monniken gelegde dam op de Middelzee

Augustijnen met karakter van Filistijnen
In die fysische omstandigheden en landschappelijke verandering van de Warme Middeleeuwen kun je dan ook de bloei van activiteiten van de monniken van Ludingakerke plaatsen. Ze vochten op de grens van zee en land tegen de oprukkende natuur, om die te cultiveren, kozen uitdagende plaatsen uit in de wildernis. Zoals ze ook hun geest cultiveerden.

Het waren Augustijner monniken, de leefden volgens de iets relaxter regel van kerkvader Augustinus uit zijn (bij onze Abdij in bezit zijnde) boek ‘De Stad van God’. Een bewoner van de boerderij waar ooit de Ludingastate stond (oude boerderij) had nog een ‘Ludinga’-gevelsteen boven de deur van zijn boerderij, uit 1887.

Die bewoner had in huis ook nog de afstudeerscriptie liggen van een theologiestudent Freerk Hovinga uit de jaren ’90, die nu predikant is in Winterswijk.

Bloemkamp (Floris Campus), alleen de naam bestaat nog met enkele boerderijen op een verhoging

De titel ‘Een Roofnest, moortkuyl ende spelonck der dieven’ spreekt al boekdelen over de mentaliteit van de monniken van Ludinga. Het begon zo vroom, met de Abt Wigboldus die door de Bisschop van Utrecht was benoemd. Maar later in de veertiende eeuw ontpopten de Friese monniken zich tot losbandige vechtmonniken, die ook met het concurrerende Cisterciënzer klooster Bloemkamp ware veldslagen leverden.

Zoals beschreven bij mijn bezoek aan Bloemkamp, ontspon een conflict tussen Ludinga en Bloemkamp in 1370 tot de ‘Slag bij Arum’ waar in een veldslag tussen beide kloosters 130 monniken het leven lieten. Zo raakten de kloosters in moreel verval, en rond 1400 daalde de aanwas van lekenbroeders, de steunpilaren van de gegroeide landbouwbedrijven.

Proefschrift over Ludinga, de theoloog heeft het niet meer in zijn computer.

In 1429 werd de Abdij van Ludinga wegens wanbeheer tot priorij gedegradeerd, en onder de hoede geplaatst van het klooster Windesheim bij Zwolle. Dat toont de Abtenlijst, die de voornaamste historische bron is voor het Ludingaklooster. Dat Windesheim bezochten we deze zomer al, hier werd de eerste Bijbel in het Nederlands vertaald.

Beroemdheden als Thomas a Kempis huisden er en schreven de ‘Imitatio Christi’. Dat boek had een andere boodschap dan de van vechtlust broeiende Friese Ludinga-monniken. In Windesheim maakten ze juist de Moderne Devotie door van Geert Groote (uit Deventer).

Al krijg je ook bij het lezen van de regel van Augustinus het gevoel: ja, zo schrijf je wanneer je bejaard bent en der dagen zat. Dan kan iedereen soft zijn naar de ander.

Vechtmonnik

Dat je de leefwijze van een dooie voorschrijft, al dat geduldige en lankmoedige. Brrrr.

Terwijl, als je nog kolkt van levenslust en energie, dan wil je daar ook wat mee. Dan zou je liever eerst lekker op kruistocht gaan, avontuur zoeken en een robbertje vechten, wat Saracenen en Mohammedanen doorklieven, een blonde Friezin bij de billen pakken.

Een ranglijst van grondbezit in scriptie Hovinga, met Mol als bron, met dank aan de bewoner van Ludinga-state. Ludinga stond op 9 met 1157 hectare

Mol is Bok op de Haverkist van Friese monnik-geschiedenis
Al waren de Friese monniken dus duidelijk niet te beroerd om te werken. Want hoe anders kun je zo je grondbezit en kapitaal uitbreiden? Zo komen we ook bij de meest aangehaalde bron over Friese monniken van dit moment, Johannes Mol van de Friese Akademy en Leiden Universiteit. Zeg maar de bok op de haverkist van de Friese monniken-historie, omdat hij klooster-Latijn kan lezen.

In dit artikel voor de KNAW uit de jaren ’90 houdt hij een lang en fijnmazig betoog over de juiste datering van de vestiging van het klooster (1158). En hoe de Bisschop van Utrecht van een Friese familie afstamde (Van Bierum), en hoe die bisschop zijn zoon  (verwekt voor de priesterwijding) in het klooster van Rolduc (gesticht in 1106) terecht kwam (Kerkrade). Het klooster in Zuid Limburg, vanwaaruit Ludinga werd gesticht.

Dus zien we dat de Bisschop van Utrecht de stichting heeft geholpen van Ludinga. Mol zijn (oude?) theorie is dat al die Friese kloosterordes van verschillende gezindtes zich in de 12de en 13de eeuw in Friesland vestigden omdat hier al rijkdom was. Dus dat ze teerden op de welvaart, in plaats van deze vermeerderden.

Mol schrijft een beetje als een linkse zeikerd (de PvdA of erger) die in ‘rijkdom’ als zero sum game gelooft. Dat de rijkdom en winst van 1 ten koste van de ander moet gaan. En dat rijke families die monniken in crowdfunding steunden als kaartje naar de hemel. Zo kocht de Abdij van Ludingakerke haar bezitingen op Texel van de Graaf van Holland (vier uithoven, twee kerken), of ze kregen het deels geschonken.

Je kunt duidelijk de verhoging van het land zien. Met meneer Stormmeeuw

Tegen over de ‘ze parasiteerden op bestaande welvaart’-theorie van Mol kun je de Rypothese zetten: De monniken vermeerderden hun talenten, conform het verhaal van Jezus uit de Evangeliën, waar Mol ze onder de grond stopt.

Je kunt natuurlijk ook- vanuit een positieve filosofie- door hard werken en slimme landbouw, veeteelt en handel je kapitaal uitbreiden, zodat de Friese en Groninger (ook Friezen) monniken ongeveer 20 procent van alle cultuurgrond bezaten. Terwijl de Eelke Lok-achtige Friezen met hun Partij van de Afgunst (PvdA) wat bij de Vakbond zaten te demonstreren tegen ‘ongelijkheid’.

De monniken brachten volgens de Rypothese door hun functie als geletterd beschavingscentrum en aanwezigheid juist de welvaart en waterveiligheid. Zodat ze de hele streek op een hoger plan tilden. Veel kloosters vestigden zich juist op de grens van cultuur en wildernis, om die wildernis te cultiveren. Ook de Achelse Kluis (Benedictijns) ontstond in een muggenmoeras op de Belgische grens dat de monniken hielpen ontginnen.

Dat is een teken van welvaartscreatie, niet verpatsen.

Het niemands/allemansland van Koetille met industrieterrein Oostpoort aan overzijde kanaal

Zo kun je door verkoop van de vruchten van je land meer land verkrijgen. Want wie veel heeft kan nog meer vergaren. Zoals iemand die niets heeft ook niets kan investeren. (dat heet ‘het Mattheus-principe’) Het klooster van Aduard in Groningen zou de grootste grondbezitter worden (6000 hectare grondbezit), evenveel land als nationaal park de Hoge Veluwe. Maar slechts een fractie van wat grootgrondbezitter Natuurmonumenten van De Staat kreeg sinds 1990 (ruim 20 duizend hectare)

Toen doneerden mensen aan monniken om het land te cultiveren, Nu geeft de Postcode Loterij honderden miljoenen euro’s aan groene clubs die het juist de-cultiveren en die oorlog tegen cultuur voeren. Zoals Groene Pies.

Andere bronnen zijn veel positiever over de bijdrage die monniken van vele gezindten leverden aan de welvaart, beschaving en het landschap van Friesland. Zoals van de Cistiercienzer monniken van Bloemkamp, die na een overstroming bij Weidum door de Middelzee het in onbruik geraakte land kregen.

En die dat tot vruchtbare polders beheerden, waar de vertrokken eigenaren het na die vloed wel voor gezien hielden.

Ook het Kennisdocument ‘Ontgonnen Verleden’ van Adriaan Haartsen uit 2009 van het Ministerie van LNV over de wordingsgeschiedenis van het Friese landschap, roept de grote rol die monniken bij bedijking speelden, bijvoorbeeld in Groningen bij Munnekezijl. Ook meer het beeld dat de monniken niet parasiteerden op bestaande welvaart, maar die welvaart en veiligheid juist schiepen, ze legden de belangrijkste dijken aan en bouwden sluizen.

Het allemansland van Koetille

Gunstig klimaat, dat later omslaat, oftewel: kies uw favoriete theorie en vindt er bewijs bij
Daarnaast had het wereldlijk gezag nog minder greep op het vrije Fryslan tot ongeveer 1400/1500. De Friezen beriepen zich op het Karels-privilege, en hadden slechts oor naar wat de Bisschop in Utrecht zei op geestelijk vlak. Dan kon je als Abdij dus eerder vrij spel krijgen, wanneer je een akkoordje met de lokale heersers sloot, dan in een door Hollandse graven en Saksische hertogen betwist gebied.

En zo kun je evenveel andere theorieën bedenken, allen even plausibel met een beperkte hoeveelheid echte harde feiten uit beperkte bronnen. Je kunt ook denken: er waren geen invallen van de Noormannen meer, dus was er geen gevaar dat een gesticht klooster direct geplunderd werd en in vlammen opging.

De klimaatheorie, daar kun je ook je kloosters mee doen bloeien: In de Warme Middeleeuwen was het klimaat gunstiger dan in de opvolgende eeuwen van de Kleine IJstijd. Dus werden de oogsten mogelijk steeds beter na 1100, en dus groeide ook de bevolking. Zodat kloosters aanvankelijk eenvoudig aan lekenbroeders konden komen (zeg maar de ‘buiten-monniken’, die het boerenwerk deden terwijl de binnenmonniken zongen en bidden)

Koeientil 8: of is dit dan de oude Ludingastate

Ook met gevelsteen, nu uit 1721

Je kunt de plotse opkomst van al die Friese kloosters in de 12de en 13de eeuw dus ook in een gunstig klimaat-perspectief zien, tot dit in de 15/16de eeuw verslechterde. Zoals tot ongeveer 1460 ook veetelende Vikingen op Groenland woonden, tot klimaatverandering (afkoeling) ze verdreef.

Die Friese lekenbroeders staken vol energie de handen uit de mouwen, groeven grachten, wierpen dijken op, schiepen vruchtbare polders, in een klimaat ongeveer even warm als nu. Terwijl Eelke Lok-Friezen ondertussen probeerden De Staat te manipuleren met klaagbrieven en spandoeken vol Rode Afgunstigheid. Als pre-Reformatorische variant op huidige Klimaatstakkers.

Zodat die Staat al het kloosterbezit als ware socialisten kon confisqueren en herverdelen onder de afgunstigen. Dat zou uiteindelijk in het (Voor de katholieken) rampjaar 1580 gebeuren, met een inmiddels almachtig geworden Staatsgezag, ook in het niet meer zo vrije Fryslan. Die herverdeling van welvaart zou als Reformatie de boeken in gaan. De ‘Gouden Eeuw’ kon toen beginnen, van Staats-gesubsidieerde piraterij, corporatisme en kaapvaart (VOC).

Abtenlijst Ludingakerke

De Deformatie
We maakten ook nog een stukje cultuurkloof mee. Tijdens het fotograferen van de strijd tussen mens en natuur, de natuurlijke historie, stuurden ouders hun dochter naar buiten, eind lagere school. Die begon op last van die ouders over aangetaste ‘privacy‘ en ‘sociale media‘ waarop die foto’s van Koetille niet mochten komen.

Het arme kind, met zulke ouders in deze rottijd van mobieltje-terreur en lamentabel onderwijs…

De lieve skat had na het doorlopen van de gehele lagere school van haar Tinderjufjes nog nooit gehoord van ‘monniken’, wat een ‘abdij’ is of wat de Middeleeuwen zijn. Ach, als ze maar zellufvurtrouwuh meekrijgen en de nieuwste mobiele telefoon om te kl-eppen. Kennis, wat heb je daaraan. 🙂 Het natuuronderwijs op de lagere school is nog beroerder.

Het lijkt me wel eens, dat we in een even heftige sociale overgangsperiode als eerder de Reformatie (1580) verzeild zijn. Die zou je misschien Deformatie kunnen noemen, van de cultuur. Of we zijn inmiddels in de Middenlevenscrisis? Dan schijn je ook op zoek naar je ‘wortels’ te gaan. En vind je op je geboortegrond waar je fascinatie voor abdijbier, monniken, martial arts, Metal en Middeleeuwen vandaan komt.

Fan Fryske Grun! Je blijkt er gewoon bovenop te zijn geboren, zie later deze week ook de foto’s van Klooster Lidlum.

4 Replies to “Vechtmonniken Ludingakerke streden tegen klimaatverandering”

  1. prachtig stik.
    En die ferreke eelke lok fryzen die net begrippen wolle wat labora betsjut
    Kist op de pleats Labora op Texel wol lekkere ies ite trouwens.

  2. Even een korte reactie op de tekst onder de foto van het voormalige trein-station Midlum-Herbaijum. Hier heeft nimmer een tram gereden, maar het is een restant van de voormalige spoorweg Harlingen – Stiens (De NFLS)* via de dorpen ten Noorden van de spoorweg Harlingen – Leeuwarden. Er reed wel een tram van Harlingen naar Bolsward.

    *NFLS = Noord Friesche Lokaal Spoorweg

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *