Gewapend met de Friese Bosatlas en haar fijne schaal, reizen we door het noordelijke landschap om de natuurlijke historie daarin te lezen: Hoe de strijd tussen mens en natuur de menselijke natuur vormde van het Friese land. Zo kwamen we nu terecht bij Dokkumer Nieuwe Zijlen, de sluizen die door Franeker ingenieur Willem Lore (1715) werden gebouwd als stormvloedkering tegen de Lauwerszee haar nukken.
Want bij stormvloed klotste dan ook het water in Dokkum over de kades.
Er kwam een watersnoodramp aan te pas die langs de gehele Nederlands-Duitse- en Deense Waddenkust duizenden slachtoffers maakte, voor ze dit grote project aanvingen, het afsluiten van het Dokkumer Diep.
Zo konden ze het aandeel onveilige (lage) dijken langs de Lauwerszee verkorten van 24 kilometer naar 2 kilometer. Voor de scheepvaart vanuit Leeuwarden en Dokkum naar zee (het Dokkumer Diep als onderdeel van de Lauwerszee) werden de sluizen gebouwd.
Die afsluiting lijkt qua project sterk op de afsluitdijk met sluizen die anderhalve eeuw later bij Zoutkamp (Groningen) werden gebouwd in het Reitdiep: de uitmondende Hunze (Aa) in de Lauwerszee. Die laatste afsluiting gebeurde in opdracht van de Stad Groningen, die bij stormvloed grote overlast van hoog water kreeg via de zeearm het “Reitdiep’.
Wel, ook Bonifatiusstad Dokkum kent dus haar eigen Reitdiep, het kronkelende Dokkumerdiep. Bij stormvloed veranderde die recreatievaart dan in een kolkende zeearm die tot in Dokkum overlast gaf. Die zie je hieronder op weg naar Dokkumer Nieuwe Zijlen tijdens een hoosbui:
Tussen het dorpje Ee en Engwierum zie je dat Dokkumer Grootdiep naar onderen slingeren, terwijl ooit door mensen een ‘bypass’ lijkt gemaakt met ‘Jaachpad’. Met dijken langs de vaart, nu slaperdijken die vroeger dus een waterkerende functie hadden. We liepen even door de zeeklei om die vertakking op de plaat te zetten, die dan de naam ‘Oud Dokkummer Diep’ krijgt:
En hier zie je dus het Oud Dokkumer Diep haar eigen ding doen, traag kronkelend door met riet bezoomd zeekleiland met steeds overal lichte glooiingen en dijkrestanten:
Kijk je op de Friese Bosatlas, dan lijkt die vaart met ‘Jaachpad’ bewust aangelegd of gegraven om een stukje af te snijden van dat Oud Dokkumer Diep, waarna de kronkel en die bypass elkaar bij Dokkummer Nieuwe Zijlen weer ontmoeten. Althans, zo lijkt het wanneer je de Bosatlas erbij pakt:
Dat is ook het beeld dat het informatiebord bij Nieuw Dokkumer Zijlen geeft, alsof die trekvaart met ‘Jaachpaad’ bij Enwierum er voor 1715 nog niet was:
Maar met de kaart van Nicolaas van Geelkerken er bij uit 1665, dus 50 jaar voor de afsluiting, dan krijg je een ander beeld. Dan zie je dat tussen trekvaart en Oud Dokkumer Diep sprake was van een eilandje omsloten door de zee van het Dokkumer Diep. Dus is die vaart langs het jaagpad dus toch een overblijfsel van een natuurlijke zeearm. En lijkt het informatiebord dus historisch onjuist.
En je ziet ook dat Zoutkamp – een militaire vesting uit 1580 aan het Reitdiep- bij ‘de Roussant’ lag, een eilandje waar nog steeds het pand van garnalenkoning Matthijs van der Ploeg naar is vernoemd. Dat heet hier Ruyge Sant.
We zien hier dus een heel zeegat, en zelfs Kollum lag aan een woeste zeearm. Nu ziet de trekvaart dat de Dokkumer Diepen verbindt tot de sluizen aan het jaagpad er zo uit:
…en zo stroomt die vaart dan weer als Dokkumer Grootdiep naar Ee., met linksboven de aftakking naar Oud Dokkumer Diep:
Aan de overkant van het water aan het Jaachpaad vindt gaswinning plaats, en het is weer vogeltrek. Dus de tapuiten, vogeltjes die in konijnenholen broeden- waren weer op trek te zien:
Ook zie je dus langs het stroomgebied allemaal oude slaperdijkjes, die dus het Grootdiep in toom moesten houden bij stormvloed. Na de aanleg van die sluizen werden deze dijkjes dus overbodig als waterkering. Dus moeten ze al van voor 1715 stammen.
We waren dus al in Bonifatiusstad Dokkum geweest, en bezochten in Aalsum de graven van Zeilmaker-voorouders samen met mijn ouwe mattie, maar nu graaf je dus ook iets boven van het verleden van Dokkum als zeevaardersbastion. De Friezen waren niet alleen boeren, maar vooral ook zeevarende handelaren die dan ook via het Dokkumer Grootdiep richting wereldzee voeren.
Wat ik dan nog niet snap. Is de Dokkumer Ee die langs Bartlehiem (het vroeger klooster Bethlehem) loopt, nu het overblijfsel van een natuurlijke rivier, die dan via het Grootdiep op zee uitkwam? Uiteindelijk was de Middelzee die Fryslan in tweeen spleet (Oostergo en Westergo) ook het uitvloeisel van de Boorne, hier de Friese B genoemd, ons antwoord op de Drentse Aa die als Reitdiep/Hunze & Aa (denk aan Adorp, A-kerkhof, en A-duard) uitmondt in de Lauwerszee.
Wie deze natuurhistorische informatie heeft over het Dokkumer Diep en Dokkumer Ee, reageer graag met tips en literatuur hieronder.
De Lauwerszee werd 50 jaar geleden tot Lauwersmeer getemd, een wat saai ‘nieuwe natuur’ gebied waar je zo’n zeearend kunt zien naar het schijnt. De Zoutkampers ‘herdenken’ die gebeurtenis nog steeds met halfstok-gevoelens. De echte zeehaven die het Gronings-Friese achterland bedient, dat werd Lauwersoog, een onmisbaar economisch centrum in een krimpgebied.
Daar zetten we deze Grote Mantelmeeuw nog op de plaat, Larus marinus, de ultieme Zeemeeuw en schrokop die andere zeevogels als papegaaiduikers in 1 keer kan opslokken.
Zo werd dus in 1969 dankzij de groeiende technische mogelijkheden en kapitaal in Nederlandse waterbouw de laatste steen gelegd aan een eeuwen durend afsluitproject. Want ook in de Lauwers waren al sluizen gebouwd in de 1882, die naamgevende rivier aan de Lauwerszee, die de natuurlijke grens van Noord-Friesland en Groningen vormt.
En zo met die natuurhistorische kennis gewapend ga je weer anders kijken naar een landschap, dat op het eerste gezicht enkel weiland met vaarten en sloten lijkt. Niets hoeft te zijn wat het op het eerste gezicht lijkt. Je ziet de lagen van historie in het landschap getekend, het 2D-beeld van de Bosatlas wordt plots 4D en je gaat ‘het’ zien.
Dus dan zit het zo: alles dat op de kaart nog ‘Dokkumer Diep’ heet was gewoon zee, een zeearm, die zich het Friese land invrat, en bovenste foto stond ik dan met de voeten in de zeeklei op het eiland in het Dokkumer Diep. Toen we de dijk van het Oud Dokkumer Diep volgden, kon je niet meer verder zonder een kapmes tegen de berenklauwen.
Dus zijn we door de sloot wadend maar op blote voetjes verder gegaan, wadend door de zompige klei. Trudy had geen bezwaar terwijl die heerlijke herfst-atmosfeer weer in de lucht hing, de geur van transformatie en overgang, het licht, en de oefenende F16s met nabrander open, cirkelend boven de Marnewaard. Wanneer je dan bij Engwierum ‘Gedenk te sterven’ leest, denk je even: vergeet vooral ook niet te leven.
Heerlijk dit.
Misschien helpt dit:
http://www.topotijdreis.nl/